Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, eerste aanleg - enkelvoudig civiel recht overig

ECLI:NL:OGEAC:2018:374

Op 9 November 2018 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is CUR201802258, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2018:374.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
CUR201802258
Datum uitspraak:
9 November 2018
Datum publicatie:
20 May 2020

Indicatie

Niet tijdige opzegging

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel

Zaaknummer: CUR201802258

Vonnis in kort geding d.d. 9 oktober 2018

inzake

de vennootschap naar Venezolaans recht

SISMADI C.A.,

gevestigd in Venezuela,

eiseres,

gemachtigde: mr. S.S.J. Vierbergen,

tegen

de naamloze vennootschap

BANCO DEL ORINOCO N.V.,

gevestigd in Curaçao,

gedaagde,

gemachtigden: mrs. T.E. Matroos, R.U.A. Helberg-Proctor en C.A.W. van den Broek.

Partijen zullen hierna Sismadi en BdO genoemd worden.

1
Verloop van de procedure
1.1.

Sismadi heeft op 10 juli 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Bij e-mails van 23 augustus hebben zowel mr. Van den Broek als mr. Vierbergen nadere stukken ingebracht. De mondelinge behandeling heeft op 24 augustus 2018 plaatsgevonden. Beide Partijen zijn daarbij bij hun gemachtigden verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota’s.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2
De feiten
2.1.

Sismadi houdt bij BdO een spaarrekening (rekeningnummer [nummer A]), een lopende rekening (rekeningnummer [nummer B]) en een termijndeposito met vervaldatum 21 juni 2018 (depositonummer [nummer C]) aan met een totaalsaldo van US$ 201.659,56.

2.2.

Op 8 juni 2018 heeft Sismadi de termijndeposito opgezegd. Bij formulier van 15 juni 2018 heeft BdO al haar rekeningen bij BdO opgezegd, met het verzoek tot uitkering van de tegoeden over te gaan.

2.3.

BdO is niet tot uitvoering van de verzoeken van Sismadi over gegaan. BdO heeft het termijndeposito vervolgens toch met een jaar verlengd.

2.4.

Sismadi heeft BdO bij brief van 28 juni 2018 in gebreke gesteld en verzocht om haar rekeningen bij BdO op te heffen en het totaalsaldo van haar rekeningen aan haar uit te keren.

3
Het geschil
3.1.

Sismadi vordert om, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

Gedaagde te willen veroordelen en te bevelen om het bedrag van USD 201.659,56 (= NAf 364.135,71), welke aan eiseres toebehoort, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van 28 juni 2018 tot en met de dag van algehele voldoening dan wel vanaf een door het Gerecht in goede justitie vast te stellen tijdstip, binnen 3 werkdagen hetzij door overboeking, hetzij via een bankiers cheque aan eiseres te doen toekomen wegens wansprestatie dan wel onrechtmatig bezit en ervoor te zorgen dat eiseres het bedrag USD 201.659,56, vermeerderd met de wettelijke rente, in haar bezit krijgt;

Subsidiair:

Het Gerecht een zodanige voorziening beveelt als het in goede justitie rechtvaardig en nodig oordeelt.

Primair en Subsidiair:

Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder ook de door de eiseres betaalde griffierechten.”

3.2.

Daartoe heeft Sismadi gesteld dat BdO ten onrechte niet tot uitvoering van het verzoek tot opzegging van de termijndeposito is overgegaan en derhalve de termijndeposito ten onrechte na 21 juni 2018 weer voor een jaar heeft verlengd. BdO is derhalve tekort geschoten. Sismadi heeft daardoor geen vertrouwen meer in BdO en heeft daarom haar bancaire relatie met BdO verbroken. Er is sprake van wanprestatie, dan wel houdt BdO de aan Sismadi toebehorende fondsen onrechtmatig onder zich. Gezien de economische situatie in Venezuela heeft Sismadi een spoedeisend belang bij het kunnen beschikken over haar fondsen.

3.3.

BdO concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering, kosten rechtens. Daartoe heeft BdO aangevoerd dat Sismadi de termijndeposito niet conform de toepasselijke voorwaarden heeft opgezegd. Voorts kan BdO volgens de wet pas overgaan tot betaling indien zij aan alle wettelijke verplichtingen voldoet, te weten, het bestand van Sismadi up to date te maken middels het in handen hebben van de vereiste documenten. BdO heeft van Sismadi niet de vereiste compliance documenten ontvangen. Aldus is sprake van schuldeisersverzuim. En er is sprake van overmacht voor BdO om te presteren. Sismadi heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

Het spoedeisend belang van Sismadi volgt uit de aard van de vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen , te weten dat zij schade lijdt omdat zij – nu BdO niet tot uitbetaling overgaat – niet aan haar commerciële verplichtingen jegens derden kan voldoen. Het verweer van BdO omtrent het spoedeisend belang wordt dan ook verworpen.

4.2.

Ten aanzien van de termijndeposito heeft BdO aangevoerd dat deze niet binnen de overeengekomen opzegtermijn voor de vervaldatum is opgezegd. Dit verweer slaagt niet. Sismadi heeft de termijndeposito reeds in mei 2018 opgezegd. Toen heeft BdO laten weten dat opzegging tussen de vijf en tien dagen voor het verstrijken van de vervaldatum diende plaats te vinden. Daarbij is overigens door BdO de verkeerde data genoemd. Sismadi heeft de termijndeposito vervolgens op 8 juni 2018 wederom opgezegd. BdO heeft de ontvangst van de brief van 8 juni 2018 voorts bevestigd, maar niet aangegeven dat ook deze brief niet binnen de termijn was. Dat mag wel van BdO verwacht worden, nu zij Sismadi in mei 2018 heeft gewezen op de verkeerde opzegdata. Door dit in juni alsnog na te laten kan BdO zich er achteraf niet op beroepen dat de termijndeposito niet rechtsgeldig is opgezegd. Voorts geldt dat BdO door middel van de opzeggingen in mei 2018 en op 8 juni 2018 er voor de vervaldatum van op de hoogte dat Sismadi de termijndeposito niet meer wilde verlengen. Mocht dat al anders zijn, dan geldt in ieder geval dat de opzegging van de termijndeposito middels het opzeggingsformulier van 15 juni 2018 binnen de door BdO gestelde termijn valt.

4.3.

Dat BdO gehouden is tot betaling c.q. overboeking van de gevorderde gelden aan Sismadi is niet in geschil. Beoordeeld dient vervolgens te worden of voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet van BdO gevergd kan worden dat zij deze betalings- c.q. overboekingsverplichting nakomt. In het kader van de daarbij te maken afweging dient te worden beoordeeld of er in de verhouding tussen BdO en Sismadi gewicht dient toe te komen aan de verplichtingen van BdO jegens haar toezichthouders, alsmede haar verplichtingen die ertoe strekken dat geen misbruik van haar diensten wordt gemaakt.

4.4.

Het “know your client”-beginsel, waar BdO naar verwijst, heeft betrekking op het identificeren en verifiëren van de identiteit van de cliënt in het kader van de bestrijding van terrorismefinanciering en belastingontduiking. BdO is zelfstandig verantwoordelijk voor de correcte naleving daarvan. Gesteld noch gebleken is dat BdO ten tijde van de opzegging van de termijndeposito onregelmatigheden heeft geconstateerd in de identificatie- en verificatieverplichtingen van Sismadi. Sismadi is op verzoek van BdO sedert augustus 2017 bezig geweest haar bestand up-to-date te krijgen door het op verzoek van BdO toezenden van documenten. Bij e-mail van 13 april 2018 heeft BdO desgevraagd bevestigd dat er geen updates meer nodig waren. Voor zover in juni 2018 een deel van de verstrekte documenten inmiddels toch weer gedateerd zouden zijn – hetgeen echter niet (voldoende) gemotiveerd is gesteld – kan dat zonder nadere toelichting door BdO, niet zonder meer aan Sismadi worden tegengeworpen. BdO heeft bovendien geen omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat daaraan zodanig gewicht zou dienen te worden toegekend dat van BdO niet gevergd kan worden dat zij haar betalingsverplichtingen jegens Sismadi nakomt.

4.5.

De slotsom is dat voldoende aannemelijk is dat BdO in een bodemprocedure zal worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde, terwijl van Sismadi

– mede gelet op haar betalingsverplichtingen jegens derden – niet kan worden gevergd dat zij een uitspraak in een bodemzaak afwacht. De vordering is dan ook toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijk rente vanaf 28 juni 2018.

4.6.

BdO zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Sismadi tot op heden begroot op NAf 3.640,- aan griffierechten, NAf 369,15 aan oproepingskosten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

Beslissing

5
De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:

5.1.

veroordeelt BdO om een bedrag van US$ 201.659,56 aan Sismadi te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2018 tot aan de dag van gehele voldoening;

5.2.

veroordeelt BdO in de proceskosten, aan de zijde van Sismadi tot op heden begroot op NAf 4.009,15 aan verschotten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris;

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 9 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.