Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, eerste aanleg - enkelvoudig civiel recht overig

ECLI:NL:OGEAC:2021:81

Op 18 March 2021 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is CUR202100319, CUR202100321 en CUR202100322, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2021:81.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
CUR202100319, CUR202100321 en CUR202100322
Datum uitspraak:
18 March 2021
Datum publicatie:
30 April 2021

Indicatie

vereffening stichting - wijze van verdeling - bestuursbesluit - toezegging uitkering gelde

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202100319, CUR202100321 en CUR202100322

Vonnis in kort geding van 18 maart 2021

inzake

1) [EISER 1],

2) [EISER 2],

3) [EISER 3], wonende in Curaçao,eisers,gemachtigde: mr. O.M. Martina,

tegen

de Stichting

FUNDASHON ASISTENSIA KWIDO MEDIKO ISLA,

gevestigd in Curaçao,

gedaagde,gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega.

Partijen zullen hierna ook [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en AKI worden genoemd.

1
Verloop van de procedure
1.1.

Eisers hebben op 2 februari 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Per e-mail van 11 maart 2021 zijn namens AKI producties ingediend. Vervolgens heeft op 12 maart 2021 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, en [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5] namens AKI, bijgestaan door haar gemachtigde. De gemachtigden hebben aan de hand van hun pleitaantekeningen het woord gevoerd. Namens eisers is akte wijziging eis/aanvulling petitum ingediend. AKI heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2
De feiten
2.1.

De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.

2.2.

AKI is in 2000 opgericht met het doel om medische zorg te bieden aan (toekomstige) gepensioneerde werknemers van de Isla Raffinaderij (Isla) via de polikliniek van de Isla. De Isla is per 31 december 2019 gestopt met de exploitatie van de raffinaderij.

2.3.

Het bestuur van AKI bestaat uit een voorzitter en verder uit twee vertegenwoordigers van de ‘stakeholders’ in AKI, namelijk Isla, de vakbonden PWFC en APRI, en de vereniging van gepensioneerden ASPERI.

2.4.

Artikel 14 van de statuten van AKI luidt als volgt:

“Article 14 Amendment of the articles of incorporation and dissolution(…)3. A resolution to the effect of dissolving the Foundation can only be adopted by unanimous vote in a Board meeting at which all Board members are present – personally or represented by written proxy in accordance with article 7.(…)6. The Board will decide on the use to be given to a liquidation balance, if any, in accordance with rules to be laid down in de By-laws.”

2.5.

In artikel 17 van het huishoudelijk reglement van AKI (By-laws) is opgenomen:

“Article 17 – Use of liquidation balanceIf a surplus should be left after liquidation f the Foundation, the Board will decide on its use, taking the following criteria into account:- such use should primarily have an object in view that benefits the interests of the participants as far as possible;If there is no such object, or after the object being accomplished, the remaining surplus will be donated to one of more institutions entrusted with health care for senior citizens of will be put to any other use to be decided by the board”

2.6.

In de bestuursvergadering van 23 oktober 2019 is, nadat de ‘stakeholders’ in een vergadering van 16 oktober 2019 unaniem de vereffening van AKI als de beste optie hadden verkozen, besloten tot vereffening van de Stichting over te gaan per 31 december 2019.

2.7.

In het kader van de liquidatie van AKI heeft het bestuur in februari 2020 en maart 2020 een uitkering gedaan aan de deelnemers van AKI. Die uitkering bestond uit alle contributies die in het verleden direct op naam van de werknemers/ gepensioneerden in AKI zijn gestort, door middel van ingehouden premies op de salarisbetalingen/pensioenuitkeringen en de vanaf 2007 door Isla afgedragen ‘company contribution’. Het resterende bedrag, verminderd met de betalingen aan crediteuren, is aangemerkt als het liquidatiesaldo.

2.8.

Het liquidatiesaldo bestaat uit de ‘productivity bonus’, die tot en met 2008 jaarlijks door Isla ter beschikking werd gesteld, indien een bepaalde productiviteit en bepaalde targets waren gehaald. Deze productivity bonus werd door Isla deels gestort in AKI en deels in het pensioenfonds. Voorts kwam een deel daarvan direct ten goede aan werknemers via een uitbetaling van het loon. Daarnaast bestaat het liquidatiesaldo uit het saldo van de ‘fixed company contributions’, interest en dividend op beleggingen en contributies van niet-langer participerende deelnemers, tezamen te noemen de algemene reserves.

2.9.

Het bestuur heeft unaniem besloten om het liquidatiesaldo voor zoveel mogelijk onder de deelnemers te verdelen. Tevens is unaniem besloten dat de ‘productivity bonus’ verdeeld zou worden onder de werknemers die gedurende de jaren 1999 tot en met 2008 in dienst waren van Isla, voor zover zij voor Isla werkten in het specifieke jaar dat de ‘productivity bonus’ werd verdiend en zij tot en met liquidatie nog steeds deelnemers waren in AKI. De algemene reserves zouden worden verdeeld op basis van een rentepercentage berekend over de ingelegde contributies (eigen contributie, company contributie en de ‘productivity bonus’). Op grond van de renteberekening hebben alle deelnemers over iedere contributie aan het fonds een rente ontvangen van bijna 4,5% per jaar vanaf de datum dat deze contributie aan AKI is afgedragen.

2.10.

Het besluit over de wijze van verdeling van het liquidatiesaldo is in juli 2020 door het bestuur genomen. De deelnemers van AKI zijn over dit besluit geïnformeerd. Ook hebben de vertegenwoordigers van de vakbonden en het pensioenfonds, die in het bestuur van AKI zitten, het besluit met behulp van een presentatie aan hun achterban toegelicht. Naar aanleiding van het besluit en de communicatie daarover zijn geen concrete bezwaren van de deelnemers tegen het besluit omtrent de wijze van verdeling ontvangen.

2.11.

Na het besluit is voor iedere deelnemer een berekening gemaakt van hetgeen aan de deelnemer uitbetaald dient te worden ten aanzien van de ‘productivity bonus’ en het saldo van de algemene reserves. Deze berekeningen zijn gecontroleerd door BDO, die daarop een verklaring van juistheid heeft afgegeven. Van onregelmatigheden in de berekeningen is door BDO niet gebleken. Bij brief van 12 december 2020 met bijlagen zijn eisers (en andere deelnemers) geïnformeerd over het uit te keren bedrag en de vervolgstappen voor het in ontvangst nemen van het aan hen ten goede komend deel van het liquidatiesaldo. [eiser 1] zou recht hebben op een resterend bedrag van NAf 21.809,66 (totaal NAf 45.653,85), [eiser 2] een resterend bedrag van NAf 34.111,20 (totaal NAf 59.516,02) en [eiser 3] een bedrag van NAf 3.043,12.

2.12.

Een groep van circa 1.100 deelnemers heeft de verklaring en het overzicht ondertekend en rekenden op een betaling per 30 december 2020, zoals in de brief van 12 december 2020 was aangekondigd.

2.13.

Bij brief van 21 december 2021 is namens een groep van 89 deelnemers (hierna: groep-89) bezwaar gemaakt tegen de opgestelde berekening en de ondertekening van de verklaring, omdat zij – kort gezegd – inzage in de onderliggende stukken en antwoord op hun vragen willen krijgen. Tijdens een vergadering op 29 december 2020 heeft het bestuur een presentatie gegeven over hoe de verdeling van het liquidatiesaldo tot stand is gekomen, zijn er vragen van groep-89 beantwoord en zijn afspraken gemaakt over de inzage in bepaalde stukken. Op 6 januari 2021 hebben vertegenwoordigers van groep-89 en hun accountant inzage gekregen in de gevraagde stukken en hebben de penningmeester en de financieel adviseur van AKI, op verzoek, nadere informatie gegeven. Vervolgens is de afspraak gemaakt dat groep-89 uiterlijk 15 januari 2021 aan het bestuur zou laten weten of zij het eens waren met de uitleg en zo niet, welke actie zij dan zouden nemen.

2.14.

Op 13 januari 2021 heeft de advocaat van groep-89 het bestuur van AKI geïnformeerd dat groep-89 de ontvangen informatie nader aan het evalueren is en dat zij in overleg zijn met een andere jurist voor een second-opinion. Op 18 januari 2021 heeft de advocaat het bestuur geïnformeerd dat groep-89 nog in afwachting was van een second-opinion en heeft hij zichzelf als advocaat van groep-89 gedistantieerd. Daarbij heeft hij een door groep-89 opgestelde brief doorgestuurd waarin de groep aangeeft onregelmatigheden te hebben geconstateerd en het bestuur beticht van onbehoorlijk bestuur. Groep-89 geeft aan in gesprek te willen gaan met het bestuur om in onderling overleg tot een eerlijkere verdeelsleutel van het liquidatiesaldo te komen. Op 21 januari 2021 heeft het bestuur groep-89 bericht dat zij niet in gesprek wil gaan en alle ongefundeerde aantijgingen van wanbeleid met klem afwijst. Nadien is groep-89 niet inhoudelijk op de kwestie teruggekomen.

2.15.

AKI heeft eisers en de andere deelnemers geïnformeerd over de gang van zaken omtrent groep-89 en aangegeven de geplande uitbetaling van het liquidatiesaldo op te schorten. Eisers hebben AKI laten weten niet akkoord te gaan met de opschorting.

3
Het geschil
3.1.

Eisers vorderen – kort gezegd – na wijziging van eis om AKI bij wijze van voorschot te veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 45.653,85 aan eiser 1), NAf 59.516,02 aan eiser 2) en NAf 3.034,12 aan eiser 3), te vermeerderen met vertragingsrente met ingang van dit vonnis en de proceskosten.

3.2.

Aan deze vordering leggen eisers ten grondslag dat AKI de verplichting tot betaling aan eisers van het deel van het liquidatiesaldo waar zij recht op hebben, zoals omschreven in de brief van 12 december 2020, niet nakomt. Eisers hebben belang bij een spoedige betaling nu zij ervan uit zijn gegaan de betaling uiterlijk op 30 december 2020 te zullen ontvangen en bij het maken van afspraken over hun financiële verplichtingen daar rekening mee hebben gehouden.

3.3.

AKI geeft aan het in beginsel niet oneens te zijn met het standpunt van eisers. Eisers hebben aanspraak op een deel van het liquidatiesaldo en het bestuur van AKI wenst tot uitbetaling daarvan over te gaan, maar gelet op de ontwikkelingen met betrekking tot groep-89, kan zij dat niet meer vrijwillig doen. Het bestuur van AKI heeft toegezegd indien de vordering van eisers wordt toegewezen, zij over zal gaan tot uitbetaling aan alle deelnemers die daar voor hebben getekend.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht en in beginsel zonder nadere bewijsvoering, geoordeeld kan worden dat de bodemrechter met grote mate van waarschijnlijkheid de vordering zal toewijzen. Bij een geldvordering dient daarbij tevens te worden meegewogen of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen mede de vraag naar het restitutierisico zal dienen te worden betrokken.

4.2.

Het gerecht acht het spoedeisend belang van eisers, gelet op de financiële consequenties bij het niet ontvangen van de uitkering, gegeven.

4.3.

In essentie is aan de orde de vraag of het belang van derden – de deelnemers die zich presenteren als groep-89 bij het verzet tegen de uitkering van het liquidatiesaldo zoals berekend door AKI – zwaarder moet wegen dan het belang van eisers (en het belang van de circa 1.100 deelnemers die hebben aangegeven in te stemmen met de verdeling en uitbetaling van het liquidatiesaldo conform het besluit van AKI). Het gerecht overweegt als volgt.

4.4.

Ondanks dat groep-89 geen onderdeel uitmaakt van deze procedure is het standpunt, voor zover kenbaar, uitgebreid toegelicht door AKI. Niet is gebleken dat groep-89, die volgens AKI inmiddels uit minder dan 89 deelnemers bestaat, concrete en onderbouwde bezwaren heeft tegen de wijze van verdeling van het liquidatiesaldo zoals besloten door AKI, en die zouden nopen tot een herberekening of aanpassing van de uitgangspunten bij die verdeling. Anders dan de onder 2.12. en 2.13. vermelde communicatie is er door groep-89 na de verkregen inzage geen nadere toelichting gegeven op hun bezwaren en zijn er, voor zover bekend, geen nadere (juridische) stappen ondernomen om een andere wijze van verdeling van het liquidatiesaldo af te dwingen, terwijl hiertoe, mede gelet op het tijdsverloop na inzage in de stukken, wel de gelegenheid is geweest. Ook is door groep-89 niet verzocht te mogen tussenkomen in de onderhavige kort geding procedure terwijl de laatst bij AKI bekende gemachtigde van groep-89 wel over de aanhangige procedure is geïnformeerd. Nu groep-89 niet concreet heeft geformuleerd waarop de bezwaren zien en hoe de wijze van verdeling op een andere eerlijke en acceptabele manier tot stand kan worden gebracht is er geen reden om de verdeling zoals door AKI voorgesteld tegen te houden.

4.5.

Uit de toelichting ter zitting is het gerecht genoegzaam gebleken dat de werknemers, via hun vakbond, en de gepensioneerden, via hun vereniging, zijn vertegenwoordigd in het bestuur van AKI, dat aan de totstandkoming van de verdeling van het liquidatiesaldo een gedegen onderzoek ten grondslag ligt en dat daarmee is getracht zoveel mogelijk recht te doen aan de mate van inbreng en het aantal jaren van deelname aan AKI. Door dit uitgangspunt komt een deel van het liquidatiesaldo, zijnde het deel van de premies die zijn afgedragen in het kader van de ‘productivity bonus’, slechts ten goede aan de deelnemers die in dat specifieke jaar ook daadwerkelijk werkzaam waren voor de Isla en tot en met de liquidatie nog steeds deelnemers waren in AKI. Kort gezegd komt de productivity bonus daarmee toe aan degene wiens werkzaamheden aan de uitkering daarvan hebben bijgedragen. Feitelijk resulteert dat in een hogere uitkering aan de werknemers die in de periode 1998 -2008 in dienst waren, in vergelijking tot werknemers die pas na 2008 in dienst zijn getreden. Ondanks de onderbouwing van de wijze van verdeling en het gedegen onderzoek dat daartoe is verricht zullen er altijd personen zijn die in dergelijke berekeningen tussen wal en schip vallen of zich ondergecompenseerd voelen. Echter, gelet op het aantal deelnemers dat door groep-89 wordt vertegenwoordigd in vergelijking tot de circa 1.100 deelnemers die voor akkoord hebben getekend, de gedegen (besluitvorming van de) totstandkoming van de verdeling van het liquidatiesaldo, de informatie die vooraf aan de deelnemers is verstrekt en het feit dat na het genomen besluit door AKI niet de nietigheid van het besluit is ingeroepen, is het gerecht van oordeel dat, bij gebreke van concrete onderbouwde bezwaren tegen de wijze van verdeling, voldoende aannemelijk is geworden dat een rechter in de bodemprocedure de vordering van eisers zou toewijzen. Daar komt bij dat bij toewijzing van de vordering van eisers AKI heeft aangegeven dat zij tot uitkering overgaat aan alle leden die met deze wijze van verdeling akkoord zijn gegaan. Het belang van eisers en van de circa 1.100 deelnemers bij een uitbetaling op korte termijn van hun deel van het liquidatiesaldo is, in het licht van het voorgaande, groter dan het belang van de kleine groep deelnemers die vertegenwoordigd zijn in groep-89. Ook acht het gerecht het niet redelijk dat het overgrote deel van de deelnemers nog langer moet wachten op de aan hen toegezegde gelden, terwijl het onzeker is of er aan het bezwaar van groep-89 een vervolg wordt gegeven.

4.6.

Gelet op het voorgaande zal de vordering van eisers tot bedragen van respectievelijk NAf 21.809,66 voor eiser 1), NAf 34.111,20 voor eiser 2) en NAf 3.043,12 voor eiser 3) worden toegewezen, nu niet in geschil is dat het resterende bedrag aan de respectievelijke eisers toekomt en reeds in februari/maart 2020 is betaald en is ontvangen. Nu AKI bij een toewijzing van de vordering van eisers in deze procedure heeft toegezegd over te zullen gaan tot uitbetaling aan eisers en de andere deelnemers die voor akkoord en ontvangst hebben getekend, ziet het gerecht geen aanleiding om de uitkeringen te verhogen met vertragingsrente.

4.7.

AKI zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van eisers begroot op NAf 426,46 aan explootkosten, NAf 1.950 aan griffierechten en NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.

Beslissing

5
De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:

5.1.

veroordeelt AKI tot betaling aan:

- [ Eiser 1] een bedrag van NAf 21.809,66;

- [ Eiser 2], een bedrag van NAf 34.111,20;

- [ Eiser 3], een bedrag van NAf 3.034,12;

5.2.

veroordeelt AKI om de kosten van deze procedure te voldoen, aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak vastgesteld op NAf 3.876,46;

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 18 maart 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

mm