3
De vordering en de standpunten van partijen in conventie en reconventie
3.1.
Verhuurder vordert in conventie – na eiswijziging en eisvermindering – dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad huurder veroordeelt tot betaling van
NAf 68.927,34 (minus de borg van NAf 2.350) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2023, met veroordeling van huurder in de (daadwerkelijke) proceskosten.
3.2.
Verhuurder legt aan de vordering samengevat ten grondslag dat huurder achterstallige huur verschuldigd is over de maanden augustus tot en met oktober 2023 alsook achterstallige kosten voor water en de afvalstoffenheffing, dat hij achtergelaten inboedel van verhuurder heeft ontvreemd, wijzigingen aan de woning heeft aangebracht zonder toestemming en dat hij schade heeft toegebracht aan de woning. Verhuurder heeft ook reiskosten gemaakt als gevolg hiervan.
3.3.
Huurder heeft een deel van de vordering erkend en overigens verweer gevoerd.
3.4.
Huurder vordert in reconventie dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verhuurder veroordeelt tot betaling van NAf 19.300, met veroordeling van verhuurder in de proceskosten.
3.5.
Huurder legt hieraan samengevat ten grondslag dat hij kosten heeft gemaakt om de woning gereed te maken voor het gedurende een lange periode huren ervan en dat die investeringen teniet zijn gedaan door zijn voortijdige vertrek per 1 november 2023. Ook heeft hij schade geleden door een incident in de keuken en door zijn gedwongen vertrek uit de woning.
3.6.
Verhuurder heeft hiertegen verweer gevoerd.
Overwegingen
Ongemeubileerde huur en achtergebleven inboedel
4.1.
Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de vraag of de woning gemeubileerd of ongemeubileerd aan huurder is verhuurd, of verhuurder in dat verband inboedel mocht achtergelaten en zo ja, of huurder bevoegd was deze te (doen) verwijderen.
4.2.
De overeenkomst vermeldt in artikel 1 dat door verhuurder een perceel grond met de daarop gebouwde woning verhuurd wordt aan huurder. Daarbij is vermeld dat de woning aan partijen voldoende bekend is, zonder dat een nadere omschrijving in de overeenkomst verlangd wordt. De overeenkomst biedt dus geen antwoord op de vraag of de woning gemeubileerd of ongemeubileerd verhuurd werd.
4.3.
Volgens huurder werd de woning ongemeubileerd aan hem verhuurd en mocht hij deze zoveel mogelijk tot de zijne maken omdat partijen wederzijds de bedoeling hadden een zeer langdurige huurrelatie op te bouwen. Hij heeft in dit verband foto’s in het geding gebracht van zijn eigen inboedel die hij in de woning heeft geplaatst (productie 1 conclusie van antwoord) en een whatsapp conversatie die blijk geeft van genoemde intentie (productie 8 conclusie van antwoord). Door de verhuurder is dit niet weersproken, zodat vast is komen te staan dat huurder de woning ongemeubileerd heeft gehuurd, wat past bij de door beide partijen geuite wens dat een langdurige huurrelatie zou worden opgebouwd. Dat de makelaar van verhuurder dit in een e-mail van 23 september 2023 aan verhuurder (productie 6 inleidend verzoekschrift) contrair heeft verwoord, doet hieraan niet af. Dit kan niet anders dan een verschrijving zijn geweest, daar zij in diezelfde e-mail aangeeft welke zaken achtergebleven zijn (een kinderspeeltoestel en een kunstgrastapijt), hetgeen relevantie mist indien sprake is van gemeubileerde huur. Het voorgaande betekent dat de woning op 1 januari 2023 in beginsel vrij van enige inboedel van verhuurder aan huurder opgeleverd moest worden.
4.4.
Vaststaat dat geen lijst van achtergebleven inboedel is opgemaakt tussen partijen. Volgens verhuurder heeft hij echter wel inboedel van waarde achtergelaten in de woning en is daarover met huurder afgesproken dat deze in de woning moest blijven staan en niet zonder zijn instemming verwijderd mocht worden. Dit betreft volgens verhuurder het volgende: een kunstgrastapijt, een speeltoestel, een slaapkamerset, een set barkrukken, een sofa, kunstplanten, de inhoud van een tuinhuis, vier spiegels, een kinderbed, twee ladders, een infobord, twee wandrekken en een transformator.
4.5.
Huurder heeft zich op het standpunt gesteld dat verhuurder hem bij aanvang van de huur mondeling te kennen heeft gegeven een muurschildering, een koelkast en een vaatwasser achter te laten, net als een bar en een houten tuinset. Deze zaken wilde verhuurder behouden. Overige afspraken zijn niet gemaakt, aldus huurder. Tot zijn verrassing stonden er echter veel meer spullen van verhuurder in de woning en het daarbij horende tuinhuis. Die heeft hij verwijderd nu het allemaal oude spullen betrof. De door verhuurder genoemde zaken stonden niet in de woning en de foto’s die verhuurder ter onderbouwing van zijn vordering in het geding heeft gebracht, geven geenszins de situatie weer zoals die was toen huurder het huis betrok. Er stond geen inboedel van enige noemenswaardige waarde, aldus huurder. Hij heeft slechts oude rommel opgeruimd en het huis ingericht met zijn eigen inboedel. Het speeltoestel en kunstgrastapijt zijn met medeweten en instemming van verhuurder verwijderd. Van het verdonkeremanen van inboedel van verhuurder is geen sprake, aldus huurder.
4.6.
Gelet op het feit dat de woning ongemeubileerd werd verhuurd aan huurder en deze dus als huurder recht had op de woning vrij van inboedel van verhuurder, lag het op de weg van verhuurder om te documenteren welke inboedel hij desondanks in de woning achterliet en duidelijke afspraken met huurder te maken en vast te leggen wat daarmee al dan niet diende te gebeuren. Dit heeft verhuurder kennelijk nagelaten. Huurder heeft gemotiveerd betwist dat er inboedel van enige waarde is achtergebleven en dat afspraken zijn gemaakt dat die behouden moest blijven. Bij deze stand van zaken kan door het gerecht niet vastgesteld worden dat inboedel van verhuurder is achtergebleven in de woning, laat staan dat huurder deze heeft ontvreemd. Dit deel van de vordering moet daarom afgewezen worden.
4.7.
Met betrekking tot het kunstgras en het speeltoestel, waarvan wel vaststaat dat dit zich in de tuin van de woning bevond, heeft huurder verwezen naar een whatsappconversatie daterend van december 2022 (productie 2 conclusie van antwoord). Daaruit volgt naar zijn mening dat verhuurder heeft ingestemd met het verwijderen van het kunstgrasveld door huurder. Het gerecht volgt huurder hierin. Uit de conversatie volgt dat huurder voornemens is het kunstgras als zijnde afval te verwijderen en verhuurder reageert hierop met de mededeling ervoor te zullen zorgen dat het afval voor de kerst zal zijn weggehaald en vraagt aan huurder aan de door verhuurder in te schakelen derde te tonen “wat hij allemaal weggehaald wil hebben”. Dit kan niet anders dan als een vrijbrief worden verstaan weg te doen wat huurder weg wilde doen. Verhuurder heeft hieraan geen andere uitleg gegeven. Dit betekent dat voldoende is komen vast te staan dat huurder met instemming van verhuurder is overgegaan tot verwijdering van het kunstgras en het speeltoestel. Dit deel van de vordering ligt daarmee eveneens voor afwijzing gereed.
Wijzigingen in/aan de woning
4.8.
Het andere deel van de vordering betreft het verwijderen van een aantal overige zaken zonder toestemming van verhuurder, te weten een schutting, een schaduwdoek, lichtarmaturen, raamhekwerken en een wasbak. Ingevolge artikel 6 van de overeenkomst is toestemming van verhuurder vereist om over te gaan tot dergelijke wijzigingen.
4.9.
Voor wat betreft de wasbak erkent huurder dat hij een wasbak had moeten terugplaatsen. Hij heeft aangegeven de dagwaarde te willen betalen. Het betrof immers een oudere wasbak, waarvan de nieuwprijs thans NAf 379,99 bedraagt. Verhuurder heeft dit niet betwist. Het gerecht begroot de dagwaarde met inachtneming van het voorgaande op NAf 150. Dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
4.10.
Over de schutting heeft huurder gesteld dat deze verweerd was en sowieso verwijderd moest worden vanwege het feit dat verhuurder de afrastering zou vervangen en een nieuwe scheidingsmuur zou optrekken. In april 2023 is de echtgenote van verhuurder langsgekomen en heeft gezien dat de schutting inmiddels verwijderd was. Zij heeft daar toen geen punt van gemaakt. Deze gang van zaken is door verhuurder niet betwist, zodat vast is komen te staan dat de schutting met medeweten en (stilzwijgende) instemming van verhuurder is verwijderd. Dit deel van de vordering ligt daarmee eveneens voor afwijzing gereed.
4.11.
Het schaduwdoek dat gescheurd was, heeft huurder laten vervangen door een nieuw soortgelijk doek, zo heeft hij gesteld. Dit is niet door verhuurder betwist, zodat hiervan uit wordt gegaan. Op grond daarvan kan dit deel van de vordering evenmin worden toegewezen.
4.12.
Voor wat betreft de raamhekwerken geldt dat huurder heeft erkend deze te hebben verkocht zonder toestemming van verhuurder. Die instemming had hij ingevolge het genoemde artikel 6 in de overeenkomt echter wel nodig. Huurder heeft gesteld hiervoor NAf 50 tot NAf 100 per rek te hebben ontvangen. Verhuurder claimt de nieuwwaarde. Dat is niet toewijsbaar nu als onbetwist is vast komen te staan dat de hekwerken al ouder waren. Het gerecht begroot de totaalwaarde hiervan op NAf 450. Dit deel van de vordering is tot dit bedrag toewijsbaar.
4.13.
Met betrekking tot het verwijderen van de lichtarmaturen heeft huurder geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering is door verhuurder voldoende onderbouwd en kan dan ook tot het gevorderde bedrag van NAf 1.130,69 worden toegewezen.
Huurachterstand, water en afvalstoffenheffing
4.14
Niet betwist is dat huurder de huur over de maanden september en oktober 2023 niet heeft betaald, maar wel is verschuldigd. De huur voor de maand augustus 2023 heeft hij verrekend met door hem gemaakte kosten voor een reparatie in de keuken. Dit is door verhuurder niet betwist. Dit betekent dat huurder aan verhuurder nog NAf 4.700 verschuldigd is aan huur.
4.15.
Voor wat betreft de achterstallige kosten voor water en de afvalstoffenheffing geldt dat huurder heeft gesteld dat voor deze posten in totaal nog een bedrag van NAf 665 openstaat, nadat hij laatstelijk op 24 november 2023 een betaling heeft gedaan aan Aqualectra. Verhuurder heeft dit niet betwist. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Schade aan de woning
4.16.
Verhuurder stelt dat huurder de woning na zijn vertrek niet heeft opgeleverd in goede staat. Hij heeft aannemers moeten inschakelen om herstelwerkzaamheden te verrichten aan muren waarin gaten zaten. De achtermuur moest worden geschilderd en een gat in de keukenkast moest worden gedicht. Verder is een snoer van het fornuis doorgeknipt, ontbrak een toiletbril en moesten twee badkamers opnieuw worden betegeld. Verhuurder moest vanuit [land a] naar Curaçao reizen door dit alles en heeft kosten voor een vliegticket en parkeren gemaakt. De airco’s zijn niet onderhouden geweest en de elektricien heeft herstelwerkzaamheden moeten verrichten.
4.17.
Huurder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft aangegeven dat niet door zijn toedoen boorgaten zijn ontstaan in de badkamers en dat het opnieuw betegelen ervan buitenproportioneel is. De woning vertoonde reeds veel boorgaten in de badkamers en de woonkamer. Een van de buitenmuren moest inderdaad nog geschilderd worden maar daarvoor dacht huurder veel meer tijd te hebben, hij zou immers (vermoedelijk meer dan) drie jaar in de woning blijven wonen. Hij heeft een gaatje in de muurschildering in de woonkamer gemaakt om een televisie op te hangen, maar er bevond zich al een groot gat met een stroomdraad in diezelfde muurschildering om een lamp op te hangen. De stroomvoorziening voor de koelkast in de keuken heeft huurder verbeterd, namelijk veiliger gemaakt, in plaats van verslechterd. De airco’s zijn wel aan een servicebeurt onderworpen door huurder. Het snoer van het fornuis heeft huurder niet doorgeknipt. De reiskosten van verhuurder zijn onnodig gemaakt. De communicatie had ook overzees kunnen plaatsvinden, aldus nog steeds huurder.
Wettelijk kader
4.18.
De huurder is bij het einde van de huurovereenkomst verplicht om het gehuurde in dezelfde staat op te leveren als bij aanvang van de huurovereenkomst, afgezien van normale slijtage en veroudering. Artikel 7:218 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de huurder aansprakelijk is voor schade aan de verhuurde zaak, die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat behoudens tegenbewijs alle schade wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan (behalve brandschade en schade aan de buitenkant van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte ervan). Het derde lid bepaalt ten slotte dat de huurder wordt vermoed het gehuurde in onbeschadigde toestand te hebben ontvangen. Een zelfde vermoeden is opgenomen in artikel 7:224 lid 3 BW: wanneer bij aanvang van de huurovereenkomst geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, wordt de huurder ten aanzien van het onderhoud dat ten laste van hem komt, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in goede staat te hebben ontvangen en moet hij het in die staat teruggeven. Deze verplichting is eveneens opgenomen in artikel 9 van de overeenkomst. Partijen zijn overigens op grond van dat artikel eveneens gehouden voorafgaand aan het einde van de huur een inspectierapport op te maken nadat zij gezamenlijk een inspectie van de woning hebben gedaan, maar daaraan hebben zij kennelijk niet voldaan.
4.19.
De verhuurder die schadevergoeding wegens schade aan het gehuurde vordert en die wil profiteren van het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW zal eerst moeten stellen, en bij betwisting moeten bewijzen, dat er schade is en dat deze tijdens de huurtijd is ontstaan. Verder geldt dat volgens vaste rechtspraak de schade concreet moet worden begroot. De verhuurder moet daadwerkelijk kosten hebben gemaakt of gaan maken voor herstel van de opleveringsgebreken of vervanging van beschadigde zaken, waarbij in geval van vervanging bepalend is de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies. Het voorgaande leidt tot het volgende oordeel over de afzonderlijk gestelde schadeposten.
Badkamers en woonkamermuren
4.20. Uit de foto’s die door verhuurder in het geding zijn gebracht (de video’s kunnen niet worden afgespeeld) kan het gerecht niet afleiden dat er meer boorgaten in de muren van woonkamer en badkamers zaten dan passend is bij normaal gebruik of dat dit er meer zijn dan nodig was gelet op het aantal boorgaten dat zich reeds in de muren bevond volgens huurder. Dat schade is toegebracht aan de muren in woonkamer en badkamers is daarmee onvoldoende onderbouwd.
Keukenkast
4.21. Het gat dat gemaakt is in het keukenkastje om een stroomvoorziening te maken voor een koelkast, te zien op de door verhuurder overgelegde foto, is naar het oordeel van het gerecht niet te kwalificeren als schade maar als normaal gebruik van een keukenkastje. Immers het is gebruikelijk om op deze wijze een dergelijke stroomvoorziening in een keuken aan te leggen en te zien is dat dit op een behoorlijke wijze is aangelegd. Schade is niet komen vast te staan.
Buitenmuur
4.22. Niet gesteld of gebleken is waarom huurder verantwoordelijk is voor het (af)schilderen van de buitenmuren, nu uit artikel 7 aanhef en onder a van de overeenkomst expliciet volgt dat huurder slechts verantwoordelijk is voor het schilderen van de binnenmuren van de woning. Het gerecht ziet overigens geen aanknopingspunten om deze kosten voor rekening te laten komen van huurder.
Fornuissnoer
4.23. Huurder heeft betwist het snoer van het gasfornuis te hebben doorgeknipt en gestel dat in de tijd dat hij dit zwaar verouderde fornuis gebruikte de elektrische ontsteking niet functioneerde, waardoor hij steeds gebruik maakte van lucifers. Verder functioneerde het naar behoren, aldus huurder. Het had op de weg van verhuurder gelegen zijn stelling in het licht van deze betwisting nader te onderbouwen hetgeen hij heeft nagelaten. Hij heeft niet meer gereageerd op deze betwisting. Deze schade is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Toiletbril
4.24. Uit de door verhuurder overlegde foto blijkt dat een toiletbril ontbreekt. Huurder heeft hierop niet gereageerd zodat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat deze wel aanwezig was bij aanvang van de huur en dat deze dus opnieuw geplaatst moest worden na het vertrek van huurder. Verhuurder heeft gevorderd een bedrag toe te wijzen voor vervanging van het gehele toilet. Onvoldoende is echter onderbouwd waarom het gehele toilet moet worden vervangen en niet kan worden volstaan met een universele toiletbril die op allerlei toiletten past. Dit brengt mee dat het gerecht een bedrag zal toewijzen voor vervanging van slechts de toiletbril. Dit bedrag wordt vastgesteld op NAf 75.
Elektra
4.25. Onvoldoende gesteld is welke herstelwerkzaamheden de elektricien heeft moeten verrichten. Huurder zou verschillende stopcontacten en lichtschakelaars hebben laten veranderen en er zou een stroomkabel zijn stukgemaakt. Onvoldoende is echter uiteengezet wat de elektricien aan werkzaamheden heeft verricht. Deze schade is onvoldoende onderbouwd.
Airco’s
4.26. Ingevolge artikel 7 aanhef en onder d is huurder gehouden de airco’s elk half jaar aan een servicebeurt te onderwerpen. Huurder heeft met stukken onderbouwd (productie 13 conclusie van antwoord en de aanvullende productie 19) dat hij in juni 2023 aan die verplichting heeft voldaan. Daarmee is de gestelde schade voldoende gemotiveerd betwist en verhuurder heeft niet nader gesteld waarom desondanks een schadevergoeding moet worden betaald.
Vliegticket en parkeerkosten
4.27. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat de reis naar Curaçao noodzakelijk was in het kader van het vertrek van huurder. Verhuurder is wel afgereisd naar Curaçao maar heeft nagelaten samen met huurder een inspectierapport op te maken, terwijl dit nu juist voor de hand had gelegen en tot zijn verplichtingen behoorde. Deze reiskosten kunnen niet als schade als bedoeld in de wet worden aangemerkt.
Slotsom
4.28.
De slotsom is dat in conventie de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van NAf 7.170,69 (NAf 150 wasbak + NAf 450 hekwerken + NAf 1.130,69 lichtarmaturen + NAf 4.700 huur + NAf 665 Aqualectra + NAf 75 toiletbril). Hierop wordt (zoals door beide partijen voorgesteld) de borgsom van NAf 2.350 in mindering gebracht, zodat een bedrag van NAf 4.820,69 resteert. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen met ingang van de datum van de indiening van de eiswijziging (11 december 2023).
In reconventie
4.29.
Huurder stelt dat verhuurder door de investeringen die hij in de woning heeft gedaan ongerechtvaardigd verrijkt is. Hij heeft de tuin opnieuw aangelegd schilder- en behangwerk verricht in de woning, buitenschilderwerk verricht, afvoerstops geplaatst, douches vervangen, rolgordijnen en spotjes geplaatst, buitenlampen en een schaduwdoek vervangen en schade geleden door een explosie in de keuken. Daarnaast stelt hij schade te hebben gelden doordat hij naar een andere woning moest verhuizen. Hij vordert ook in dat verband kosten. In totaal becijfert hij al deze posten op NAf 19.300.
4.30.
Verhuurder heeft deze posten gemotiveerd betwist. Huurder heeft zijn schade op geen enkele wijze (nader) onderbouwd en daarmee niet voldaan aan zijn stelplicht. Dit betekent dat de vordering moet worden afgewezen.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.31.
Gelet op de aard van het geschil en de verhouding van partijen ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
4.32.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.