Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:OGEAC:2023:319

Op 5 December 2023 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is CUR202302932, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2023:319.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
CUR202302932
Datum uitspraak:
5 December 2023
Datum publicatie:
6 December 2023

Indicatie

Niet-naleven door overheid van bevelen ambtenarenrechter om te beslissen op een verzoek van eiseres uit 2017 tot herwaardering van haar functie. Vordering in kort geding om aan die uitspraken een dwangsom te verbinden. Tussenvonnis met een termijn voor voldoening.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302932

Vonnis in kort geding van 5 december 2023

in de zaak van:

[EISERES],

wonend te Curaçao, eiseres in kort geding,

gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam,

tegen

de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,

zetelend te Curaçao, gedaagde in kort geding, hierna: het Land,

gemachtigde: mr. M.B.M. Vásquez.

1
Verloop van de procedure
1.1.

Het procesverloop blijkt uit:

het verzoekschrift van eiseres, ingediend op 13 september 2023;

het deurwaardersexploot van 18 september 2023 waarbij het Land is opgeroepen voor de mondelinge behandeling;

de mondelinge behandeling ter zitting van 28 november 2023, waar eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen, evenals de gemachtigde van het Land;

de pleitnotities van de gemachtigde van het Land.

1.2.

Uitspraak is bepaald op vandaag.

2
De feiten
2.1.

Eiseres is (gewezen) ambtenaar.

2.2.

Bij brief van 22 oktober 2017 heeft eiseres de minister van justitie verzocht om herwaardering van haar functie (opschaling naar schaal 13). Bij uitspraak van 14 september 2020 heeft het gerecht in ambtenarenzaken na bezwaar van eiseres de naar aanleiding van het verzoek genomen zeven gratificatiebesluiten vernietigd. De gratificaties zijn wel aan eiseres betaald. Omdat het bestuursorgaan naliet opnieuw te beslissen, heeft eiseres wederom bezwaar ingediend bij de ambtenarenrechter. Ter zitting van de ambtenarenrechter van 25 januari 2023 is het bestuursorgaan een termijn van drie maanden gegund om alsnog te besluiten. Omdat dat niet gebeurde, heeft het gerecht in ambtenarenzaken bij uitspraak van 12 juni 2023 het bestuursorgaan opgedragen binnen twee maanden op het verzoek uit 2017 te beslissen. Aan die uitspraak is geen gevolg gegeven.

Overwegingen

3
De beoordeling
3.1.

In dit kort geding vordert eiseres een bevel aan het Land om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 12 juni 2023 na te leven door inhoudelijk te beslissen op het verzoek van eiseres uit 2017, op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000 per dag.

3.2.

Het Land heeft verweer gevoerd. Volgens het Land ontbreekt een spoedeisend belang bij het gevorderde. Subsidiair verzoekt het Land om een termijn van drie maanden waarbinnen alsnog kan worden beslist op het verzoek van eiseres. Volgens het Land gaat het om een complexe zaak, waarvoor meer dan twintig jaar in de tijd moet worden teruggegaan. Meer subsidiair verzoekt het Land een lagere dwangsom op te leggen dan gevorderd.

3.3.

In dit civiele kort geding kan het er alleen om gaan dát een beslissing wordt genomen ter uitvoering van de uitspraak van de ambtenarenrechter (op straffe van verbeurte van een dwangsom). De civiele rechter kan niet oordelen over de vraag welke inhoud die beslissing moet hebben.

3.4.

Eiseres heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering in dit kort geding, te meer nu zij na de twee procedures bij de ambtenarenrechter nog altijd geen beslissing heeft ontvangen op haar verzoek uit 2017. Het niet-naleven van de uitspraak van de ambtenarenrechter is jegens eiseres onrechtmatig. Een dwangsom als door eiseres nu ten laste van het Land gevorderd, zou een aansporing kunnen zijn voor het bestuursorgaan om alsnog te besluiten.

3.5.

Mede gelet op het daartoe strekkende verzoek van het Land, ziet het gerecht aanleiding een nadere termijn te bepalen waarbinnen alsnog aan de uitspraak van de ambtenarenrechter moet worden voldaan en waarbinnen het daartoe te nemen besluit in het geding moet worden gebracht.

3.6.

In afwachting daarvan zal de beslissing over de dwangsom worden aangehouden. Dat de burgerlijke rechter een uitspraak van de ambtenarenrechter kracht kan bijzetten door daaraan een dwangsom te verbinden, is al vele malen beslist. Verwezen kan onder meer worden naar de vonnissen in de zaak […] vs het Land (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummers ECLI:NL:OGEAC:2023:217 en 219) en de daarin genoemde uitspraken.

3.7.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden, waaronder de beslissing over de door het Land aan eiseres te vergoeden proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van eiseres tot dusver begroot op NAf 450 aan griffierecht, NAf 387,95 aan oproepingskosten en NAf 1.500 voor gemachtigdensalaris.

Beslissing

4
De beslissing

Het gerecht:

rechtdoende in kort geding:

4.1.

stelt het Land in de gelegenheid om uiterlijk op 1 maart 2024 het besluit naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 22 oktober 2017 in het geding te brengen, per e-mail aan de rechter ([…]) en aan de gemachtigde van eiseres ([…]);

4.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 5 december 2023 in het openbaar uitgesproken.