Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep belastingrecht

ECLI:NL:GHAMS:2025:1233

Op 29 April 2025 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 24/154, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2025:1233. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
24/154
Datum uitspraak:
29 April 2025
Datum publicatie:
12 May 2025

Indicatie

NA loonheffing met vergrijpboete. Terugwijzing naar rechtbank voor hernieuwde behandeling. Gemachtigde van belanghebbende heeft voldoende onderbouwd dat hij in buitenland verbleef toen uitnodiging werd afgehaald bij PostNL-punt. Geen handtekening voor ontvangst aangetekend stuk. Beginsel van hoor en wederhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/154

29 april 2025

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde ] )

tegen de uitspraak van 13 december 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/3802 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

1
Ontstaan en loop van het geding
1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 april 2017 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van totaal € 54.427. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van totaal € 13.606 en belastingrente in rekening gebracht van totaal € 6.429.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 12 juli 2022 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en vergrijpboete (deels) gegrond verklaard. De naheffingsaanslag is gehandhaafd en de boete is verminderd tot € 5.442.

1.3.

Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 13 december 2023 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’) :

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing omtrent de vergrijpboetes;

- vermindert de vergrijpboetes tot respectievelijk € 1.960 (2017) en € 2.393 (2018);

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde (delen van de) uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, tot een bedrag van € 365.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 december 2023 en nader gemotiveerd op 21 juni 2024. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Met dagtekening 17 juli 2024 en 27 februari 2025 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025 en is geschorst om de gemachtigde van belanghebbende de gelegenheid te geven bewijsstukken over te leggen van zijn (gestelde) verblijf in het buitenland op 28 augustus 2023 en de inspecteur vervolgens de gelegenheid te geven daarop te reageren. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat reeds naar partijen is gezonden.

1.7.

Met dagtekening 15 maart 2025 heeft de gemachtigde van belanghebbende een reactie gegeven (waarbij diverse bewijsstukken zijn overgelegd) waarop de inspecteur bij brief van 18 april 2025 heeft gereageerd. Bij brief van 24 april 2025 heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd op de brief van de inspecteur.

1.8.

Nu geen van partijen heeft aangegeven een nadere zitting te wensen heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2
Feiten
2.1.

Gelet op de ontwikkeling van de rechtsstrijd in hoger beroep stelt het Hof de volgende feiten vast.

2.2.

De rechtbank heeft in haar uitspraak onder procesverloop en onder feiten het volgende vermeld:

“Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2023 te Haarlem. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft onderzocht of eiseres behoorlijk is uitgenodigd, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft de gemachtigde van eiseres bij aangetekende brief, verzonden op 8 augustus 2023 en gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 28 augustus 2023 om 15:28 is afgehaald bij een PostNL-punt, zodat eiseres behoorlijk is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en mr. A. de Groot.

(…)

2. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel – vervaardigd op 12 april 2022 – is op 4 november 2021 geregistreerd dat eiseres per 2 november 2021 ontbonden is bij wege van een ontbindingsbesluit. De activiteiten van eiseres zijn per 2 november 2019 gestaakt. De activiteiten van eiseres bestonden uit het als holding beheren van financiële administratie en facturering voor de export van levensmiddelen naar landen buiten de EU.

3. De [gemachtigde ] (hierna: [gemachtigde ] ) is sinds [datum] 2001 getrouwd met mevrouw [naam 2] . Vanaf de oprichting van eiseres en tot 16 augustus 2019 was de echtgenote van [gemachtigde ] bestuurder en enig aandeelhouder van eiseres. [gemachtigde ] was sinds 16 augustus 2019 bestuurder en enig aandeelhouder van eiseres tot aan de ontbinding op 2 november 2021. Op die datum is [gemachtigde ] benoemd tot vereffenaar van eiseres.”

2.3.

Uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat de aangetekende brief met daarin de uitnodiging voor de zitting van de rechtbank op 8 augustus 2023 (22.09 uur) is ontvangen door PostNL en op 11 augustus 2023 klaar lag bij het PostNL-punt [PostNL punt] [plaats] . Voor de tussenliggende dagen (9 en 10 augustus) is twee keer achtereenvolgens vermeld “Zending is gesorteerd” en “Bezorger is onderweg”. Er is niet vermeld dat de zending op het adres van de gemachtigde is aangeboden, bijvoorbeeld met de indicatie “bezorging niet gelukt”. Voorts is vermeld in het Track & Trace-systeem dat op 28 augustus 2023 om 15:28 de “Zending is overhandigd aan [de] ontvanger”. Er staat geen handtekening (voor ontvangst) vermeld op de informatie uit het Track-& Trace systeem.

2.4.

Bij zijn brief van 15 maart 2025 heeft de gemachtigde van belanghebbende de volgende bewijsstukken overgelegd:

een routekaart met overnachtingslocaties in Europa (Frankrijk, Spanje en Portugal) in de periode 11 augustus 2023 tot en met 31 augustus 2023;

boekingsinformatie van Booking.com;

foto’s van de gemachtigde met de data en informatie over de locatie;

aan de gemachtigde gerichte facturen van betaalde tolheffing (in de maanden augustus en september 2023) voor wegen in Portugal en Spanje;

afschriften van banktransacties (onder meer in Spanje en Portugal) in augustus 2023 van de privérekening van de gemachtigde;

een verklaring van 15 maart 2025 van mevrouw [naam 2] , de echtgenote van de gemachtigde. Zij verklaart, kortgezegd, dat zij van 11 augustus 2023 tot en met 31 augustus 2023 samen met de gemachtigde een rondreis (in zijn voertuig) door Europa heeft gemaakt en dat zij gedurende deze hele periode samen hebben gereisd en (enkel) hebben verbleven in het buitenland.

2.5.

In zijn reactie van 18 april 2025 verklaart de inspecteur onder meer:

“(…)Uit het Track & Trace overzicht van PostNL leid ik af dat de uitnodiging van de Rechtbank op 9 augustus 2023 en 10 augustus 2023 op het woonadres van de [gemachtigde ] is aangeboden maar daar niet in ontvangst is genomen. Daarna is het volgens het overzicht door de bezorger bij het PostNL-punt in het [PostNL punt] [plaats] ingeleverd, waar het op 28 augustus 2023 zou zijn afgehaald. Op grond van de bewijsstukken van belanghebbende acht ik het aannemelijk dat de [gemachtigde ] van 11 augustus 2023 tot en met 31 augustus 2023 in het buitenland was. Dat geldt dus niet voor de dagen dat de uitnodiging op het woonadres is aangeboden. (…) Voorts kan uit het PostNL-overzicht naar mijn oordeel niet anders worden afgeleid dan dat de brief is afgehaald, wellicht door één van de kinderen van de [gemachtigde ] .”

3
Geschil in hoger beroep

In hoger beroep zal het Hof zich (eerst) buigen over de vraag of de zaak dient te worden teruggewezen naar de rechtbank.

Zo dat niet het geval is komt aan de orde of de naheffingsaanslag en de boete tot te hoge bedragen zijn opgelegd.

Overwegingen

4
Beoordeling van het geschil
4.1.

Belanghebbende klaagt in hoger beroep over de omstandigheid dat het onderzoek ter zitting bij de rechtbank in afwezigheid van haar gemachtigde heeft plaatsgevonden en stelt - naar het Hof begrijpt - dat zij door deze gang van zaken ernstig in haar verdediging is geschaad.

De gemachtigde van belanghebbende brengt hiertoe naar voren dat hij niet bij de zitting van de rechtbank op 1 november 2023 aanwezig was en ook niet kon zijn, omdat hij geen uitnodiging voor deze zitting heeft ontvangen. Teneinde het geschil met de Belastingdienst door twee feitelijke instanties te kunnen laten beoordelen en de mogelijkheid open te houden om belanghebbende in hoger beroep te laten vertegenwoordigen door een advocaat verzoekt belanghebbende om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank.

4.2.

Naar het oordeel van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende met de door hem overgelegde bewijsstukken (zie 2.4) voldoende onderbouwd dat hij op 28 augustus 2023 samen met zijn echtgenote in het buitenland verbleef en derhalve niet in staat was om de uitnodiging bij het PostNL-punt [PostNL punt] [plaats] in persoon af te halen. Dit wordt ook door de inspecteur aannemelijk bevonden (zie 2.5). Doordat niet getekend is voor ontvangst van de aangetekende brief is het bovendien voor het Hof niet mogelijk om vast te stellen aan wie de brief is overhandigd. Anders dan de inspecteur leidt het Hof uit de beschikbare informatie uit het Track & Trace-systeem van PostNL (zie 2.3) ook niet af dat de brief reeds op 9 en 10 augustus 2023 daadwerkelijk is aangeboden op het woonadres van de gemachtigde. De desbetreffende vermelding ontbreekt namelijk op het overzicht. Onder deze omstandigheden kan uit het feit dat de brief niet retour is ontvangen door de rechtbank niet (en in ieder geval niet met zekerheid) worden afgeleid dat de brief wel door de gemachtigde of één van zijn kinderen in ontvangst is genomen. Daar komt bij dat het Hof, gelet op de vermeldingen in het handelsregister (zie onderdelen 2 en 3 van de rechtbankuitspraak), aannemelijk acht dat de gemachtigde in augustus 2023 de enige was die belanghebbende bevoegdelijk kon vertegenwoordigen. Hij staat aldaar immers vermeld als de (enige) vereffenaar van belanghebbende en gesteld noch gebleken is dat sprake zou zijn geweest van een andere vertegenwoordiger.

4.3.

Het Hof is van oordeel dat de in hoger beroep verkregen informatie ertoe leidt dat de rechtbank, als zij over deze informatie had beschikt, de zitting geen doorgang had laten vinden. In het licht van deze nieuwe informatie zou, door in de gegeven omstandigheden de zitting wel doorgang te laten vinden zonder dat belanghebbende daarbij aanwezig was en vervolgens uitspraak te doen, worden gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van een behoorlijk procesrecht, in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor. Dit geldt des te meer in een zaak als de onderhavige waarin de belanghebbende uitdrukkelijk verzoekt om terugwijzing en (ook) de hoogte van een niet onaanzienlijke boete in het geding is.

4.4.

De conclusie is dan ook dat het hoger beroep gegrond is, de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven en het Hof de zaak zal terugwijzen naar de rechtbank.

5
Kosten

Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6
Beslissing

Het Hof:

vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

wijst de zaak terug naar de rechtbank voor een hernieuwde behandeling in beroep met inachtneming van deze uitspraak;

gelast de griffier het voor het hoger beroep door belanghebbende betaalde griffierecht van € 548 aan haar terug te betalen;

draagt de griffier op na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het gehele dossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. M.J. Leijdekker, voorzitter, J-P.R. van den Berg en M. Ferrier, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 29 april 2025 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: