beslissing
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.317.852/01 NOT
nummer eerste aanleg : 22-05
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 maart 2023
mr. [appellante]
,
notaris te
[vestigingsplaats]
,
appellante,
gemachtigde: mr. G.N. Sanders, advocaat te 's-Gravenhage,
[geïntimeerde]
,
wonend te
[woonplaats]
,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.
2
Het geding in hoger beroep
2.1.
De notaris heeft op 11 oktober 2022 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 14 september 2022 (ECLI:NL:TNORDHA:2022:18).
2.2.
Klaagster heeft op 16 december 2022 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
De notaris heeft op 2 januari 2023 aanvullende producties ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 januari 2023. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, en klaagster, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.6.
Het hof heeft tijdens deze openbare terechtzitting de behandeling geschorst, teneinde de notaris de gelegenheid te geven voor 27 januari 2023 nog niet overgelegde e-mailberichten, gespreksaantekeningen en/of overige schriftelijke stukken opgemaakt in de periode tussen 18 mei 2021 en 21 juni 2021 bij het hof (met een kopie aan klaagster) in te dienen. Klaagster is door het hof in de gelegenheid gesteld uiterlijk 9 februari 2023 hierop een schriftelijke reactie te geven. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.7.
Van de zijde van de notaris zijn op 26 januari 2023 nadere producties ingediend. Op 8 februari 2023 is ter griffie van het hof een schriftelijke reactie van klaagster binnengekomen.
Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen die vaststelling geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
De broer van klaagster, de heer
[naam 1]
(hierna te noemen: erflater) is op 9 mei 2021 overleden.
3.2.
Klaagster heeft de uitvaart geregeld.
3.3.
Op 18 mei 2021 heeft klaagster de notaris per e-mail geïnformeerd dat haar broer was overleden. De notaris heeft vervolgens op 19 mei 2021 telefonisch contact opgenomen met klaagster. Van dit gesprek heeft de notaris een telefoonnotitie gemaakt, waarin het volgende staat:
“19 mei 2021
gebeld met [geïntimeerde]
naar aanleiding van mail 18 mei (samen met [naam 2]
).
toegelicht verschil verwerpen/beneficiair.
Verwerpen betekent ook dat kinderen moeten verwerpen (en kleinkinderen).
dus: beneficiair.
NB:
tenzij
er echtgenote of kinderen zijn van broer, dit onderzoek ik.”
3.4.
Op 21 mei 2021 heeft klaagster gebeld met de notaris. In dit gesprek heeft klaagster aangegeven dat zij overwoog, teneinde de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap zo laag mogelijk te houden, de nalatenschap van haar broer zuiver te aanvaarden omdat haar gebleken was dat er genoeg geld op de rekening van erflater stond.
3.5.
Op 7 juni 2021 heeft klaagster op het kantoor van de notaris een bespreking met de notaris gevoerd. Van deze bespreking heeft de notaris een gespreksnotie gemaakt waarin het volgende staat:
“ 7 juni 2021
[geïntimeerde]
stand tot nu toe
Ze zijn bezig met huis van broer. Leeghalen etc.
Bedoeling is beneficiair aanvaarden + boedelvolmachten aan [geïntimeerde]
.
Dossier is bij ons opgestart.
recherche bij bevolkingsregister loopt nog.
Dit afwachten voordat VVE kan worden afgegeven.”
3.6.
Op 21 juni 2021 heeft de notaris klaagster in een telefoongesprek meegedeeld dat erflater een zoon (
[naam 3]
) had (hierna: de zoon), geboren op
[geboortedatum]
.
3.7.
Op 3 september 2021 heeft de zoon het kantoor van de notaris bezocht. Bij die gelegenheid heeft hij een volmacht beneficiaire aanvaarding ondertekend waarna de volmacht op 6 september 2021 naar de rechtbank is gestuurd. Klaagster is per emailbericht van 6 september 2021 hiervan op de hoogte gesteld.
3.8.
In de periode tussen 22 juni 2021 en 6 september 2021 heeft klaagster de notaris meerdere malen benaderd met een verzoek om informatie. In antwoord op haar vragen heeft de notaris, kort samengevat, aan klaagster bericht dat zij in afwachting was van de reactie van de zoon.
3.9.
De notaris heeft op 7 oktober 2021 op verzoek van klaagster een door klaagster opgestelde brief bestemd voor de zoon aan de zoon gemaild. Op 27 oktober 2021 is door de notaris wederom op verzoek van klaagster een e-mail van klaagster aan de zoon doorgestuurd. Op 9 november 2021 is de notaris benaderd door een advocaat van klaagster met het verzoek een door die advocaat opgestelde brief aan de zoon door te sturen. Kern van de brieven en de e-mail van deze advocaat was dat klaagster twijfelde aan de biologische verwantschap tussen erflater en de zoon. Het verzoek van de advocaat om de bewuste brief door te sturen is later ingetrokken.
3.10.
Op 15 december 2021 heeft de notaris bericht gekregen van de zoon dat hij toestemming geeft om zijn e-mailadres door te geven aan klaagster. Op 17 december 2021 heeft de notaris dit e-mailadres doorgegeven aan klaagster. Klaagster heeft vervolgens op 20 december 2021 een e-mailbericht aan de zoon gestuurd waarbij zij de notaris in de cc heeft gezet.
5.1.
Klaagster verwijt de notaris in de kern dat zij onzorgvuldig heeft gecommuniceerd bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Na het overlijden van erflater heeft klaagster zijn uitvaart geregeld en betaald. Klaagster heeft vervolgens contact gezocht met de notaris om te vragen op welke wijze zij de nalatenschap kon verwerpen. Klaagster verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat zij en haar twee nog in leven zijnde broers de erfgenamen van erflater waren; zij was niet bekend met eventuele kinderen van erflater. De notaris heeft klaagster in eerste instantie telefonisch geadviseerd de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. De notaris heeft klaagster op dat moment ook geïnformeerd dat zij verantwoordelijk was voor de ontruiming en opzegging van de woning van erflater. De notaris heeft bij die gelegenheid géén melding gemaakt, aldus klaagster, dat zij nog een erfgenamenonderzoek zou gaan uitvoeren. Nadat klaagster was gebleken dat het saldo van de bankrekening van erflater positief was, is besloten de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Op 21 juni 2021 kreeg klaagster van de notaris bericht dat uit afstammelingenonderzoek was gebleken dat erflater nog een zoon had nagelaten. Voor klaagster was dit een schokkend bericht. Als klaagster vooraf had geweten dat dit onderzoek nog zou moeten worden uitgevoerd dan had zij, in afwachting van de resultaten van dit onderzoek, anders gehandeld. Na het bekend worden van het bestaan van de zoon is klaagster door de notaris ten onrechte op een zijspoor gezet. De notaris heeft bij de zoon vervolgens actief aangestuurd op de aanvaarding van de nalatenschap van erflater. Klaagster is daardoor respectloos behandeld. De notaris is voorts niet ingegaan op verzoeken van klaagster een nader onderzoek in te stellen naar deze, door erflater niet erkende zoon. In plaats daarvan heeft (een medewerkster van) de notaris namens klaagster ongevraagd onjuiste berichten gestuurd naar de zoon, waarbij onzorgvuldige bewoordingen zijn gebruikt in een voor klaagster gevoelige kwestie. In hoger beroep werpt klaagster op dat de notaris geen enkel inzicht in de klachtwaardigheid van haar handelen heeft getoond dat door de kamer als klachtwaardig is beoordeeld.
5.2.
De notaris voert aan dat zij naar eer en geweten heeft gehandeld. Aan de notaris is gevraagd een verklaring van erfrecht op te stellen. Hiertoe dient zij een erfgenamenonderzoek in te stellen; zij heeft dit steeds met klaagster gecommuniceerd. De notaris heeft begrip voor het feit dat klaagster de uitkomst van het erfgenamenonderzoek als ingrijpend heeft ervaren. Dit betekent niet dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Nadat de zoon de nalatenschap beneficiair had aanvaard, van welke aanvaarding klaagster op 6 september 2021 per e-mailbericht op de hoogte was gesteld, was klaagster feitelijk geen belanghebbende (en opdrachtgever) meer. De notaris is niet onzorgvuldig omgegaan met persoonlijke toelichtingen. Ondanks het feit dat klaagster geen erfgenaam bleek te zijn, heeft de notaris zich altijd bereid getoond naar klaagster te luisteren, haar vragen te beantwoorden en haar correspondentie, op verzoek van klaagster, door te sturen naar de zoon. Uit piëteit voor klaagster heeft de notaris ook nooit een declaratie gestuurd voor de voor klaagster verrichte werkzaamheden.
5.3.
In hoger beroep voert de notaris aan dat in het geheel geen sprake was van een rolverschuiving aan haar kant. De opdracht aan de notaris was het geven van advies over de wijze van aanvaarding van de nalatenschap en het opstellen van een verklaring van erfrecht. Deze rol kan slechts vervuld worden door een onafhankelijke opstelling van de notaris. In dit geval bleek iemand anders (de zoon) dan de oorspronkelijke opdrachtgeefster (klaagster) erfgenaam te zijn. De positie van klaagster en haar broers veranderde hierdoor; de rol van de notaris bleef gelijk. Het tijdstip waarop de rol van klaagster veranderde is duidelijk gemarkeerd (uitslag erfgenamenonderzoek op 21 juni 2021) en ook aan klaagster gemeld. De notaris heeft klaagster niet buiten spel gezet.
5.4.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de klacht ongegrond is. De notaris heeft met overlegging van de onder 2.7. genoemde aanvullende producties, bestaande uit (onder andere) gespreks- en telefoonnotities van de door haar gevoerde (telefonische) besprekingen met klaagster, alsmede haar toelichting ter terechtzitting in hoger beroep voldoende concreet uiteengezet op welke wijze de communicatie tussen haar en klaagster is verlopen en wat de inhoud daarvan is geweest. Uit voormelde stukken, ten aanzien waarvan niet goed te begrijpen valt dat deze eerst in tweede instantie na daartoe uitdrukkelijk door het hof te zijn uitgenodigd, zijn overgelegd, valt af te leiden dat de notaris op of omstreeks 19 mei 2021 met klaagster heeft besproken dat nog moet worden nagegaan of erflater eventuele kinderen en/of een echtgenote heeft nagelaten. Tijdens de onder 3.5 genoemde bespreking van 7 juni 2021 is dit opnieuw aan de orde gesteld. Ook overigens is niet gebleken van een onzorgvuldige/gebrekkige communicatie van de kant van de notaris. Op verzoeken van klaagster is voldoende tijdig en ook inhoudelijk adequaat door ofwel de notaris ofwel een medewerkster van haar kantoor gereageerd. Van een onzorgvuldige omgang met persoonlijke stukken is evenmin gebleken. Klaagster heeft zelf verzocht enkele brieven van haar door te sturen naar de zoon. De notaris heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Het verwijt van klaagster dat de notaris onduidelijk is geweest wat betreft haar rol(verschuiving) is tenslotte eveneens ongegrond. Aan de notaris was, onder andere, opdracht gegeven een verklaring van erfrecht af te geven. De notaris heeft deze opdracht steeds vanuit een terechte onafhankelijke positie vervuld. Het feit dat uit het erfgenamenonderzoek bleek dat niet klaagster en haar beide broers maar de zoon van erflater enig erfgenaam was, kan de notaris niet worden aangerekend. De omstandigheid dat klaagster twijfels had over de biologische verwantschap van deze zoon met erflater maakt het voorgaande niet anders. De klacht is dus ongegrond.
5.5.
Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen en beslissen als volgt.
- vernietigt de bestreden beslissing,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.R. Sturhoofd en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023 door de rolraadsheer.