Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep civiel recht overig

ECLI:NL:GHAMS:2025:1227

Op 29 April 2025 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.330.844/01, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2025:1227. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.330.844/01
Datum uitspraak:
29 April 2025
Datum publicatie:
12 May 2025
Advocaat:
mr. S.A Wensing te Emmen;mr. R.P van der Vliet te Amsterdam

Indicatie

Verbintenissenrecht. Behandeling merrie door dierenarts bij en na bevalling van een tweeling. Er is hoefbevangenheid opgetreden en de merrie is na enkele weken geëuthanaseerd. Het hof concludeert mede op basis van een deskundigenonderzoek dat er geen goede grond is om te oordelen dat de dierenarts anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts mag worden verwacht

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.330.844/01

zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 9985656 \ CV EXPL 22-4003

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 april 2025

inzake

[appellant] ,

gevestigd te [plaats] ,

appellante,

advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen,

tegen

TEAM AMSTELSTREEK B.V.,

gevestigd te Ouderkerk a/d Amstel,

geïntimeerde,

advocaat: mr. R.P van der Vliet te Amsterdam.

Partijen worden hierna [appellant] en Team Amstelstreek genoemd.

1
De zaak in het kort

Team Amstelstreek is een dierenartsenpraktijk. Zij heeft een merrie van [appellant] behandeld tijdens en na de bevalling van een tweeling. De merrie is enige tijd later geëuthanaseerd. Volgens [appellant] zijn er bij de behandeling fouten gemaakt. Een deskundige heeft onderzoek naar eventuele fouten gedaan. Het hof oordeelt op basis van dit onderzoek dat er geen goede grond bestaat om aan te nemen dat Team Amstelstreek anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts mag worden verwacht. Team Amstelstreek hoeft geen schadevergoeding te betalen, [appellant] moet wel de nota’s van de dierenartsenpraktijk betalen.

2
Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 13 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 15 maart 2023 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Team Amstelstreek als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.

Bij tussenarrest van 5 september 2023 is een mondelinge behandeling na aanbrengen bepaald.

Deze mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven

- memorie van antwoord

Partijen hebben de zaak vervolgens tijdens de mondelinge behandeling van 10 maart 2025 laten toelichten door hun advocaten, ieder aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.

Ten slotte is arrest gevraagd.

3
Feiten

De rechtbank heeft in onderdeel 3 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft de feitenvaststelling bestreden. Het hof zal een overzicht geven van de niet of onvoldoende betwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.

3.1.

[appellant] was eigenaar van de merrie [naam 1] . Team Amstelstreek heeft een dierenartsenpraktijk.

3.2.

In de avond van 9 mei 2020 heeft [appellant] de bijstand ingeroepen van Team Amstelstreek bij de bevalling van de merrie. Namens Team Amstelstreek heeft dierenarts drs. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) op die dag de behandeling uitgevoerd. Bij aankomst heeft [naam 2] de merrie liggend aangetroffen, terwijl twee mannen zonder progressie fors aan het trekken waren aan een veulen dat tot en met de borst geboren was. Het veulen bleek verkeerd te liggen. [naam 2] heeft het veulen begeleid om de bevalling te voltooien. Het veulen is kort na de bevalling overleden.

3.3.

Bij vaginale controle heeft [naam 2] nog een veulen ontdekt en meteen verlost. Het tweede veulen is ‘in de vliezen’ geboren. Ook dit veulen is kort na de geboorte overleden. Tijdens de geboorte van het tweede veulen zijn de placenta's van beide veulens meegekomen. Na de bevalling ging het niet goed met de merrie. [naam 2] heeft de merrie daarop behandeld met het oog op ataxie en een vermoedelijke zenuwbeschadiging.

3.4.

De volgende ochtend, op 10 mei 2020, heeft [naam 2] de behandeling van de merrie voortgezet. [naam 2] heeft daarbij aan [appellant] het advies gegeven de temperatuur van de merrie minstens twee keer per dag te controleren en bij verhoging contact op te nemen met Team Amstelstreek. Later die dag had de merrie verhoging.

3.5.

Op 11 mei 2020 is de merrie nogmaals behandeld, deze keer door dierenarts drs. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) namens Team Amstelstreek. De merrie had op dat moment verhoging. [naam 3] heeft toen onder andere inwendig onderzoek verricht bij de merrie.

3.6.

Op 12 mei 2020 heeft [naam 2] de merrie onderzocht in verband met vermoedens van hoefbevangenheid. [naam 2] heeft de baarmoeder van de merrie gespoeld. Daarbij kwam een stukje placenta mee.

3.7.

Nadien heeft Team Amstelstreek de merrie regelmatig gecontroleerd en behandeld in verband met onder andere hoefbevangenheid. Na 17 juni 2020 was Team Amstelstreek niet meer welkom bij [appellant] en zij heeft vanaf dat moment de merrie (dus) niet meer onderzocht of behandeld.

3.8.

Op 24 juni 2020 is de merrie geëuthanaseerd.

3.9.

Voor haar werkzaamheden heeft Team Amstelstreek drie facturen gestuurd aan [appellant] voor een bedrag van in totaal € 3.656,49. [appellant] heeft de factuurbedragen niet betaald.

3.10.

Op verzoek van [appellant] heeft de rechtbank Amsterdam een voorlopig deskundigenbericht bevolen met betrekking tot de behandeling van de merrie door Team Amstelstreek. Naar aanleiding daarvan heeft prof. dr. [naam 4] (hoogleraar Voortplanting Paard, hierna: prof. [naam 4] ) op 24 januari 2022 een rapport uitgebracht.

4
Eerste aanleg
4.1.

Team Amstelstreek heeft in eerste aanleg gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] te veroordelen:

I. om aan eiser(es) te voldoen het bedrag van € 4.762,23 te vermeerderen met de

wettelijke handelsrente vanaf 8 juni 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding

tot de dag der algehele voldoening over € 3.656,49;

II. in alle proceskosten van dit geding waaronder griffierecht, verschotten en salaris

gemachtigde.

4.2.

[appellant] heeft in reconventie gevorderd Team Amstelstreek te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad:

1. tot betaling bij wijze van voorschot van € 15.000, met de interesten vanaf 13 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening;

2. in de kosten van het geding.

4.3.

Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, om aan Team Amstelstreek € 4.147,09 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 3.656,49 vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. De tegenvorderingen van [appellant] zijn afgewezen.

Overwegingen

5
Beoordeling
5.1.

[appellant] heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het (alsnog) afwijzen van de vorderingen van Team Amstelstreek en toewijzen van haar tegenvorderingen.

Het verwijt

5.2.

[appellant] verwijt Team Amstelstreek dat Team Amstelstreek fouten heeft gemaakt bij de behandeling van de merrie en dat de merrie daardoor moest worden geëuthanaseerd, met schade als gevolg. De fout die [appellant] benadrukt is het onzorgvuldig controleren van de placenta’s op volledigheid, terwijl vanwege de tweelingdracht extra oplettendheid was vereist, en in het verlengde daarvan het achterwege laten van gerichte behandelingen (grieven I tot en met VI). Ook stelt [appellant] dat volgens de deskundige het constateren van de ‘matig geïnvolveerde baarmoeder’ misschien had geleid tot een andere aanpak (grief V) en dat Team Amstelstreek heeft nagelaten om met regelmaat de temperatuur van de merrie te controleren (grief VI).

Maatstaf

5.3.

Voor het antwoord op de vraag of Team Amstelstreek bij de behandeling van de merrie fouten heeft gemaakt, is beslissend of Team Amstelstreek de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

Het rapport van de deskundige

5.4.

Partijen zijn het erover eens dat bij het beoordelen van het handelen van Team Amstelstreek het rapport van de deskundige tot uitgangspunt moet worden genomen.

Zij hebben dit bij de mondelinge behandeling in hoger beroep bevestigd. Daarbij strekt verder tot uitgangspunt dat Team Amstelstreek niet betrokken was bij de begeleiding van de dracht. Haar eerste betrokkenheid was bij de bevalling.

De bevalling en de placenta’s

5.5.

Het staat niet ter discussie dat [naam 2] bij de bevalling de placenta’s behoorde te controleren op volledigheid. De deskundige vermeldt in zijn rapport onder meer, vanwege de tweelingdracht:

‘Extra oplettendheid is belangrijk met betrekking tot het controleren van de placenta’s (andere vorm dan bij een eenling dracht)’ (vraag 12, p. 6).

Het hof overweegt als volgt. Anders dan [appellant] betoogt, heeft [naam 2] de placenta’s gecontroleerd op volledigheid. Hij heeft de eerste placenta voor controle op de grond uitgelegd. De tweede placenta kwam mee met het veulen en was volgens [naam 2] rond. [appellant] heeft het voorgaande niet voldoende betwist. Verder vermeldt de deskundige in zijn rapport dat [naam 2] na de geboorte van het tweede veulen de merrie nog van binnen heeft gecontroleerd (p. 2). Bij dit onderzoek zijn geen vruchtvliezen of andere afwijkingen ontdekt. [naam 2] was ervan overtuigd dat de placenta’s volledig waren en dat geen sprake was van achtergebleven stukken, aldus de deskundige (p. 2). Desondanks is na enkele dagen gebleken dat er een stukje placenta in de baarmoeder van de merrie was achtergebleven. [appellant] leidt hieruit af dat [naam 2] de vereiste (extra) oplettendheid niet in acht heeft genomen bij de controle op volledigheid. [appellant] stelt in dit verband ook dat [naam 2] de baarmoeder meteen had moeten spoelen.

5.6.

De deskundige vermeldt in zijn rapport niet dat [naam 2] in dit geval had moeten waarnemen dat de placenta’s niet volledig waren. Hij vermeldt ook niet hoe [naam 2] dat had moeten waarnemen. Ook [appellant] licht dit niet toe. De deskundige vermeldt evenmin dat [naam 2] het achtergebleven stukje placenta bij de inwendige controle had moeten ontdekken indien hij extra oplettend was geweest.

5.7.

Voor het spoelen van de baarmoeder, geldt het volgende. [appellant] bestrijdt de vaststelling van de rechtbank dat Team Amstelstreek op 11 mei 2020 en nogmaals op 12 mei 2020 de baarmoeder van [naam 1] heeft gespoeld, maar zij heeft onvoldoende toegelicht waarom deze vaststelling onjuist is. Daaraan gaat het hof derhalve voorbij. Wat betreft het spoelen heeft de deskundige verder het volgende in zijn rapport genoteerd:

‘Na afloop van een geassisteerde bevalling bij de merrie wordt met enige regelmaat besloten om de baarmoeder te spoelen. Vooral als de ingreep lang geduurd heeft en er langdurig inwendig gemanipuleerd is (arm van de dierenarts meerdere malen in de uterus ingebracht) en er sprake is van aanzienlijk contaminatie van de uterus (baarmoeder). Als de placenta manueel verwijderd wordt, wordt de baarmoeder ook regelmatig gespoeld. In het geval van [naam 1] lijkt het niet dat [naam 2] lang bezig is geweest. Hij was ook ervan overtuigd dat de placenta's volledig afgekomen waren. Verder was de meest urgente probleem na het weer opstaan van de merrie, de ataxie van de merrie en de verdenking van een zenuw beschadiging. Gezien de omstandigheden, lijkt het mij redelijk om de baarmoeder niet meteen te spoelen en vooral de aandacht te richten op het behandelen van de vermoedelijke zenuwbeschadiging en de daaraan gekoppelde symptomen.

Kortom, het spoelen van de baarmoeder meteen na een geassisteerde bevalling (of binnen de

eerste 24 uur erna) is een preventieve maatregel (vóórkomen van potentiële gevolgen). Het kan dus ook achterwege gelaten worden of uitgesteld zijn tot dat er een duidelijke indicatie is, bijvoorbeeld koorts of een afwijkende uterusinhoud of uitvloeiing. Wat dit betreft, voldoet het advies om de temperatuur van de merrie minstens twee keer daags te controleren aan de algemene richtlijnen voor monitoring van de merrie in de eerste 2-3 dagen post partum. Deze advies is verstrekt door [naam 2] ’ (vraag 2, p. 3).

‘Als er geen duidelijke aanleiding is om het doorspoelen van de baarmoeder uit te voeren, is het redelijk om dit behandeling achterwege te laten dan wel uit te stellen tot dat er wel aanleiding is (b.v. temperatuur verhoging; vaginale uitvloeiing; vertraagde involutie van de baarmoeder)’ (vraag 10, p. 5).

[naam 2] heeft de niet vorderende partus vlot opgelost. Daarna heeft hij een aantal behandelingen opgestart gericht op het verhelpen van de meest urgente probleem meteen na de partus, namelijk de ataxie en de vermoedelijke zenuwbeschadiging. Hij heeft ook enkele behandelingen ingezet om de risico op hoefbevangenheid te verminderen (Flunixine meglumine; Ascal). [naam 2] heeft verder de eigenaar geadviseerd om de merrie minstens 2 keer daags op temperatuur te controleren en, bij verhoging, de praktijk te raadplegen. Dit zijn allemaal conform de professionele standaard’ (vraag 11, p. 5)

‘De meest urgente probleem bij [naam 1] in de eerste uren na de bevalling was de ataxie en de

vermoede van of een myopathie of een zenuw beschadiging. Hier tegen zijn adequate

behandelingen uitgevoerd. Ik kan me voorstellen dat de aandacht aanvankelijk volledig

gericht werd op het verhelpen van de ataxie. Er is ook adequaat advies gegeven over het

monitoren van de merrie (2 keer daags temperaturen) voor het mogelijke ontwikkeling van

een baarmoeder ontsteking’ (vraag 12, p. 6).

5.8.

Uit deze bevindingen van de deskundige is op te maken dat het meteen spoelen van de baarmoeder van de merrie een preventieve maatregel is die achterwege kan blijven of kan worden uitgesteld tot er een indicatie is. Dat er in dit geval voor 11 mei 2020 voor Team Amstelstreek een dergelijke indicatie was, blijkt niet uit het rapport van de deskundige. Integendeel, de deskundige vermeldt dat het hem gezien de omstandigheden redelijk lijkt de baarmoeder niet meteen te spoelen en vooral de aandacht te richten op het behandelen van de vermoedelijke zenuwbeschadiging en de symptomen die daarmee verband houden.

5.9.

De slotsom van het voorgaande is dat op basis van het deskundigenrapport niet kan worden geconcludeerd dat Team Amstelstreek met betrekking tot de controle van de placenta’s op volledigheid en/of door niet meteen te spoelen anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht.

5.10.

Dit wordt niet anders doordat de deskundige constateert dat er ‘(k)laarblijkelijk (…) een verkeerde inschatting (is) gemaakt met betrekking tot de compleetheid van de placenta’s’

(p. 5). Het is immers een feit dat er een stukje placenta was achtergebleven en dat dus de inschatting dat de placenta’s compleet waren afgekomen, achteraf bezien verkeerd is geweest. Het gaat er echter om dat uit het deskundigenrapport niet blijkt dat in de gegeven omstandigheden [naam 2] – in het licht van de toe te passen maatstaf – een verwijt valt te maken van de verkeerde inschatting, en evenmin van het achterwege laten van onmiddellijke spoeling van de baarmoeder. Een dergelijk verwijt valt ook niet af te leiden uit de opmerking van de deskundige dat het ontbreken van een stuk placenta ‘(m)isschien (…) gedeeltelijk te maken (had) met gebrek aan ervaring met de inspectie van de placenta’s bij een tweeling, gezien tweelingen zelden voorkomen bij de merrie’ (p. 5). De deskundige stelt niet vast dat in dit geval sprake was van een gebrek aan ervaring en evenmin dat een dergelijke ervaring mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot, ondanks de zeldzaamheid van een tweeling. De deskundige stelt verder niet vast dat bij afdoende ervaring het ontbreken van het stuk placenta wél zou zijn geconstateerd. De gebruikte bewoordingen ‘misschien’ en ‘gedeeltelijk’ duiden op niet méér dan een mogelijkheid.

5.11.

Het lag op de weg van [appellant] om nadere, concrete feiten of omstandigheden te stellen die het oordeel rechtvaardigen dat [naam 2] bij de bevalling en de nazorg vlak daarna desondanks niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dergelijke feiten of omstandigheden zijn echter niet naar voren gebracht.

Temperatuur controleren

5.12.

De deskundige heeft vermeld dat het advies van [naam 2] aan [appellant] , om de temperatuur van de merrie minstens twee keer daags te controleren en bij verhoging de dierenartsenpraktijk te raadplegen, voldoet ‘aan de algemene richtlijnen voor monitoring van de merrie in de eerste 2-3 dagen post partum’ (vraag 2, p. 3) en ‘conform de professionele standaard’ is (vraag 11, p. 5). Hij heeft dit een adequaat advies genoemd (vraag 12, p. 6). Anders dan [appellant] meent, valt niet in te zien dat Team Amstelstreek met regelmaat de temperatuur had moeten (komen) controleren. [appellant] heeft niet toegelicht dat of waarom zij, als paardenhandelaar, daartoe niet zelf in staat was. Voor het geval zij daartoe niet zelf in staat was, had het op haar weg gelegen dit aan [naam 2] mee te delen, toen [naam 2] het advies gaf en [naam 2] te vragen om deze controle uit te voeren. Dat heeft [appellant] niet gedaan. Zij kan om de voormelde redenen Team Amstelstreek niet verwijten dat Team Amstelstreek de controle niet heeft uitgevoerd.

(Na)behandelingen

5.13.

De deskundige heeft in zijn rapport vermeld dat er meerdere risicofactoren een rol hebben gespeeld bij het ontwikkelen van de hoefbevangenheid bij [naam 1] . Hij schrijft daarover in zijn rapport onder meer:

‘De geconstateerde hoefbevangenheid is in alle waarschijnlijkheid het gevolg van het overblijven van een stuk van één van de placenta’s in de baarmoeder. Omdat het overgebleven stuk niet is geconstateerd, zijn er in de eerste 2 dagen geen gerichte behandelingen ingezet’ (vraag 7, p. 4).

‘Het niet herkennen dat (één van) de placenta’s onvolledig was afgekomen heeft ook een rol gespeeld in het verder verloop’ (vraag 12, p. 6)

In deze passages is geen verwijt aan [naam 2] te lezen, in aanmerking genomen dat [naam 2] niet is te verwijten dat het overgebleven stuk placenta niet is geconstateerd, zoals hiervoor is toegelicht. [naam 2] had de eerste twee dagen geen reden om de door de deskundige bedoelde ‘gerichte behandelingen’ in te zetten. Het advies om met regelmaat de temperatuur van de merrie te controleren, was passend in de gegeven omstandigheden, en adequaat om een mogelijke ontwikkeling van baarmoederontsteking en daaruit voortvloeiende hoefbevangenheid te monitoren, zo blijkt uit de eerder geciteerde passages in het deskundigenrapport.

5.14.

Wat betreft de (na)behandelingen vermeldt de deskundige onder meer:

‘Extra oplettendheid is [bij een tweelingdracht, hof] belangrijk met betrekking tot (…) het monitoren tijdens de post partum periode (vertraagde involutie)’ (vraag 12, p. 6)

‘In verband met de partus, beschouw ik als nabehandelingen acties gericht op

het bevorderen van het involutie (samentrekken/opschonen) van de baarmoeder, waaronder -

spoelen, oxytocine, antibiotica. (…)

Deze behandelingen dienen ingezet te worden op het moment dat er bewijs is van een

baarmoeder ontsteking (koorts, overmatige uterus inhoud en/of een afwijkend vaginale

uitvloeiing) en/of indicaties voor een verhoogde risico op het ontstaan van een dergelijke (post

partum) baarmoeder ontsteking. (…)

De beschreven (na)behadelingen (uterus spoelen, oxytocine, antibiotica) zijn allemaal ingezet

door de Heer [naam 3] toen hij geconstateerd werd over een temperatuur verhoging bij [naam 1] (11-5-2020; 2 dagen na de bevalling). (…)

Op 11 mei zijn de voorgeschreven behandelingen wel opgestart, maar ze bleken niet voldoende om de hoefbevangenheid op te lossen’ (vragen 4, 5, 6 en 7, p. 4).

[naam 3] heeft alle geadviseerde (na)behandelingen ingezet om de baarmoeder ontsteking en

daaruit voortvloeiende hoefbevangenheid tegen te gaan (baarmoeder spoelen; oxytocine

toedienden; ontstekingsremmer – Quadrisol; breed spectrum antibioticum – Sulfatrim).

Achteraf gezien was het misschien beter als de merrie op de dag na de partus inwendig

gecontroleerd was. Het constateren van een matig geïnvolveerde baarmoeder had namelijk

kunnen leiden tot een andere aanpak. Aan de andere kant, is het inwendig onderzoek van de

merrie op dag 1 post partum niet routine in de praktijk. Het niet uitvoeren van dit onderzoek is dus niet in strijd met de richtlijnen/professionele standaard’ (vraag 11, p. 5).

5.15.

Uit deze passages blijkt dat Team Amstelstreek de vereiste extra oplettendheid heeft betracht en de behandelingen heeft ingezet die aangewezen waren toen er voor Team Amstelstreek indicaties waren voor (risico) op baarmoederontsteking (koorts).

Deze behandelingen zijn pas op 11 mei 2020 ingezet, omdat [appellant] volgens de deskundige heeft nagelaten een door [appellant] geconstateerde verhoging van de temperatuur op 10 mei 2020 aan Team Amstelstreek te melden (vraag 6, p. 4, en vraag 12, p. 6). Daarvan treft Team Amstelstreek geen verwijt. Het rapport van de deskundige bevat voorts geen aanwijzingen dat deze behandelingen niet zorgvuldig zijn uitgevoerd.

5.16.

Voor zover [appellant] aan Team Amstelstreek verwijt dat zij de dag na de bevalling de merrie niet inwendig heeft gecontroleerd, en dus die dag niet een matig geïnvolveerde baarmoeder heeft geconstateerd, geldt dat het achterwege blijven van deze controle volgens de deskundige niet in strijd is met de richtlijnen/professionele standaard (vraag 11, p. 5). Dat een dergelijke controle in de gegeven omstandigheden toch van een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts mocht worden verwacht, heeft [appellant] niet voldoende toegelicht. Er is dus geen goede grond om Team Amstelstreek op dit onderdeel een verwijt te maken.

Conclusie

5.17.

Uit het voorgaande volgt dat te weinig is gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat Team Amstelstreek bij de behandeling van de merrie fouten heeft gemaakt, in die zin dat [naam 2] en/of [naam 3] niet de zorgvuldigheid in acht hebben genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht. Reeds op die grond zijn de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar.

Causaal verband

5.18.

Ten overvloede merkt het hof het volgende op. Indien het hof van oordeel was geweest dat [naam 2] en/of [naam 3] wel een beroepsfout heeft/hebben gemaakt, zou Team Amstelstreek alleen aansprakelijk zijn voor schade die het gevolg daarvan is.

5.19.

Wat betreft het feit dat na de bevalling niet is opgemerkt dat er een stukje placenta in de baarmoeder was achtergebleven en dat de baarmoeder niet direct is gespoeld, geldt dat te weinig is aangedragen om aan te nemen dat een andere handelwijze tot een betere afloop zou hebben geleid. Het hof wijst op de volgende passage in het deskundigenrapport:

‘Het achterblijven van een stuk van de placenta had niet voorkomen kunnen worden, gezien de placenta’s spontaan zijn afgekomen (niet manueel verwijderd). (…)

Het is ook mogelijk dat de hoefbevangenheid niet voorkomen had kunnen worden door bijvoorbeeld een eenmalige spoeling van de uterus meteen na de partus. De kans is namelijk hoog dat dit onvoldoend was geweest om het stuk placenta ter verwijderen (spoelen van de uterus door [naam 3] op 11 mei heeft ook niet geleid tot het loslaten van het stuk placenta)’ (vraag 9, p. 5).

5.20.

Daarbij komt dat volgens de deskundige op 10 mei 2020 door [appellant] is geconstateerd dat de merrie een verhoogde temperatuur had, waarover Team Amstelstreek niet is geraadpleegd, ondanks het advies van [naam 2] (vraag 6, p. 4). De deskundige merkt daarover verder op:

‘De nodige nabehandelingen zijn ingezet op het moment dat een temperatuur verhoging voor het eerst is gerapporteerd aan de dierenartspraktijk. Als de behandelingen (spoelen / oxytocine / antibiotica) eerder waren opgestart, is het mogelijk dat de hoefbevangenheid voorkomen had kunnen worden. Wat dit betreft, heeft de merrie ook een koortspiek vertoond op 10 mei in de middag; als de dierenarts meteen geraadpleegd was, is het mogelijk dat de baarmoeder ontsteking eerder was ontdekt en de behandeling eerder opgestart’ (vraag 9, p. 5).

‘Echter, het advies om contact op te nemen bij een temperatuur verhoging is op 10 mei niet gevolgd omdat de temperatuur binnen enkele uren weer was gezakt. Achteraf gezien was het beter als er sowieso contact was geweest op dit moment’ (vraag 12 onder c, p. 6).

Het deskundigenrapport laat ook overigens de mogelijkheid open dat de hoefbevangenheid zich voornamelijk kon ontwikkelen door het eigen handelen van [appellant] . Weliswaar bestrijdt [appellant] de vaststelling van de rechtbank dat zij niet aan Team Amstelstreek heeft gemeld dat [naam 1] op 10 mei 2020 verhoging had, maar [appellant] heeft onvoldoende toegelicht waarom deze vaststelling onjuist is.

Voor zover bij de mondelinge behandeling in hoger beroep namens [appellant] (voor het eerst) nog is opgeworpen dat [appellant] op 10 mei 2020 (mogelijk) Team Amstelstreek heeft geprobeerd te bereiken, gaat het hof hieraan voorbij. Er blijkt nergens uit dat [appellant] dit heeft geprobeerd, en er is geen reden om aan te nemen dat Team Amstelstreek niet (telefonisch) bereikbaar was of dat de melding van de temperatuurverhoging niet via een (tekst)berichtje aan Team Amstelstreek had kunnen worden overgebracht.

5.21.

Verder is onduidelijk gebleven wat er met de merrie is gebeurd nadat [appellant] op 17 juni 2020 het verder behandelen van de merrie door Team Amstelstreek had belet. Volgens Team Amstelstreek ging de toestand van de merrie vooruit. Dit valt ook op te maken uit het verslag van [naam 2] , dat [appellant] heeft geciteerd in nr. 18 van haar conclusie van antwoord in conventie/van eis in reconventie. Mede daardoor is onvoldoende duidelijk om welke reden(en) is besloten de merrie te euthanaseren. Hoewel dit in de gegeven omstandigheden op haar weg had gelegen, heeft [appellant] nagelaten hierover openheid van zaken te geven door documentatie over te leggen van met name de dierenarts die volgens haar de behandeling van de merrie heeft overgenomen en de euthanasie heeft uitgevoerd.

5.22.

Uit het voorgaande volgt dat, zelfs indien het hof tot het oordeel zou zijn gekomen dat Team Amstelstreek een beroepsfout heeft gemaakt, de vordering van [appellant] tot schadevergoeding niet toewijsbaar is. Dit omdat onvoldoende feiten of omstandigheden zijn aangevoerd voor de conclusie dat het euthanaseren, op basis waarvan [appellant] haar schade heeft begroot, een gevolg is van een dergelijke beroepsfout. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor het aannemen van een bewijsvermoeden, of voor het omkeren van bewijslast is in de gegeven omstandigheden geen aanleiding.

5.23.

Het hof laat dan nog in het midden of de merrie na de tweelingdracht en de gebeurtenissen tijdens de bevalling nog de financiële waarde had (€ 15.000,-) die een taxateur in een rapport van 16 september 2022 op basis van stukken en mededelingen van [appellant] heeft opgegeven, zonder mogelijke inwendige beschadigingen door de bevalling in aanmerking te nemen (het taxatierapport is aan de rechtbank toegezonden op 1 maart 2023). [appellant] heeft vóór de komst van [naam 2] twee mannen enige tijd laten proberen met kracht het veulen uit de baarmoeder te trekken. ‘Er werd door twee mannen fors aan het veulen getrokken zonder vordering’, aldus de deskundige (vraag 1, p. 2). Voor inwendige beschadigingen die van invloed zijn op de waarde zijn ook verder aanwijzingen te vinden in het deskundigenrapport. De deskundige noemt de ataxie en het vermoeden van een myopathie of zenuwbeschadiging immers het meeste urgente probleem na de bevalling (vraag 11, p. 5, en vraag 12 onder c, p. 6).

Slot

5.24.

De grieven I tot en met VI treffen geen doel. Aan grief VIII van [appellant] , die ziet op de (tegen)vordering van Team Amstelstreek tot betaling van haar facturen, ligt ten grondslag dat Team Amstelstreek wanprestatie heeft gepleegd. Uit hetgeen hiervoor is toegelicht, volgt dat daarvan geen sprake is, zodat ook deze grief moet worden verworpen.

De grieven VII en IX over de (proces)kosten en rente slagen evenmin, omdat deze ervan uitgaan dat Team Amstelstreek in het ongelijk wordt gesteld, hetgeen niet het geval is. Grief X heeft geen zelfstandige betekenis.

5.25.

Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant] , omdat geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere uitkomst van deze procedure kunnen leiden.

5.26.

De conclusie is dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.

Proceskosten

5.27.

[appellant] is in hoger beroep in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten van het hoger beroep voor haar rekening komen. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:

- griffierecht € 783,-

- salaris advocaat € 2.428,- (tarief II, 2 punten)

totaal € 3.211,-

Beslissing

6
Beslissing

Het hof:

6.1.

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

6.2.

veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Team Amstelstreek vastgesteld op € 3.211,-,

te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot de dag van betaling.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Korsten-Krijnen, W.J.J. Los en P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.