Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep personen- en familierecht

ECLI:NL:GHAMS:2025:1696

Op 1 July 2025 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.345.234/01, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2025:1696. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.345.234/01
Datum uitspraak:
1 July 2025
Datum publicatie:
2 July 2025
Advocaat:
mr. S Toughza te Amsterdam;mr. M. Pinarbasi-Ilbay te Amsterdam

Indicatie

wijziging zorgregeling, vaststelling vakantie- en feestdagenregeling.

artikel 1:253a jo. 1:377e BW.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.345.234/01

zaaknummer rechtbank: C/13/744996 / FA RK 24-245 (VZ/MR)

beschikking van de meervoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak van

[de vader] ,

wonende te [plaats A] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna: de vader,

advocaat: mr. S. Toughza te Amsterdam,

en

[de moeder] ,

wonende te [plaats A] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna: de moeder,

advocaat: mr. M. Pinarbasi-Ilbay te Amsterdam.

Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:

- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).

In de procedure heeft een adviserende taak:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,

hierna: de raad.

1
De zaak in het kort
1.1

De zaak gaat over de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige] (11 jaar).

1.2

De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 24 mei 2024 (hierna: de bestreden beschikking), op het verzoek van de moeder, een zorgregeling en een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld. De vader heeft hoger beroep ingesteld van deze beslissing. In hoger beroep zijn de ouders het eens geworden over de vakantie- en feestdagenregeling. Ook zijn de ouders het grotendeels eens over de zorgregeling. Het hof moet alleen nog beslissen op het verzoek van de moeder om ook een doordeweekse dag vast te leggen in het kader van de zorgregeling.

2
De procedure in hoger beroep
2.1

De vader is op 23 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De moeder heeft op 29 november 2024 een verweerschrift ingediend.

2.3

Het hof heeft daarnaast een bericht van de zijde van de vader van 11 oktober 2024 met bijlagen ontvangen.

2.4

Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

2.5

De zitting heeft op 8 mei 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers.

3
De feiten
3.1

De moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn de ouders van: [minderjarige] , geboren [in] 2013 te [plaats A] .

3.2

De ouders oefenen het gezag over [minderjarige] gezamenlijk uit.

3.3

[minderjarige] woont bij de moeder.

3.4

Na het uiteengaan van de ouders is een zorgregeling afgesproken, waarbij [minderjarige] in ieder geval om de week van vrijdag uit school tot zondagavond bij de vader verblijft.

4
De omvang van het hoger beroep
4.1

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, een zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:

- in de oneven weken van vrijdag na school tot maandagochtend naar school, waarbij de vader [minderjarige] van school ophaalt en hem naar school brengt. Indien er op vrijdag geen school is, haalt de vader [minderjarige] om 08:00 uur op bij de moeder. Indien er op maandag geen school is, brengt de vader [minderjarige] op maandagochtend om 08:00 uur naar de moeder;

- iedere woensdag, waarbij de vader [minderjarige] van school ophaalt en donderdagochtend naar school brengt. Indien er op woensdag geen school is, haalt de vader [minderjarige] om 12:00 uur bij de moeder op en brengt hem op donderdagochtend naar school. Indien er op donderdag geen school is, brengt de vader [minderjarige] om 08:00 uur naar de moeder.

Ook heeft de rechtbank een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld, die als volgt luidt:

Vakanties van één week:

- in de even jaren: [minderjarige] verblijft van vrijdag uit school tot woensdag 12:00 uur bij de vader waarbij de vader [minderjarige] naar de moeder brengt. Als er op vrijdag geen school is, haalt de vader [minderjarige] om 08:00 uur op bij de moeder;

- in de oneven jaren: [minderjarige] verblijft van woensdag 12:00 uur bij de vader tot maandagochtend naar school, waarbij de vader [minderjarige] op woensdag bij de moeder ophaalt. Indien er op maandag geen school is, brengt de vader [minderjarige] om 08:00 uur naar de moeder;

Vakanties van twee weken:

- in de even jaren: [minderjarige] verblijft de eerste vakantieweek van vrijdag uit school tot zaterdag om l0:00 uur bij de vader, waarbij de vader [minderjarige] naar de moeder brengt. Indien er op vrijdag geen school is, haalt de vader [minderjarige] om 08:00 uur bij de moeder;

- in de oneven jaren: [minderjarige] verblijft de tweede vakantieweek van zaterdag 10:00 uur bij de vader tot maandagochtend naar school. Indien er geen school is op maandag, brengt de vader [minderjarige] om 08:00 uur naar de moeder;

Zomervakantie:

- in de even jaren: [minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] op vrijdag uit school haalt of – als er die dag geen school is – om 08:00 uur bij de moeder en op zaterdag om 10:00 uur bij de moeder brengt;

- in de oneven jaren: [minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] op zaterdagochtend om l0:00 uur bij de moeder ophaalt en [minderjarige] op maandagochtend naar school brengt;

Oud en nieuw en de kerstdagen:

- [minderjarige] verblijft op kerstavond en eerste kerstdag bij de moeder. Op tweede kerstdag haalt de vader [minderjarige] om 10:00 uur op bij de moeder en brengt hem de volgende ochtend om 11:00 uur weer terug;

- in de even jaren viert [minderjarige] oud en nieuw bij de vader;

- in de oneven jaren viert [minderjarige] oud en nieuw bij de moeder.

4.2

De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het inleidende verzoek van de moeder alsnog wordt afgewezen. Ook verzoekt de vader te bepalen dat een zorgregeling en een vakantie- en feestdagenregeling wordt vastgesteld op grond waarvan [minderjarige] :

- om de week van vrijdag om 18:00 uur tot en met zondag om 19:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;

- kerstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] eerste kerstdag en tweede kerstdag bij de vader en nieuwjaar bij de moeder en in oneven jaren verblijft [minderjarige] eerste kerstdag en tweede kerstdag bij de moeder en nieuwjaar bij de vader;

- verjaardagen van [minderjarige] : in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;

- zomervakantie: drie aangesloten weken bij de vader;

- overige vakanties en feestdagen: de reguliere zorgregeling loopt door.

4.3

De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de reguliere zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader, en – het hof begrijpt – het verzoek van de vader in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling af te wijzen. Wel kan de moeder instemmen met de door de vader verzochte vakantie- en feestdagenregeling.

Beslissing

5
De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader

5.1

Uit artikel 1:253a in samenhang met artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van (één van) de gezaghebbende ouder(s) een beslissing over een zorgregeling kan nemen of een door ouders onderling getroffen zorgregeling kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

De standpunten

5.2

De vader stelt dat hij [minderjarige] graag ziet. De weekendregeling om de week verloopt goed en de vader ziet [minderjarige] sinds een aantal maanden ook op een doordeweekse dag. Omdat de vader op korte termijn weer in loondienst zal gaan, zal het moeilijk zijn om een dagdeel vrij te nemen. Een doordeweekse dag maakte volgens de vader ook geen onderdeel uit van de afspraken over de zorgregeling die de ouders destijds hebben gemaakt. Het is voor de vader niet haalbaar om voor de toekomst een vaste doordeweekse dag af te spreken waarop hij [minderjarige] zou kunnen zien. Dit maakt dat de vader in beginsel geen vaste doordeweekse dag wil vastleggen in de zorgregeling. Indien het toch wenselijk is om een vaste doordeweekse dag vast te leggen, wil de vader hieraan toevoegen ‘mits het in zijn werkrooster past’.

5.3

De moeder voert aan dat zij kan instemmen met de door de vader verzochte vakantie- en feestdagenregeling. De moeder merkt dat [minderjarige] de vader graag ziet en geniet van de extra doordeweekse dag waarop hij bij de vader verblijft. Om meer duidelijkheid te kunnen verschaffen aan [minderjarige] wil de moeder dat deze doordeweekse dag wordt vastgelegd. Zodra het werkrooster van de vader bekend is, kunnen de ouders in onderling overleg bepalen welke doordeweekse dag [minderjarige] bij de vader zal zijn.

5.4

Het hof gaat in de beoordeling verder in op deze en andere argumenten van de partijen.

Het advies van de raad

5.5

De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om een doordeweekse dag vast te leggen in de zorgregeling. De ouders doen het op dit moment al heel goed. Het kan helpend zijn om duidelijkheid te verschaffen aan de ouders en [minderjarige] , door een zorgregeling vast te stellen op grond waarvan [minderjarige] ook een doordeweekse dag bij de vader verblijft. Als het de vader niet lukt om [minderjarige] op te vangen, dan kan van deze zorgregeling worden afgeweken. In dit kader is het belangrijk dat de vader problemen in de uitvoering van de zorgregeling zelf oplost en daarvoor niet alleen naar de moeder kijkt.

De beoordeling door het hof

5.6

Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de ouders grotendeels overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling. In onderling overleg hebben de ouders afgesproken dat [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend bij de vader verblijft. Deze zorgregeling loopt goed. [minderjarige] reist vrijdagmiddag uit school zelfstandig naar de vader en reist maandagochtend ook zelfstandig naar school. De ouders verschillen op dit moment alleen nog van mening over het (al dan niet) vastleggen van een doordeweekse dag waarop [minderjarige] bij de vader verblijft. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

5.7

Sinds oktober (2024) verblijft [minderjarige] iedere week ook een doordeweekse dag bij de vader. De moeder wil graag dat deze doordeweekse dag wordt vastgelegd in de zorgregeling omdat zij ziet dat [minderjarige] geniet van deze extra contactmomenten met de vader en teleurstelling voor hem wil voorkomen. Ter zitting is besproken in hoeverre de vader [minderjarige] door de week een avond bij zich kan hebben. De vader is op dit moment werkzaam als ZZP’er en heeft hierdoor meer flexibiliteit om [minderjarige] door de week op te vangen. Omdat de vader op korte termijn weer in loondienst zal gaan bij een justitiële jeugd inrichting/voorziening, zal het moeilijk zijn om een dagdeel vrij te nemen. Het is voor hem dan ook niet haalbaar om een vaste doordeweekse dag af te spreken waarop hij [minderjarige] zou kunnen zien, aldus de vader. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de ouders in onderling overleg kunnen bespreken wanneer de vader [minderjarige] door de week zou kunnen zien. Ter zitting is besproken dat de vader naar verwachting drie tot vier weken van tevoren zijn werkrooster ontvangt en dat hij daarna aan de moeder zou kunnen laten weten op welke doordeweekse dag hij [minderjarige] zou kunnen zien. Het hof zal het voorgaande opnemen in zijn beslissing en gaat ervan uit dat de ouders extra contact door de week in onderling overleg zullen regelen.

5.8

Het hof begrijpt dat zich situaties kunnen voordoen waarin het de vader niet lukt om [minderjarige] door de week op te vangen. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader naar voren gebracht dat het kan voorkomen dat hij de hele week avonddiensten zal moeten draaien. Zoals besproken ter zitting kunnen de ouders in dit soort situaties in onderling overleg afwijken van de zorgregeling. Het hof benadrukt in dit kader dat het belangrijk is dat de vader tijdig laat weten aan de moeder wanneer het hem niet lukt om [minderjarige] door de week te zien. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij bereid is om mee te denken, zolang zij tijdig van de vader verneemt wanneer het hem niet lukt om [minderjarige] te zien. Op die wijze kan de moeder tijdig een teleurstelling bij [minderjarige] voorkomen. Het hof begrijpt deze wens van de moeder en geeft de vader, net als de raad, in dit kader mee dat het belangrijk is om eerst zelf te proberen een oplossing te vinden als het de vader door werk plotseling niet lukt een doordeweekse dag met [minderjarige] door te brengen.

5.9

Met betrekking tot de regeling tijdens vakanties, feestdagen en verjaardagen heeft de moeder ingestemd met het verzoek van de vader in hoger beroep. Het hof zal het verzoek van de vader in hoger beroep op dit punt toewijzen. Niet gebleken is dat het belang van [minderjarige] zich daartegen verzet.

5.10

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6
De beslissing

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:

bepaalt dat [minderjarige] bij de vader verblijft:

- om de week van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school;

- een doordeweekse dag, in onderling overleg door de ouders vast te stellen zodra het werkrooster van de vader bekend is, maar in ieder geval drie weken van tevoren;

stelt als regeling voor de vakanties, feestdagen en verjaardagen vast:

- kerstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] eerste kerstdag en tweede kerstdag bij de vader en nieuwjaar bij de moeder en in oneven jaren verblijft [minderjarige] eerste kerstdag en tweede kerstdag bij de moeder en nieuwjaar bij de vader;

- verjaardagen van [minderjarige] : in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;

- zomervakantie: drie aangesloten weken bij de vader;

- overige vakanties en feestdagen: de reguliere zorgregeling loopt door;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte in hoger beroep.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 1 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.