Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep materieel strafrecht

ECLI:NL:GHAMS:2022:480

Op 17 February 2022 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van materieel strafrecht, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 23-000112-21, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2022:480. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
23-000112-21
Datum uitspraak:
17 February 2022
Datum publicatie:
17 February 2022

Indicatie

diefstal door twee of meer verenigde personen, artikel 63 Sr, gedeeltelijke toewijzing vordering bp, art. 36f Sr, GS 8 weken wv. 6 weken vw. m.a. met een proeftijd van 2 jaren

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer eerste aanleg : 15-285087-20

parketnummer hoger beroep : 23-000112-21

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 11 februari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 januari 2021 in de zaak tegen de verdachte:

naam: [verdachte]

voornamen: [voornaam verdachte]

geboren: op [geboortedatum]

adres: [woonplaats].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen

gepleegd op 10 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50,00 (vijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Gewezen door mr. R.D. van Heffen, in bijzijn van L.M. van Leeuwen, griffier.

mr. R.D. van Heffen