Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op 18 maart 2021 te Den Helder en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van het te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176b van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
immers heeft verdachte (telkens)
ten behoeve van een of meer (te plegen) aanslag(en) op een of meerdere vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD, althans een of meerdere locatie(s) in Den Helder, door het gebruik van een explosie(f)(v)(en) en/of (zwaar) vuurwerk en/of het stichten van brand met een terroristisch oogmerk,
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) aan een of meer personen, waaronder een beveiliger (van een corona vaccinatie/testlocatie), gevraagd om 3 portofoons, en/of
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) gevraagd om vuurwerk (‘iets met C6’) en/of een stuk lont en/of een of meer sterretjes en/of
- in een chat (via WhatsApp) gezegd dat hij geld aan het inzamelen is voor een verzetsactie, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de mate van bewaking van een of meer vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD en/of of elke (vaccinatie/test)locatie 24/7 bewaking heeft, en/of
- nadrukkelijk aangegeven dat hij geïnteresseerd is in de locatie bij het oude Gemeentehuis in Den Helder, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de bewaking van dat pand in de nacht en ook buiten dat pand, en/of
- aangegeven dat voornoemde beveiliger zijn WhatsApp berichten moet wissen, en/of
- voornoemde beveiliger bevraagd over de plek waar precies wordt gevaccineerd en/of waar de beveiliger precies zit, en daarbij de vraag gesteld of de achterkant (van die locatie) de beste plek is, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de (hoeveelheid aan) beveiligingscamera’s en of alles wordt opgenomen dan wel live wordt meegekeken, en/of
- tegen die beveiliger gezegd dat:
- “ Er gewoon een vat brandstof met een cobra 6 door de ramen gaat”, en/of
- “ Zij deze vaccinatiestraat pakken”, en/of
- “ Zij bezig zijn met concrete plannen en dat er maar vier personen zijn die het weten”, en/of
- “ Het zoiets gaat worden met een Cobra 6 erop getaped, baksteen er door heen, dat ding aansteken, ding naar binnen. Gemixt met olie en benzine dat het lekker goed fikt, goed rookt”, en/of
- “ De vaccinatie-locatie dan ook gewoon een week is uitgeschakeld”, en/of
- “ Andere locaties er ook op gaan”, en/of
- “ Die vaccinatiestraat gewoon in de fik gaat, blazen we op”;
hij op of omstreeks 18 maart 2021 te Den Helder en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
opzettelijk zich inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en kennis heeft verworven ter voorbereiding van een terroristisch misdrijf, te weten,
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit is begaan met een terroristisch oogmerk,
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) aan een of meer personen, waaronder een beveiliger (van een corona vaccinatie/testlocatie), gevraagd om 3 portofoons, en/of
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) gevraagd om vuurwerk (‘iets met C6’) en/of een stuk lont en/of een of meer sterretjes en/of
- in een chat (via WhatsApp) gezegd dat hij geld aan het inzamelen is voor een verzetsactie, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de mate van bewaking van een of meer vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD en/of of elke (vaccinatie/test)locatie 24/7 bewaking heeft, en/of
- nadrukkelijk aangegeven dat hij geïnteresseerd is in de locatie bij het oude Gemeentehuis in Den Helder, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de bewaking van dat pand in de nacht en ook buiten dat pand, en/of
- aangegeven dat voornoemde beveiliger zijn WhatsApp berichten moet wissen, en/of
- voornoemde beveiliger bevraagd over de plek waar precies wordt gevaccineerd en/of waar de beveiliger precies zit, en daarbij de vraag gesteld of de achterkant (van die locatie) de beste plek is, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de (hoeveelheid aan) beveiligingscamera’s en of alles wordt opgenomen dan wel live wordt meegekeken, en/of
- tegen die beveiliger gezegd dat:
- “ Er gewoon een vat brandstof met een cobra 6 door de ramen gaat”, en/of
- “ Zij deze vaccinatiestraat pakken”, en/of
- “ Zij bezig zijn met concrete plannen en dat er maar vier personen zijn die het weten”, en/of
- “ Het zoiets gaat worden met een Cobra 6 erop getaped, baksteen er door heen, dat ding aansteken, ding naar binnen. Gemixt met olie en benzine dat het lekker goed fikt, goed rookt”, en/of
- “ De vaccinatie-locatie dan ook gewoon een week is uitgeschakeld”, en/of
- “ Andere locaties er ook op gaan”, en/of
- “ Die vaccinatiestraat gewoon in de fik gaat, blazen we op”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsoverweging
De feiten
Het hof heeft uit de bewijsmiddelen het volgende kunnen vaststellen:
Op 18 maart 2021 kwam omstreeks 17.20 uur bij de politie een bericht binnen dat er mogelijk een aanslag op handen was op een vaccinatie- en/of testlocatie in Den Helder. Omstreeks 19.41 uur ontving de politie een opgenomen Whatsapp-geluidsfragment van een gesprek dat die dag rond 12.43 uur heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en getuige [getuige] (hierna te noemen: [getuige] ), die als beveiliger werkzaam was bij een vaccinatie- en/of testlocatie van de GGD. Tijdens dat gesprek heeft de verdachte onder meer gezegd dat ze een actie gingen doen en vragen aan [getuige] gesteld over de bewaking bij GGD-locaties. Volgens de melder en de politie kon uit dit gesprek worden opgemaakt dat er “iets” stond te gebeuren bij het oude gemeentehuis in Den Helder, op dat moment in gebruik als vaccinatie- en/of testlocatie van de GGD. Op het telefoonnummer van de ontvanger van dit geluidsfragment, [getuige] , werd een spoedtap geplaatst. Om 20.07 uur werd [getuige] gebeld door de verdachte met de mededeling dat “hij er zo aan komt”. Van het daarop volgende gesprek tussen de verdachte en [getuige] , dat tussen 20.30 uur en 21.36 uur bij [getuige] thuis plaatsvond, heeft [getuige] heimelijk geluidsopnamen gemaakt. Tijdens dat gesprek zei de verdachte onder meer dat hij concrete plannen heeft om de vaccinatielocatie in brand te steken. Hij wilde hiervoor gebruik maken van een C6 (daarmee duidend op zwaar vuurwerk, te weten Cobra 6), gemixt met olie en benzine, die hij op een baksteen wilde tapen en door de ruit wilde gooien, zodat het goed zou roken en de vaccinatielocatie “in ieder geval een week” zou zijn uitgeschakeld. Hij zei hiervoor nog drie soorten poeder, visco lont en een pijp te moeten regelen. In dat zelfde gesprek vroeg de verdachte aan [getuige] waar op zijn locatie precies wordt gevaccineerd, waar de bewaker zit en of de achterkant dan het beste is. Daarnaast antwoordde [getuige] desgevraagd dat ze tegenwoordig overal camera’s hebben en vroeg de verdachte hem of iemand daar dan ook naar kijkt ondertussen en of het wel wordt opgenomen.
De verdachte is op 18 maart 2021 om 22.25 uur – kort na het verlaten van de woning van [getuige] – door de politie aangehouden op verdenking van bedreiging met brandstichting en de voorbereidingshandelingen hiertoe.
De telefoon van de verdachte is in beslag genomen en geanalyseerd en daarbij zijn chatgesprekken aangetroffen die de verdachte op 18 maart 2021 tussen 8.48 uur en 14.29 uur met verschillende personen heeft gevoerd. Uit deze chats blijkt dat de verdachte bij verschillende personen, waaronder [getuige] , om drie portofoons vraagt. Op de vraag van één van zijn contacten of er een burgeroorlog in de maak is, antwoordt de verdachte “Jup”. Als [getuige] hem vraagt of het niet op zijn locatie is, reageert de verdachte met “als je maar niets verklapt”. Ook zegt hij tegen [getuige] dat de portofoons mogelijk niet terugkomen. In een van de andere gesprekken zegt de verdachte dat hij de ander nodig heeft, hij moet hem vandaag zien omdat hij die dag heel hard C6 nodig heeft. De details kan hij daar niet vermelden. In weer een ander gesprek vraagt hij om groen lont of sterretjes. Dit moet hij direct hebben.
Het hof moet de vraag beantwoorden of op basis van deze bewijsmiddelen kan worden bewezen dat de verdachte voorbereidingen heeft getroffen voor een aanslag op een vaccinatie- en/of testlocatie van de GGD en zo ja, of hij dit heeft gedaan met een terroristisch oogmerk.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard. De verklaring van de verdachte over de portofoons voor een speurtocht en het lont en het siervuurwerk voor een demonstratie is niet aannemelijk geworden, nu dit niet volgt uit de onderzochte communicatie, terwijl uit het gesprek met [getuige] niet valt af te leiden dat [getuige] het plan niet serieus heeft opgevat. De verdachte heeft door het willen frustreren van het vaccinatiebeleid het oogmerk gehad om de overheid te dwingen iets niet te doen of te dulden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte door de politie is uitgelokt tot het doen van de uitlatingen die hij tegenover [getuige] heeft gedaan. Subsidiair dient de verdachte te worden vrijgesproken, omdat niet blijkt dat hij daadwerkelijk van plan was om een aanslag voor te bereiden of een terroristisch misdrijf te plegen. De uitlatingen tegenover [getuige] waren bedoeld als grap. Van medeplegen is eveneens geen sprake. Meer subsidiair kan het terroristisch oogmerk niet worden bewezen.
Oordeel van het hof
Voor zover ten aanzien van de beweerde uitlokking beoogd is te stellen dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv behoeft dit geen bespreking, nu het aangevoerde niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk verweer worden gesteld. De enkele stelling dat de verdachte zou zijn uitgelokt, zonder in te gaan op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim, het nadeel dat daardoor zou zijn veroorzaakt in de zaak van de verdachte en het aan het vermeende verzuim te koppelen rechtsgevolg, is daartoe volstrekt onvoldoende.
Het hof stelt vast dat de verdachte niet heeft betwist dat hij de persoon is die de hiervoor weergegeven chatgesprekken heeft gevoerd en de uitlatingen tegenover [getuige] heeft gedaan. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de verklaring herhaald dat hij een grap met [getuige] wilde uithalen en dat hij niet van plan was daadwerkelijk uitvoering te geven aan zijn woorden. Dat sprake was van een grap komt het hof bepaald niet aannemelijk voor. De verdachte heeft op 18 maart 2021 via WhatsApp, telefonisch en in persoon gesprekken gevoerd met onder meer [getuige] . Uit de inhoud van die gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte het plan had om een aangestoken Cobra 6, zijnde zeer zwaar vuurwerk, gemixt met olie en benzine bij een vaccinatie- en/of testlocatie naar binnen te gooien. In het licht van enerzijds de gesprekken die de verdachte met [getuige] heeft gevoerd en anderzijds de berichten waarin hij op diezelfde dag aan verschillende andere personen heeft gevraagd om Cobra 6, groen lont en portofoons, kan naar het oordeel van het hof worden bewezen dat de verdachte daadwerkelijk het plan had om een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie naar binnen te gooien en dus een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten. Naar algemene ervaringsregels is door een dergelijk handelen tenminste gevaar te duchten voor de in het pand aanwezige goederen.
De verdachte heeft ter voorbereiding van het stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing op een vaccinatie- en/of testlocatie inlichtingen ingewonnen door [getuige] te vragen naar de bewaking van GGD-locaties en getracht zich middelen, te weten een Cobra 6, lont, sterretjes en drie portofoons, te verschaffen. Het hof is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte hierbij heeft gehandeld met het oogmerk om de overheid wederrechtelijk te dwingen iets niet te doen, te weten het dwingen van de overheid om geen uitvoering te geven aan het vaccinatiebeleid. De verdachte vertelt in het gesprek met [getuige] dat het plan is om een vat brandstof met een Cobra 6 door het raam van een vaccinatie- en/of testlocatie te gooien en dat deze locatie dan “ook gewoon een week uitgeschakeld is”. Hieruit blijkt het oogmerk van de verdachte. De door de verdachte voorgenomen handeling was een instrumenteel doel om zijn einddoel, te weten het (tijdelijk) stilleggen van het vaccinatiebeleid tegen COVID-19, te bereiken. Daar komt bij dat ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm het handelen van de verdachte gericht is geweest op het bereiken van dit einddoel. De verdachte heeft hier tegenover gezet dat de portofoons voor een kinderspeurtocht nodig waren, dat hij het lont en de sterretjes nodig had om siervuurwerk aan elkaar te koppelen, dat de Cobra 6 voor iemand anders bedoeld was en dat het verhaal tegen [getuige] één grote grap betreft. Deze verklaring van de verdachte vindt geen enkele steun in de overige stukken in het dossier en is, bezien in het licht van de diverse (chat)gesprekken, volstrekt onaannemelijk. Het hof passeert aldus de stellingen van de verdediging en komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Het hof zal de verdachte vrijspreken van het aan hem ten laste gelegde medeplegen, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat bij de voorbereidingshandelingen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen.
Het hof overweegt ten aanzien van het terroristisch oogmerk ten overvloede dat zij geen steun ziet in het recht voor het oordeel van de rechtbank dat voor het dwingen van de overheid in beginsel sprake moet zijn van het stellen van eisen met een daaraan verbonden ultimatum of van het uiten van dreigementen door de verdachte richting de overheid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2021 te Den Helder,
met het oogmerk ter voorbereiding van het te plegen misdrijf omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
het opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, te begaan met een terroristisch oogmerk,
gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich heeft verschaft en heeft trachten te verschaffen,
immers heeft de verdachte ten behoeve van een te plegen aanslag op een vaccinatie- en/of testlocatie van de GGD in Den Helder, door het gebruik van een explosief en/of zwaar vuurwerk en het stichten van brand met een terroristisch oogmerk,
- in chats aan personen, waaronder een beveiliger van een corona vaccinatie/testlocatie, gevraagd om 3 portofoons, en
- in chats gevraagd om vuurwerk (‘iets met C6’) en lont en sterretjes en
- inlichtingen ingewonnen over de mate van bewaking van één of meer vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD, en
- nadrukkelijk aangegeven dat hij geïnteresseerd is in de locatie bij het oude Gemeentehuis in Den Helder, en
- inlichtingen ingewonnen over de bewaking van dat pand in de nacht en ook buiten dat pand, en
- voornoemde beveiliger bevraagd over de plek waar precies wordt gevaccineerd en/of waar de beveiliger precies zit, en daarbij de vraag gesteld of de achterkant van die locatie de beste plek is, en
- inlichtingen ingewonnen over de hoeveelheid aan beveiligingscamera’s en of alles wordt opgenomen dan wel live wordt meegekeken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Beslissing
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoontoestel (Omschrijving: goednummer: 1244794, Huawei).
Gelast de teruggave aan de politie-eenheid Noord-Holland Noord van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een shirt (Omschrijving: goednummer: 1244793, Adidas).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 5 stickers (Omschrijving: Goednummer: 1244837).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. S.M.M. Bordenga en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juni 2023.