Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Hoger beroep Strafrecht overig

22 augustus 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:2331

Op 22 augustus 2024 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht. Het zaaknummer is 23-002858-20, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHAMS:2024:2331. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
23-002858-20
Datum uitspraak
22 augustus 2024
Datum gepubliceerd
22 augustus 2024
Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-002858-20

Datum uitspraak: 22 augustus 2024

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer

15-165662-19 tegen

[verdachte]
,

geboren te

[geboorteplaats]
op
[geboortedatum]
1985,

[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor de feiten 1 tot en met 5 en is vrijgesproken van het witwassen van een horloge, merk Rolex, zoals aan hem onder feit 1 is tenlastegelegd.

Het hoger beroep is door de verdachte bij akte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot partiële vrijspraak van feit 1.

Nu hoger beroep tegen een vrijspraak voor de verdachte op grond van het bepaalde in artikel 404, vijfde lid Sv niet mogelijk is, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven partiële vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde horloge, merk Rolex.

Het openbaar ministerie heeft geen appel ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank; genoemd deel van feit 1 zal daarom in hoger beroep niet meer aan de orde zijn.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep aan de orde, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 augustus 2017 tot en met 17 juli 2019, te Haarlem en/of Heemstede en/of Schiedam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

- een auto, te weten een Mercedes E350 CDI met kenteken

[kenteken]
(dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of

- een auto, te weten een Mercedes CL63 AMG met kenteken

[kenteken]
(dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of

- een auto, te weten een Volkswagen Passat met kenteken

[kenteken]
(dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of

- een geldbedrag van (in totaal ongeveer) € 7800 en/of

- een bankbiljet van € 500,

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of (van (één van) voornoemd(e) voorwerp(en)) gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) (daadwerkelijk) voorhanden had dan wel heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Zwanenburg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (scherf)handgranaat, type M72, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;

3.hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Zwanenburg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk CZ, type 75D Compact, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten negen (9) patronen (CBC 9mm Luger) van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;

4.hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Zwanenburg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - (ongeveer) 1 gram amfetamine en/of - (ongeveer) 13 gram metamfetamine en/of - (ongeveer) 10,5 gram DMT (dimethyltryptamine) en/of - (ongeveer) 11,8 gram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5.hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Zwanenburg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen/taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5

Het hof volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen in de zin van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu de verdachte hetgeen hem onder de feiten 2 tot en met 5 is tenlastegelegd heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.

Deze bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Het bewijsmiddel aangeduid als schriftelijk bescheid wordt slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen.

Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep afgelegd;

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 419 tot en met 420) d.d. 18 juli 2019, onder meer inhoudende het relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant

[naam 1]
inzake de doorzoeking op 17 juli 2019 van de woning aan de
[adres]
;

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek wapen (pagina 1132 tot en met 1137) d.d. 1 oktober 2019, onder meer inhoudende het relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant

[naam 2]
;

- een schriftelijk bescheid, te weten een rapportage van een explosievenonderzoek aan een vermeende handgranaat die is aangetroffen bij een doorzoeking van een woning in Zwanenburg door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) (pagina 1148 tot en met 1158) d.d. 25 november 2019, inhoudende een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering;

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen (pagina 1172 tot en met 1189) d.d. 19 juli 2019, onder meer inhoudende het relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisanten

[naam 3]
en
[naam 4]
;

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 1159) van 18 juli 2019, onder meer inhoudende het relaas van bevindingen van verbalisant

[naam 1]
.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Standpunten

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.

De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen hem onder feit 1 is tenlastegelegd. Zij heeft daartoe aan de hand van haar pleitnota, kort en zakelijk weergegeven, onder meer het volgende aangevoerd.

Er is geen sprake van een vermoeden van witwassen. Het enkele bezit van (vuur)wapens en een PGP-telefoon, het voorhanden hebben van partydrugs en het als vriendendienst op naam hebben van auto’s, rechtvaardigt dat vermoeden niet. Datzelfde geldt voor het ontbreken van een legaal inkomen in Nederland; de verdachte had immers in de jaren 2014-2017 met onderhoudswerk vermogen gespaard op zijn bankrekeningen in Turkije en terug in Nederland heeft hij legaal geld verdiend met zijn eigen onderhoudsbedrijf.

Mocht het hof van oordeel zijn dat een vermoeden van witwassen kan worden vastgesteld, dan dient vrijspraak te volgen omdat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de goederen en het geld. Het Openbaar Ministerie had deze verklaring kunnen onderzoeken, bijvoorbeeld door via een rechtshulpverzoek informatie in te winnen over de door verdachte verstrekte bankrekeningnummers.

Indien het hof de verklaring van verdachte onvoldoende concreet acht, doet de raadsvrouw nogmaals het

(subsidiaire) verzoek, om het Openbaar Ministerie via een rechtshulpverzoek nader onderzoek te laten doen naar de Turkse bankrekeningen op naam van de verdachte.

Toetsingskader

Gezien de inhoud van het dossier is op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband te leggen tussen de tenlastegelegde voorwerpen en een bepaald misdrijf. Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.

Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.

Als de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen, een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot de auto's en het geldbedrag van € 7.800,00

- Mercedes E350 CDI

De Mercedes E350 CDI met het kenteken

[kenteken]
heeft van 28 november 2017 tot 9 maart 2018 op naam gestaan van voormalig medeverdachte
[medeverdachte]
.
[medeverdachte]
was de eerste Nederlandse kentekenhouder en de auto is, zo moet worden aangenomen op grond van het onderzoek naar de bankrekeningen van
[medeverdachte]
, niet per bank betaald. Evenmin is op andere wijze de aanschafprijs vastgelegd.
[medeverdachte]
heeft de auto op 9 maart 2018 geleverd aan
[naam 5]
, de vriendin van de verdachte. De verdachte heeft de auto op afbetaling gekocht van
[medeverdachte]
voor een bedrag van € 12.000,00 à € 13.000,00. Vervolgens is de auto op 13 november 2018 verkocht aan
[bedrijf 1]
voor een bedrag van € 9.250,00. De aankoopsom is door
[bedrijf 1]
betaald door een contant geldbedrag van € 5.000,00 en de levering van een auto van het merk Volvo.

- Mercedes CL63 AMG

De Mercedes CL63 AMG met het kenteken

[kenteken]
, heeft op naam van de verdachte gestaan in de periode 22 maart 2018 tot 4 maart 2019. De auto was niet verzekerd toen hij op naam stond van de verdachte. Op 4 maart 2019 is de auto door de verdachte verkocht aan
[bedrijf 1]
. Hiervoor is op verzoek van de verdachte € 22.500,00 contant betaald en is een bedrag van € 7.000,00 per bank overgemaakt op een bankrekening van zijn vriendin,
[naam 5]
. Daarnaast heeft
[bedrijf 1]
een VW Passat, met kenteken
[kenteken]
, ter waarde van € 10.500,00 aan de verdachte geleverd, wat de totale prijs van de Mercedes op € 40.000,00 brengt.

De Mercedes CL63 AMG is, voordat de auto door de verdachte werd gekocht op 22 maart 2018, ter verkoop aangeboden geweest via

[bedrijf 2]
[naam 6]
van
[bedrijf 2]
heeft verklaard dat de auto op naam stond van
[naam 7]
en dat
[medeverdachte]
(hof:
[medeverdachte]
) de zaken regelde. De auto heeft vanaf 2 december 2017 op naam gestaan van
[bedrijf 2]
totdat de verdachte de auto kocht. Op 1 oktober 2018, toen de auto op naam stond van de verdachte, heeft
[medeverdachte]
de auto te koop aangeboden via
[bedrijf 3]
voor een bedrag van € 48.995,00.
[medeverdachte]
heeft de auto ook aangeboden aan de in zijn telefoon opgenomen contactpersoon
[naam 8]
in ruil voor goud op 2 oktober 2018.

- VW Passat

De VW Passat, die door de verkoop van de Mercedes CL63 AMG is verkregen, stond vanaf 4 april 2019 op naam van de verdachte. Deze auto is op 17 juli 2019 in beslag genomen voor de woning van

[medeverdachte]
. Het kentekenbewijs, het overschrijvingsbewijs en twee sleutels lagen op 22 juli 2019 in de woning van
[medeverdachte]
.

- Geldbedrag van € 7.800,00

Een Audi Q5 met kenteken

[kenteken]
heeft in de periode 2 mei 2018 tot en met 7 juli 2018 op naam gestaan van
[medeverdachte]
. Voordat
[medeverdachte]
eigenaar werd van de auto heeft deze gedurende twee dagen deel uitgemaakt van de bedrijfsvoorraad van autobedrijf
[bedrijf 1]
. De eigenaar van dit autobedrijf,
[naam 9]
, stelde vast dat de kilometerstand was teruggedraaid en heeft de auto om die reden niet overgenomen met het oog op de verkoop ervan. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om vast te stellen wat
[medeverdachte]
voor de auto heeft betaald. Uit de bewijsmiddelen kan niet meer worden afgeleid dan dat ene “
[naam 10]
” betrokkenheid heeft gehad bij de auto en bij de levering ervan. De verdachte zou de auto hebben opgeknapt en samen met
[medeverdachte]
op zoek zijn gegaan naar een koper voor de auto. Vervolgens heeft
[medeverdachte]
op 7 juli 2018 de auto verkocht aan
[naam 11]
voor € 17.000,00. Na ontvangst van het geldbedrag van
[naam 11]
is op 9 juli 2018 een bedrag van € 7.800,00 overgemaakt aan
[naam 5]
, de vriendin van verdachte, o.v.v. ’’bedankt ome
[naam 10]
”.
[naam 5]
heeft het bedrag diezelfde dag grotendeels direct contant opgenomen en aan de verdachte gegeven.

Vermoeden van witwassen

Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode van 2014 tot juni 2019 ten aanzien van de verdachte geen inkomsten uit arbeid bekend zijn, noch is anderszins gebleken dat hij een legaal inkomen had. Evenmin beschikte de verdachte in de periode 2014-2019 over vermogen dat hij opgaf in box 3 voor de inkomstenbelasting.

Bij de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef op 17 juli 2019 zijn een vuurwapen met daarin munitie, een handgranaat en een stroomstootwapen aangetroffen. Ook bleek hij in zijn woning een BQ telefoon (PGP-telefoon) te hebben en is er een bankbiljet van € 500,00 aangetroffen. Tevens zijn er verschillende verdovende middelen in de woning gevonden. Op de laptop van de verdachte zijn foto’s aangetroffen waarop hij met een wapen in zijn handen staat en een foto van een notitie waarop verschillende soorten wapens en de daarbij behorende prijzen staan vermeld.

Voor de ten laste gelegde auto’s volgt uit het voorgaande dat de Mercedes E 350 CDI, waarvoor de verdachte aan

[medeverdachte]
€ 12.000,00 of € 13.000,00 contant zou betalen, op naam stond van de vriendin van de verdachte. Bij de verkoop van deze auto is een bedrag van € 5.000,00 in contanten ontvangen. Voor de Mercedes CL63 AMG en de Volkswagen Passat, die op naam stonden van de verdachte, zijn er concrete aanwijzingen dat deze in werkelijkheid eigendom waren en ook werden gebruikt door
[medeverdachte]
. Ook de betaling van € 7.800,00, die door de vriendin van de verdachte is ontvangen en direct contant is opgenomen, na de verkoop van de Audi Q5, roept vragen op.

De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de auto’s en de geldbedragen zoals tenlastegelegd van misdrijf afkomstig waren. Gelet op dit bewijsvermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld en (de financiering van) de auto’s, die concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.

De verklaringen van de verdachte

De verdachte heeft zich ten overstaan van de politie ten aanzien van feit 1 steeds beroepen op zijn zwijgrecht.

- Inkomen en vermogen

Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg op 17 november 2020 en in hoger beroep op 8 augustus 2024 heeft de verdachte verklaard, kort en zakelijk weergegeven, dat hij tot oktober 2017 ongeveer drie jaar in Turkije heeft gewoond en gewerkt in de bouw en dat hij de inkomsten uit dat werk op Turkse bankrekeningen heeft gespaard. Ook de maandelijkse huuropbrengst á € 1.500,00 van een appartement dat zijn eigendom is, werd op een Turkse bankrekening gestort. In totaal was het een bedrag van meer dan € 50.000,00. Terug in Nederland heeft hij de eerste jaren geleefd van het geld dat op zijn Turkse rekening stond; aanvankelijk kon hij in Nederland overmaken en pinnen met zijn Turkse bankpas, vanaf maart 2019 kon dat niet meer omdat de pas verlopen was. Voor een nieuwe bankpas en inzicht in (het saldo van) de bankrekening(en) moet de verdachte naar Turkije afreizen. In hoger beroep heeft hij verklaard dat hij in Turkije is geweest, maar dat bezoek was te kort om naar de bank te gaan. De verdachte denkt dat de maandelijkse huurpenningen nog steeds op zijn rekening worden betaald (omdat de huurder een vriend is), maar hij heeft dat sinds 2018 naar eigen zeggen niet meer gecontroleerd.

De verdachte heeft op 24 juni 2019 zijn eenmansbedrijf

[bedrijf 4]
ingeschreven bij de KvK. Hij heeft verklaard dat hij af en toe klussen deed in de bouw en daarvoor contant, dan wel giraal werd uitbetaald.

Over het aangetroffen biljet van € 500,00 heeft de verdachte in eerste aanleg verklaard dat hij dat in Turkije heeft gepind en sindsdien in zijn portemonnee heeft bewaard.

- Auto’s

De Mercedes E350 CDI met het kenteken

[kenteken]
heeft de verdachte van
[medeverdachte]
op afbetaling gekocht voor € 12.000,00 à € 13.000,00. De verdachte betaalde € 500,00 á € 1.000,00 per maand af. In hoger beroep heeft de verdachte als reden voor deze betaalconstructie gegeven dat hij op dat moment (maart 2018) al niet meer over zijn Turkse geld kon beschikken. De auto werd in maart 2018 op naam van zijn toenmalige vriendin
[naam 5]
gezet, zo verklaarde de verdachte in eerste aanleg, omdat hij geen Nederlands rijbewijs had en de auto niet kon verzekeren. In hoger beroep heeft hij verklaard dat hij in Nederland al schulden had voordat hij naar Turkije vertrok en dat hij de auto op naam van
[naam 5]
heeft gezet vanwege een (verzekerings)schuld(en). De verdachte wist niet meer waarom deze auto, die nog werd afbetaald, alweer na 8 maanden werd doorverkocht. Bij de verkoop van deze auto heeft hij bedongen dat hij een gedeelte in contanten kreeg betaald, aangezien hij geld nodig had.

De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij in maart 2018 de Mercedes CL63 AMG, voorzien van het kenteken

[kenteken]
op naam heeft gehad, omdat hij dat zo had afgesproken met
[medeverdachte]
. De verdachte heeft zijn vriend niet gevraagd waarom hij deze auto op zijn naam moest zetten, noch heeft hij gevraagd naar de herkomst van de Mercedes. De verdachte heeft over deze auto verklaard, dat hij en
[medeverdachte]
de auto samen voor € 25.000,00 (in consignatie) konden kopen van een man die snel geld nodig had. Waarom de auto dan pas na een jaar werd doorverkocht/ingeruild voor een (veel hoger) bedrag van in totaal bijna 40.000,00 (zodat die man kennelijk pas na een jaar zijn geld kreeg) kon de verdachte niet verklaren. Ook de Volkswagen Passat met kenteken
[kenteken]
, die als inruil werd verkregen en door
[medeverdachte]
werd gebruikt, werd op naam van de verdachte gezet.

- Het bedrag van € 7.800,00

De Audi Q5 met kenteken

[kenteken]
heeft de verdachte samen met
[medeverdachte]
opgeknapt en verkocht. In eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij niet wilde weten hoe zijn vriend aan de auto was gekomen of wat de verkoopprijs was. Hij ontving een bedrag van € 7.800,00 via de bankrekening van
[naam 5]
; dat was zijn aandeel. De verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard dat dit geldbedrag op de rekening van zijn toenmalige vriendin moest worden gestort, omdat hij vergeten was dat hij in Nederland over een bankrekening beschikte.

Beoordeling van de verklaring van de verdachte

De verdachte heeft geen namen genoemd van Turkse bedrijven en/of particulieren die hem voor zijn werkzaamheden in Turkije zouden hebben betaald en welke bedragen hij daarmee ongeveer zou hebben verdiend. Zijn verklaring over spaargeld dat op een bankrekening in Turkije zou staan, is daarmee niet verifieerbaar, nog daargelaten dat het onwaarschijnlijk is dat hij in slechts drie jaar tijd zoveel heeft kunnen sparen terwijl hij daar ook de uitgaven voor levensonderhoud en verblijf moet hebben gehad. Een afschrift van een bankrekening waarop een bedrag aan spaargeld is vermeld, is niet verstrekt. Sinds het moment waarop de verdachte de rekeningen in Turkije niet meer kan raadplegen (maart 2018 of april/mei 2019) zijn tenminste 5 jaar verstreken. Hij is, volgens zijn verklaring in hoger beroep, onlangs wel in Turkije geweest, maar had toen geen tijd om naar een bank te gaan.

Met betrekking tot het Turkse appartement dat hij in eigendom zou hebben, heeft de verdachte aanvankelijk geen informatie verstrekt. Een adres of een naam van een huurder is niet genoemd; in hoger beroep is bij pleitnota enkel een adres in Istanbul vermeld. Er is geen informatie verstrekt over de (kosten van) aankoop/verkrijging, geen bewijs van eigendom of een huurovereenkomst voorhanden, noch is de naam van de huurder (volgens de verdachte een vriend) bekend gemaakt. Sinds 2018 weet de verdachte niet of de huur nog wordt betaald.

Ook de verklaring over de financiële meevaller ad € 9.950,00 waarover de verdachte in eerste aanleg heeft verklaard, zijnde een op zijn Turkse bankrekening teruggestorte aanbetaling voor de lease van een auto, bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen verifiëren.

De verdediging heeft in eerste aanleg kopieën overgelegd, waaruit volgens de verdediging zou volgen dat de verdachte concrete aanknopingspunten heeft gegeven over bankrekeningen in Turkije. Naar het oordeel van het hof is door deze kopieën, met daarop de datum 15-06-2015 respectievelijk 10-10-2016, geen enkel inzicht gegeven in de herkomst van de door de verdachte gestelde bedragen waarover hij in de ten laste gelegde periode zou kunnen beschikken. Nog afgezien van de datum, ontbreekt op de overzichten een saldo. Enig ander concreet aanknopingspunt om in Turkije onderzoek te doen, ontbreekt.

De verklaring van de verdachte dat hij bij terugkomst in Nederland over (legaal verkregen) spaargeld beschikte in Turkije en dat hij aldaar een appartement zou verhuren, is gelet op het voorgaande, niet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.

Over het biljet van € 500,00 dat bij de verdachte is aangetroffen, heeft hij verklaard dat hij dit in Turkije heeft gepind. De verdachte zou dit biljet dan voorhanden hebben gehad van voor zijn terugkeer naar Nederland (oktober 2017) tot zijn aanhouding op 17 juli 2019. Gelet op het ontbreken van inkomen en vermogen in Nederland, is op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dat hij dit biljet na zo lange tijd nog voorhanden had.

Conclusie

Nu de verklaringen van de verdachte concreet noch verifieerbaar zijn en/of op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn, geeft het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen onvoldoende aanleiding tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Het (subsidiaire) voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot nader onderzoek naar de Turkse bankrekeningen, wordt om die reden dan ook afgewezen. Het vermoeden van witwassen blijft daarom bestaan.

Uit het voorgaande volgt dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het witwassen van de auto’s, het bedrag van € 7.800,00 en het bankbiljet van € 500,00.

Het hof is van oordeel dat de verdachte, door het voor een ander op zijn eigen naam dan wel op naam van zijn vriendin laten zetten van de auto’s, dan wel het verkopen van de auto’s voor een ander (de Mercedes E350 CDI, Mercedes CL63 AMG en de Volkswagen Passat met kenteken

[kenteken]
), dan wel een deel van de verkoopsom van een auto op naam van een ander (de Audi Q5 met kenteken
[kenteken]
; € 7.800,00) te laten betalen op de bankrekening van zijn vriendin en het door haar direct laten opnemen en overdragen van dat geld, zich naast het verwerven en voorhanden hebben, ook schuldig heeft gemaakt aan het overdragen en/of omzetten van deze voorwerpen en/of heeft verhuld wie daarvan de rechthebbende was.

Medeplegen

Gelet op de beschreven feiten en omstandigheden heeft de verdachte bij de aankoop, de verkoop en het op naam stellen van de auto’s steeds zodanig nauw en bewust samengewerkt met voormalig medeverdachte

[medeverdachte]
en was de bijdrage van verdachte daaraan zo substantieel, dat deze samenwerking kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van witwassen. Het hof zal daarom ook bij het op de rekening van zijn vriendin laten storten van het bedrag van € 7.800,00 dat voortvloeit uit de verkoop van een auto samen met
[medeverdachte]
, het medeplegen bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 26 augustus 2017 tot en met 17 juli 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,

- een auto, te weten een Mercedes E350 CDI met kenteken

[kenteken]
en

- een auto, te weten een Mercedes CL63 AMG met kenteken

[kenteken]
en

- een auto, te weten een Volkswagen Passat met kenteken

[kenteken]
en

- een geldbedrag van (in totaal ongeveer) € 7.800 en

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of heeft verhuld wie de rechthebbende was, terwijl hij wist, dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf; en

hij in de periode van 26 augustus 2017 tot en met 17 juli 2019, in Nederland

- een bankbiljet van € 500,

voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

2.hij op 17 juli 2019 te Zwanenburg, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (scherf)handgranaat, type M72, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;

3.hij op 17 juli 2019 te Zwanenburg, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk CZ, type 75D Compact, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten negen (9) patronen (CBC 9mm Luger) van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;

4.hij op 17 juli 2019 te Zwanenburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad

- ongeveer 1 gram amfetamine en

- ongeveer 13 gram metamfetamine en

- ongeveer 10,5 gram DMT (dimethyltryptamine) en

- ongeveer 11,8 gram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine),

zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5.hij op 17 juli 2019 te Zwanenburg, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Enkel ten aanzien van feit 1 zullen deze, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd

en

witwassen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte is nooit eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Het is van belang dat hij als ZZP-er aan het werk blijft en dat hij de zorg voor zijn zoontje kan blijven delen met zijn ex-partner. Subsidiair heeft de raadsvrouw het verzoek gedaan om deze straf te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf. De raadsvrouw heeft ten slotte gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van witwassen van een aantal auto’s en geldbedragen. Het witwassen van criminele gelden en goederen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Witwassen van crimineel vermogen werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand; onderliggende strafbare feiten worden afgedekt en een geldelijke beloning daarvoor wordt mogelijk gemaakt. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich bij dit handelen heeft laten drijven door persoonlijk winstbejag, ten koste van de samenleving. In de woning waar de verdachte verbleef en samenwoonde met zijn (ex)partner, is een geladen vuurwapen, munitie, een stroomstootwapen en een handgranaat aangetroffen. Het voorhanden hebben van dergelijke (vuur)wapens en een werkzaam explosief, brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. In diezelfde woning heeft de verdachte ook diverse soorten synthetische drugs voorhanden gehad. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat een straf zoals voorgesteld door de raadsvrouw, geen recht doet aan de aard en de ernst van de feiten zoals bewezenverklaard.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, maar niet voor feiten als de onderliggende. Het hof zal dit niet meewegen in het nadeel van de verdachte.

Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van de LOVS voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens en drugs en heeft aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken voor het witwassen van diverse voorwerpen en geld worden opgelegd.

Het hof ziet in hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geen aanleiding tot matiging van de straf.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden.

Het hof heeft tenslotte acht geslagen op de omstandigheid dat in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De verdachte is op 17 juli 2019 in verzekering gesteld. Het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank dateert van 14 december 2020. Het hof doet uitspraak op

22 augustus 2024. Bij de behandeling in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met ongeveer een jaar en 9 maanden. Dit is reden om een korting op de gevangenisstraf toe te passen van één maand.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder de verdachte zijn, gezien de beslaglijst van 26 oktober 2020, de voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 16 in beslaggenomen.

Verbeurdverklaring

Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen,

-een biljet van € 500,00 (beslaglijst onder nummer 16)

-een telefoontoestel van het merk Aquarius (beslaglijst onder 15).

Deze voorwerpen behoren de verdachte toe; deze zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Onttrekking aan het verkeer

Het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen:

-een taser (beslaglijst onder nummer 3)

-een handgranaat (beslaglijst onder nummer 9)

-een vuurwapen (beslaglijst onder nummer 10)

-diverse verdovende middelen (beslaglijst onder nummers 2 en 4 tot en met 8).

Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en met de wet.

Teruggave voorwerpen

Het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 517,10 (beslaglijst onder nummer 1) en een document over garagebox (beslaglijst onder nummer 14), dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

Bewaring voor de rechthebbende

Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen

-een sleutel (beslaglijst onder nummer 11)

-een kentekenbewijs met vrijwaring (beslaglijst onder nummer 12) en

-een document van de RDW (beslaglijst onder nummer 13),

dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde horloge, merk Rolex.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

-Geld, een biljet van € 500,00 (beslaglijst onder nummer 16)

-een telefoontoestel van het merk Aquarius (beslaglijst onder 15).

Gelast de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

-een taser (beslaglijst onder nummer 3)

-een handgranaat (beslaglijst onder nummer 9)

-een vuurwapen (beslaglijst onder nummer 10)

-diverse verdovende middelen (beslaglijst onder nummers 2 en 4 tot en met 8).

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

-een geldbedrag van € 517,10 (beslaglijst onder nummer 1) en

-een document over garagebox (beslaglijst onder nummer 14).

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

-een sleutel (beslaglijst onder nummer 11)

-een kentekenbewijs met vrijwaring (beslaglijst onder nummer 12) en

-een document van de RDW (beslaglijst onder nummer 13).

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. B.E. Dijkers en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van

mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

22 augustus 2024.

Mr. A.P.M. van Rijn en mr. I.A. Groenendijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158