Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 81-000462-22 tegen:
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 april 2024, 26 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.
Oplegging van straffen
De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
5 maanden met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 19 september 2024, te weten: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en meewerken aan schuldhulpverlening.
De verdachte heeft zich wat betreft de wijze van afdoening aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte heeft aangaande zijn persoonlijke omstandigheden bevestigd dat hij het soms lastig vindt de gevolgen te overzien van de dingen die hij doet, dat hij beïnvloedbaar en kwetsbaar is en dat zijn schulden een zware last voor hem zijn. De verdachte woont samen met zijn zus in de boerderij van zijn moeder, alwaar hij zorgt voor zijn eigen zoon en voor de kinderen van zijn zus. Hij is 40 uur in de week werkzaam als zzp’er en in zijn vrije uren werkt hij aan de boerderij, waar veel moet worden opgeknapt. De verdachte heeft verklaard dat hij bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd in het rapport van 19 september 2024.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. Dit soort zwaar explosief vuurwerk brengt ernstige risico’s met zich. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk voorhanden heeft, maar ook voor niets vermoedende omstanders en buurtbewoners. De verdachte heeft anderen aan dit gevaar blootgesteld, waaronder zijn zus, die bij hem in de auto zat, en haar ongeboren kind. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Daar komt bij dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2024 eerder ter zake van overtreding van het Vuurwerkbesluit met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hier heeft de verdachte kennelijk onvoldoende van geleerd.
Gelet op de ernst van dergelijke feiten en op de gevaarzettende omstandigheden waaronder deze veelal worden begaan, worden in zaken als de onderhavige doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte – zoals beschreven in het recente reclasseringsrapport van 19 september 2024 en besproken ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2024 – maken echter dat het hof een dergelijke straf in deze zaak niet passend acht. Het hof wil voorkomen dat de problematiek van de verdachte door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verder toeneemt. Tevens acht het hof het van belang dat de verdachte met hulp van de reclassering met zijn problematiek aan de slag gaat om recidive te voorkomen. Gelet op het voorgaande acht het hof in deze zaak een taakstraf passend, waarbij hij mede in aanmerking neemt dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep heeft laten zien inzicht te hebben in zijn handelen en bereid te zijn tot en open te staan voor (hulp bij) gedragsverandering. Teneinde de ernst van het feit te benadrukken en als stok achter de deur voor voornoemd reclasseringstraject, zal het hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan de proeftijd zal het hof de bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 19 september 2024.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1.2.2, 1.2.4
en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres
[adres 2]
. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door Divisie Forensische Psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelende instantie nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. R.D. van Heffen en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 oktober 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]