De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor (feitcode R397d): “parkeren op parkeergelegenheid, terwijl voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde”. Deze gedraging zou zijn verricht op 6 november 2020 om 19.38 uur op het Hoogoordplein in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene stelt dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Hij voert aan dat pas sprake is van een parkeergelegenheid voor elektrische voertuigen op het moment dat er een laadpaal is geplaatst. Ten tijde van de gedraging was dat (nog) niet het geval. Ook was het verkeersbord steeds met een (vuilnis)zak afgedekt. De betrokkene heeft ter zitting opgemerkt dat de ambtenaar liegt als hij verklaart dat hij een foto van de gedraging heeft gemaakt en dat er niemand bij het voertuig aanwezig was toen de bekeuring werd uitgeschreven. Tot slot wijst de betrokkene erop dat de locatie van de gedraging niet het Hoogoordplein is, maar de Hoekenrode.
3. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, zag voertuig geparkeerd stond op een plek welk uitsluitend bedoeld is voor elektrische voertuigen.”
5. Daarnaast bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van 23 april 2021. Hierin verklaart de ambtenaar voor zover hier van belang het volgende:
“De pleegdatum en tijdstip zijn door mij verbalisant juist geformuleerd. Betrokkene geeft aan dat tevens de pleeglocatie niet juist is. Ik verbalisant kan mij deze casus niet herinneren, echter liggen deze pleinen aan elkaar verbonden. De mogelijkheid bestaat dus dat ik abuis de verkeerde locatie heb aangeklikt. Betrokkene geeft tevens aan dat het bord voorzien was van een vuilniszak. Volgens mijn opgestelde proces-verbaal destijds heeft u een foto mogen ontvangen van de situatie.”
6. De door de ambtenaar genoemde foto van de gedraging bevindt zich ook in het dossier. Hierop is te zien dat een witte Mercedes in een parkeervak staat. Aan de bestuurderszijde van het voertuig ter hoogte van de deur bevindt zich een verkeersbord E080 waarop de letter “P” is afgebeeld en daarnaast de symbolen van een accu en stekker. Een laadpaal is op de foto niet zichtbaar. Ook is geen kabel zichtbaar dat het voertuig met een laadpaal verbindt.
7. Verder heeft de betrokkene enkele foto’s van de situatie ter plaatse ingebracht en heeft de advocaat-generaal een afbeelding van Google Maps Street View met opnamedatum november 2020 aan het dossier toegevoegd. Op de (ongedateerde) foto’s van de betrokkene is het bord E080 afgedekt met een (vuilnis)zak, terwijl dit bord op de afbeelding van de advocaat-generaal zichtbaar is. Op al dit beeldmateriaal is geen laadpaal zichtbaar aanwezig.
8. De enkele suggestie van de betrokkene dat de door de ambtenaar ingebrachte foto bewerkt moet zijn omdat hij niet heeft gezien dat de ambtenaar een foto van de gedraging heeft gemaakt, is onvoldoende om te twijfelen aan de authenticiteit van die afbeelding. Gelet hierop en op het bovenstaande bestaat bij het hof geen twijfel dat het bord E080 op het moment van de gedraging voor de betrokkene zichtbaar was.
9. De omschrijving bij het bord E080 is ‘parkeergelegenheid alleen bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen’. Het hof is van oordeel dat uit deze omschrijving en de symbolen op het bord ondubbelzinnig blijkt dat de betreffende parkeerplaats bestemd is voor het opladen van elektrische voertuigen. Het voertuig van de betrokkene stond dus in een vak waarvoor een beperking geldt. Dat op het moment van de gedraging ter plaatse nog geen fysiek oplaadpunt aanwezig was, maakt dat niet anders. Volgens vaste rechtspraak staat het namelijk niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften én terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht. Daarvan is hier geen sprake, omdat het voertuig van de betrokkene (in een parkeervak) stond geparkeerd.
10. Op grond van de stukken in het dossier stelt het hof vast dat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd op een parkeergelegenheid voor het opladen van elektrische voertuigen, terwijl het voertuig van de betrokkene geen elektrisch voertuig betreft en dus niet werd opgeladen.
11. Ter zitting heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot wijziging van de feitcode naar R397ea, omdat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd met een ander doel dan op het verkeersbord E080 stond aangegeven.
12. Zowel feitcode R397d als R397ea betreft een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel luidt:
“De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren op een parkeergelegenheid:
1°.voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;
2°.op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.”
13. Overtreding van sub 1° levert de gedraging met feitcode R397d op: “parkeren op parkeergelegenheid terwijl het voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoort”. Overtreding van sub 2° levert de gedraging met feitcode R397e op: “parkeren op parkeergelegenheid op andere dan aangegeven wijze”. Of de gedraging met feitcode R397ea: “parkeren op parkeergelegenheid met een ander doel dan de aangegeven wijze”.
14. Zoals hiervoor al is overwogen wordt met een bord E080 een parkeergelegenheid alleen bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen aangegeven. Het hof is van oordeel dat daarmee zowel een voertuigcategorie (elektrische voertuigen) wordt aangeduid als een doel wordt verbonden aan het parkeren ter plaatse (het opladen van elektrische voertuigen). Nu het voertuig van de betrokkene geen elektrisch voertuig betreft, kan worden vastgesteld dat de gedraging met feitcode R397d is verricht.
15. De omstandigheid dat de ambtenaar in dit geval ook een sanctie had kunnen opleggen voor de gedraging met feitcode R397ea, maakt niet dat een onjuiste feitcode is toegepast. Wanneer een gedraging onder meerdere feitcodes valt, heeft een ambtenaar een discretionaire bevoegdheid om te kiezen welke feitcode hij gebruikt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het sanctiebedrag voor beide feitcodes hetzelfde is. Het hof zal dan ook niet overgaan tot wijziging van de feitcode, zoals door de advocaat-generaal ter zitting voorgesteld.
16. Gezien de stukken in het dossier, in combinatie met informatie uit openbaar toegankelijk materiaal van Google, is het hof van oordeel dat de locatie van de gedraging niet het Hoogoordplein maar de Hoekenrode in Amsterdam is. Dit betekent dat de pleeglocatie in de inleidende beschikking onjuist is vermeld. Het hof zal de pleeglocatie daarom wijzigen. Nu de betrokkene wist, gelet op dat wat hij in de procedure heeft aangevoerd, waar de gedraging heeft plaatsgevonden en tegen welk verwijt hij zich diende te verdedigen, wordt hij door die wijziging niet in zijn verdedigingsbelangen geschaad.
17. Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.