Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:GHARL:2025:2639

Op 29 April 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.351.982, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:2639. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.351.982
Datum uitspraak:
29 April 2025
Datum publicatie:
29 April 2025
Advocaat:
mr. R.W de Vlam;mr. C.G Verburg

Indicatie

Eis in kort geding tot beschikbaar stellen van aanvullend transportvermogen door netbeheerder. Hof weigert voorziening wegens onvoldoende spoedeisend belang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.351.982

zaaknummer rechtbank 445318

arrest in kort geding (spoedappel) van 29 april 2025

in de zaak van

Liander N.V.

die gevestigd is in Arnhem

advocaat: mr. R.W. de Vlam

en

Koninklijke Smilde B.V.

die is gevestigd in Heereveen

advocaat: mr. C.G. Verburg

1
Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.1.

Liander heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter) op 3 februari 2025 tussen partijen heeft uitgesproken. (Voetnoot 1) Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

de dagvaarding in hoger beroep van 27 februari 2025;

de memorie van antwoord van 25 maart 2025;

het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 1 april 2025 is gehouden.

2
De kern van de zaak
2.1.

Koninklijke Smilde heeft netbeheerder Liander verzocht om uitbreiding van haar gecontracteerd transportvermogen (GTV) met 550 kW. Liander heeft dat verzoek (vooralsnog) afgewezen. De vordering Van Koninklijke Smilde strekt ertoe Liander op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen de 550 kW alsnog beschikbaar te stellen. De voorzieningenrechter heeft die vordering toegewezen, in die zin dat Liander uiterlijk 1 mei 2025 aan Koninklijke Smilde een aanbod moet doen voor 550 kW extra transportvermogen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag(deel) dat Liander hier na betekening van het vonnis niet aan voldoet, met een maximum van € 300.000. Liander heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en wil dat de vordering van Koninklijke Smilde alsnog wordt afgewezen. Het hof zal de vordering van Koninklijke Smilde alsnog afwijzen. Het hof legt hierna uit hoe het tot die beslissing is gekomen.

Beslissing

3
De toelichting op de beslissing van het hof

Feitelijke uitgangspunten

3.1.

Koninklijke Smilde heeft in juni 2023 een verzoek gedaan tot verhoging van haar GTV van 2.250 kW naar 2.800 kW. Het gaat daarbij om transport van elektriciteit vanaf onderstation Pim Mulier.

3.2.

Liander heeft in reactie op het verzoek op 29 juni 2023 aan Koninklijke Smilde bericht dat de gevraagde extra 550 kW “vooralsnog niet toegekend kan worden”. Als motivering is daarbij aangegeven:

[…] de winterbelastingpiek is te hoog. Het schaarsteniveau van SS Pim Mulier zal door deze GTV wijziging worden verhoogd naar oranje. Naar verwachting komt er vermogen beschikbaar wanneer de oostzijde van Heereveen wordt overgenomen op 20kV backbones in 2025. Er loopt een studie voor de verzwaring van Pim Mulier, de voedingskabels dienen verzwaard te worden.”

3.3.

In een e-mail van 6 juli 2023 heeft Liander aan Koninklijke Smilde bericht dat de 2800 kW beschikbaar komt als Liander een netverzwaring heeft uitgevoerd en dat de planning is dat dit in het vierde kwartaal van 2024 zal zijn uitgevoerd.

3.4.

Op 5 december 2024 heeft Liander een vooraankondiging als bedoeld in artikel 9.9 eerste lid van de Netcode elektriciteit gepubliceerd waarvan de inhoud er kort gezegd op neerkomt dat de aansluiting van (onder meer) Koninklijke Smilde is gelegen in een congestiegebied en dat een structurele oplossing van de congestie eerst in 2032 wordt verwacht. Liander heeft een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om de congestie tijdelijk op te lossen, zoals door congestiemanagement. De uitkomst daarvan werd ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding verwacht op 18 april 2025.

Voldoende spoedeisend belang?

3.5.

Het hof moet, met inachtneming van het in appel gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing in hoger beroep, (ambtshalve) vaststellen of partijen (nog) een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen.

3.6.

Koninklijke Smilde heeft in de inleidende dagvaarding haar spoedeisend belang onderbouwd door te stellen dat zij in de periode december 2024 tot en met maart 2025 de productiecapaciteit in haar fabriek in Heerveen gefaseerd zal uitbreiden en dat daarvoor de 550 kW extra GTV benodigd is. Liander was hiervan op de hoogte. Nu een uitspraak in een bodemprocedure zeker 1 tot 1,5 jaar op zich zal laten wachten, heeft Koninklijke Smilde naar haar opvatting een spoedeisend belang bij haar vordering.

3.7.

Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof (op 1 april 2025) is namens Koninklijke Smilde verklaard dat de uitbreiding van de productiecapaciteit inmiddels voor 85% is gerealiseerd en dat daarvan ongeveer 65% in gebruik is genomen. En verder dat dit bij een toenemende marktvraag meer kan worden. Daarnaast is namens Koninklijke Smilde verklaard dat op dit moment haar stroomverbruik op piekmomenten is gelegen tussen de 1800 en 2150 kW. In de winter (vanaf oktober) kan daarvan door een warmtekrachtkoppeling 250 kW zelf worden opgewekt. Het hof leidt hieruit af dat Koninklijke Smilde op korte termijn alleen dan in de problemen zal komen als de marktvraag opeens (fors) zal aantrekken en de nieuwe productiecapaciteit voor een extra deel benut zou moeten worden. Door Koninklijke Smilde is niet (onderbouwd) gesteld dat de kans daarop reëel is. Er bestaat aldus niet meer dan een theoretisch risico dat Koninklijke Smilde op korte termijn (financieel) nadeel zal ondervinden van het feit dat de gevraagde extra 550 kW niet beschikbaar wordt gesteld. De omvang van dat mogelijke nadeel is door Koninklijke Smilde niet toegelicht. Daartegenover staat dat Liander zich op het standpunt heeft gesteld (door Koninklijke Smilde betwist) dat sprake is van fysieke congestie in het betreffende gebied en dat eenmaal door haar verleend GTV niet meer kan worden teruggenomen. Dat laatste is door Koninklijke Smilde niet weersproken. De verlangde voorziening is daarmee ingrijpend en heeft een niet omkeerbaar karakter. Bij afweging van deze belangen is het hof van oordeel dat Koninklijke Smilde een onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Indien Koninklijke Smilde door de bodemrechter wordt gevolgd in haar standpunt dat Koninklijke Smilde het extra GTV in mei 2025 (of eerder) had moeten krijgen en/of dat Liander heeft verzuimd het spoorboekje van artikel 9 Netcode elektriciteit correct te volgen, dan zal het eventuele nadeel dat Koninklijke Smilde daardoor heeft geleden zich mogelijk vertalen in een verplichting tot schadevergoeding. Het hof heeft geen aanknopingspunten om te oordelen dat dit nadeel zo groot zal zijn dat het onaanvaardbaar is om niet nu direct in te grijpen (gesteld dat de vordering inhoudelijk op goede gronden berust).

3.8.

Omdat een voldoende spoedeisend belang ontbreekt (zowel nu als tijdens de procedure bij de voorzieningenrechter), moet de gevraagde voorziening worden geweigerd.

De conclusie

3.9.

Het hoger beroep slaagt. Omdat Koninklijke Smilde in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Koninklijke Smilde tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de voorzieningenrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. (Voetnoot 2)

3.10.

De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4
De beslissing

Het hof:

4.1.

vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 3 februari 2025 en beslist als volgt:

4.2.

wijst de vordering van Koninklijke Smilde af;

4.3.

veroordeelt Koninklijke Smilde tot betaling van de volgende proceskosten van Liander tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:

€ 714,- aan griffierecht;

€ 1.107 aan salaris van de advocaat van Liander;

en tot betaling van de volgende proceskosten van Liander in hoger beroep:

€ 827,- aan griffierecht;

€ 144,47 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Koninklijke Smilde;

€ 2.428 aan salaris van de advocaat van Liander (2 procespunten x het toepasselijke tarief II);

4.4.

bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;

4.5.

verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

4.6.

wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, C.M.E Lagarde en N.M. Brouwer, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

Rechtbank Gelderland 3 februari 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:847.

Voetnoot 2

HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.