Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Hoger beroep Civiel recht overig

25 februari 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:1612

Op 25 februari 2020 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van civiel recht. Het zaaknummer is 200.225.580, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHARL:2020:1612. De plaats van zitting was Arnhem. De betrokken advocaten waren mr. J Blakborn en mr. T.H. Geukes Foppen.

Soort procedure
Zaaknummer(s)
200.225.580
Datum uitspraak
25 februari 2020
Datum gepubliceerd
25 februari 2020
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.225.580

arrest van 25 februari 2020

in de zaak ex artikel 1068 Rv van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Ceasar Sports Account B.V.,

gevestigd te Aalsmeer,

eiseres in de hoofdzaak en in het incident,

hierna: CSA,

advocaat: mr. J. Blakborn,

tegen:

[gedaagde]
,

wonende te

[woonplaats]
,

gedaagde in de hoofdzaak en verweerder in het incident,

hierna:

[gedaagde]
,

advocaat: mr. T.H. Geukes Foppen.

1
Het arbitraal geding

1.1

Voor het arbitraal geding verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen arbitraal vonnis van het College van Arbiters van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB) van 28 juni 2017 (met nr. 1446).

2
Het verdere verloop van het geding voor het hof

2.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 januari 2018 in het incident op grond van artikel 223 Rv hier over. In dat tussenarrest is overwogen dat het hof moet beslissen of het arbitraal vonnis moet worden herroepen of niet wegens, kort gezegd, bedrog (artikel 1068 lid 1 sub a Rv). Als dat zo mocht zijn, zal, zo oordeelde het hof, daarna het scheidsgerecht weer bevoegd zijn om over het geschil te beslissen. Aan het vaststellen van de (omvang van de) schade komt het hof daarom niet toe. Daarmee achtte het hof in deze procedure voor CSA geen rechtmatig belang aanwezig bij inzage in de door haar opgesomde stukken.

2.2

Na het tussenarrest heeft

[gedaagde]
zijn memorie van antwoord bij het hof ingediend.

2.3

Op 15 januari 2020 hebben partijen hun zaak laten bepleiten door hun advocaten aan de hand van hun pleitnotities. Hierbij is

[gedaagde]
akte verleend van de stukken die hij door zijn advocaat bij bericht van 8 januari 2020 aan het hof en CSA liet toesturen.

2.4

Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3
De achtergrond

3.1

In het tussenarrest gaf het hof de vaststaande feiten al weer onder 2. Het hof verwijst daarnaar. Het hof gaf daarin onder 3.1 tevens zijn bevestigend oordeel over de ontvankelijkheid van CSA in haar vorderingen. (Ook) voor zover dat oordeel slechts of met name mocht zien op het incident, voegt het hof daaraan nog het volgende toe. Evenals het scheidsgerecht vindt het hof dat uit de Vaststellingsovereenkomst (‘Wensen het volgende vast te stellen: a. Cesar Sports Account BV, vertegenwoordigd door Dhr.

[naam1]
heeft een vertegenwoordigingsovereenkomst met Dhr.
[gedaagde]
tot 18-07-2016’) volgt dat (ook) CSA geldt als de contractspartij/vertegenwoordiger van
[gedaagde]
uit hoofde van de vertegenwoordigingsovereenkomst van 19 juli 2014 (met een looptijd tot 18 juli 2016). Daarbij komt dat uit de uitspraak van het scheidsgerecht tevens blijkt dat de procedure voor het scheidsgerecht, zonder bezwaar van
[gedaagde]
(zie ook die uitspraak onder 6), ten name van CSA èn
[naam1]
werd gevoerd. Zijn verweer dat niet CSA maar
[naam1]
als zijn vertegenwoordiger is aan te merken dan wel CSA niet-ontvankelijk is omdat CSA niet zijn contractspartij uit hoofde van de vertegenwoordigingsovereenkomst zou zijn, gaat dan ook niet (meer) op en CSA kan in haar vorderingen worden ontvangen.

Het hof zal hier nu vooral onderzoeken of sprake is van bedrog, zoals door CSA gesteld (en door

[gedaagde]
betwist), omdat
[gedaagde]
zich bij zijn transfer naar Le Havre, anders dan hij aanvoerde en aanvoert en ook anders dan waarvan het scheidsgerecht in het bestreden vonnis is uitgegaan, wèl door een vertegenwoordiger, namelijk
[naam2]
(hierna;
[naam2]
), heeft doen bijstaan.

4
Ontvankelijkheid herroepingsvordering

4.1

Ook in dit verband werpt

[gedaagde]
een niet-ontvankelijkheidsverweer op: naar zijn mening is CSA niet-ontvankelijk in haar herroepingsvordering omdat zij te laat met het vermeende bedrog naar voren is gekomen.

De foto waarvan CSA zich bedient is op 9 juli 2016 op Twitter geplaatst en was daarmee toegankelijk voor eenieder. Van een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 1068 lid 1 Rv is, zo voert hij aan, dan ook geen sprake.

4.2

In artikel 1068 lid 1 Rv is onder a) bepaald, dat herroeping van een arbitraal vonnis kan plaatsvinden als het geheel of ten dele berust op na de uitspraak ontdekt bedrog, door of met medeweten van de wederpartij in de arbitrale procedure gepleegd.

Het bedrog zal dus na de uitspraak moeten zijn ontdekt om tot herroeping van het vonnis te kunnen leiden. Het rechtsmiddel van herroeping kan niet met succes worden ingesteld, als het bedrog tijdens de arbitrageprocedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt. Van de procespartij die reden heeft om te vermoeden dat door zijn wederpartij bedrog wordt gepleegd, mag worden verwacht dat deze binnen redelijke grenzen onderzoek zal doen naar de juistheid van dit vermoeden.

4.3

Wat betreft het bedrog zelf is

[gedaagde]
erbij gebleven dat hij bij zijn transfer niet is vertegenwoordigd maar dat de transfer door hem zelf tot stand is gebracht.
[naam2]
is hem, naar hij ook ter zitting nog verklaarde, pas later gaan vertegenwoordigen.

4.4

Zoals blijkt uit de uitspraak van arbiters zijn CSA en

[naam1]
er tijdens de arbitrale procedure – overeenkomstig de verklaring van
[gedaagde]
– vanuit gegaan dat
[gedaagde]
het contract met Le Havre zelf had gesloten (vgl. het inleidend verzoekschrift onder 2.7).

Zij vorderden een verklaring voor recht dat

[gedaagde]
zich door CSA ‘had moeten laten vertegenwoordigen tijdens het ondertekenen van zijn contract met Le Havre A.C.’ (zie het petitum van het inleidend verzoekschrift onder 1).

Die verklaring weigerde het scheidsgerecht. Daartoe overwoog het allereerst dat CSA niet had gesteld ‘dat

[gedaagde]
zich bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met Le Havre A.C. heeft laten bijstaan door een andere spelersmakelaar, andere intermediair of andere vertegenwoordiger. Hij heeft het contract zelf gesloten, hetgeen ook niet is betwist door CSA.’ (vgl. het arbitraal vonnis onder 15).

Het standpunt van CSA/

[naam1]
, dat het
[gedaagde]
niet was toegestaan zelf een contract te sluiten, werd door het scheidsgerecht onder verwijzing naar een eerdere uitspraak verworpen. Het oordeelde dat ‘een overeenkomst waarbij een spelersmakelaar/intermediair exclusief bevoegd is de speler bij te staan in de ontwikkeling van zijn professionele carrière en te vertegenwoordigen bij het benaderen en onderhandelen met clubs en diens vertegenwoordigers in het licht van FIFA-reglementen niet met zich mee
[brengt, hof]
dat de speler niet zelf – zonder tussenkomst van een andere spelersmakelaar of derde – mag contracteren.’ (vgl. het arbitraal vonnis onder 16).

4.5

Centraal in de procedure voor het scheidsgerecht stond dus de ontbrekende tussenkomst van CSA/

[naam1]
als exclusief vertegenwoordiger van
[gedaagde]
.

Tegen die achtergrond – en omdat

[gedaagde]
het verweer voerde de overeenkomst met Le Havre A.C. zelf te hebben gesloten (en niet betoogde hierbij door een ander dan CSA/
[naam1]
te zijn bijgestaan) is niet onbegrijpelijk dat CSA/
[naam1]
niet eerder op zoek ging naar informatie over een eventueel andere spelersmakelaar, intermediair of vertegenwoordiger.

Dat

[gedaagde]
zich daarvan, anders dan hij zelf had verklaard, bij het sluiten van het contract zou hebben bediend, werd (ook) door CSA/
[naam1]
immers niet gesteld. Ter gelegenheid van het pleidooi bij het hof heeft mr. Geukes Foppen namens
[gedaagde]
nog wel aangevoerd dat vertegenwoordiging door de vader van
[gedaagde]
ter zitting van het scheidsgerecht ter sprake zou zijn gekomen, maar tevens – en zo blijkt ook uit het vonnis van het scheidsgerecht – dat daarmee in de uitspraak uiteindelijk niks is gedaan. Zo al juist, blijkt daaruit nog niet dat sprake was van een (reden tot) vermoeden bij CSA/
[naam1]
van vertegenwoordiging door een andere spelersmakelaar of intermediair, laat staan van de ontdekking daarvan.

Tegen die achtergrond acht het hof door CSA voldoende onderbouwd en door

[gedaagde]
vervolgens niet toereikend bestreden, dat (de informatie omtrent) het gestelde bedrog pas is ontdekt door mr. Blakborn, na diens inschakeling in augustus 2017 toen de uitspraak van het scheidsgerecht voorlag dat de vertegenwoordigingsovereenkomst er niet aan in de weg stond dat
[gedaagde]
zelf contracteerde. Gelet op de standpuntbepaling in het arbitraal geding van CSA/
[naam1]
als hiervoor onder 4.4 vermeld, in reactie op de verklaring van
[gedaagde]
dat hij het contract zelf had gesloten, kan ook niet gezegd worden dat van CSA/
[naam1]
redelijkerwijs eerder onderzoek was te verwachten waarbij (de betreffende informatie omtrent) het bedrog werd ontdekt.

Het hof verwerpt dus ook dit niet-ontvankelijkheidsverweer van

[gedaagde]
.

5
Het gestelde bedrog

5.1

CSA stelt dat

[gedaagde]
bedrog heeft gepleegd door in de arbitrale procedure in strijd met de waarheid aan te voeren dat hij de transfer met Le Havre AC alleen tot stand heeft gebracht, terwijl hij in werkelijkheid werd vertegenwoordigd/bijgestaan door
[naam2]
. Wanneer
[gedaagde]
dit laatste wel naar voren had gebracht, had CSA dit aan haar vordering ten grondslag gelegd en dan was de vordering toegewezen. Uit het arbitrale vonnis blijkt immers (impliciet) dat het vonnis berust op het (onjuiste) gegeven dat
[gedaagde]
bij het tot stand brengen van de transfer niet door een ander was vertegenwoordigd/bijgestaan.

5.2

Ter onderbouwing van het gestelde bedrog als zodanig heeft CSA bij haar verzoek tot herroeping als productie 4 een foto in het geding gebracht van

[gedaagde]
ter gelegenheid van zijn ondertekening van het contract met Le Havre, waarin hij aan één zijde wordt geflankeerd door
[naam2]
. Daarnaast heeft zij als productie 7 een overzicht van door
[naam2]
vertegenwoordigde spelers overgelegd, waaruit blijkt dat hij ook
[gedaagde]
bijstaat. Na de pleidooien heeft CSA, met door het hof bij gelegenheid van de pleidooien gegeven toestemming, bij akte met producties 25 – 27 nog gegevens van whatsapp gesprekken en tussen met name
[naam2]
en
[naam3]
, beiden intermediair, en een audiobestand overgelegd, die de bijstand van
[naam2]
aan
[gedaagde]
bij de totstandkoming van de overeenkomst met Le Havre naar haar mening ondersteunen.

5.3

[gedaagde]
heeft deze documentatie bij antwoordakte gemotiveerd betwist, in het bijzonder wat betreft de datum van de gesprekken, die daaruit naar zijn mening niet (exact) blijkt, de vraag of deze wel op
[gedaagde]
betrekking hebben, de vraag of – wat betreft productie 27 – het gesprek wel tussen
[naam2]
en
[naam3]
plaatsvond en de (on)tijdigheid van de overlegging van deze stukken. De whatsapp gesprekken geven naar zijn mening niet aan dat
[naam2]
[gedaagde]
heeft bijgestaan, maar betreffen vooral een oriënterend gesprek tussen (kennelijk)
[naam2]
en
[naam3]
over
[gedaagde]
en
[naam4]
, en de mogelijkheid om één of beide spelers te transfereren. Het geluidsfragment van productie 27 is naar zijn mening geen spraakbericht maar een opname van een gesprek en is zo vaag van inhoud terwijl iedere context ontbreekt, dat ook daarmee niet bewezen wordt dat
[gedaagde]
door
[naam2]
is bijgestaan bij de betreffende transfer.

5.4

Het hof zal CSA, die bewijs heeft aangeboden door het horen van specifiek genoemde getuigen, toelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit het gestelde bedrog blijkt. Het formele bezwaar van

[gedaagde]
bij antwoordakte dat de overgelegde stukken (in beperkte mate, namelijk wat betreft productie 26) afwijken van de oorspronkelijk aan de pleitnota gehechte stukken, zal het hof betrekken bij zijn beoordeling van de bewijslevering door CSA.

6
De slotsom

6.1

Het hof zal CSA toelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit het gestelde bedrog blijkt.

6.2

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7
De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

laat CSA toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat

[gedaagde]
bedrog heeft gepleegd door in de arbitrale procedure in strijd met de waarheid aan te voeren dat hij de transfer met Le Havre AC alleen tot stand heeft gebracht, terwijl hij in werkelijkheid werd vertegenwoordigd/bijgestaan door
[naam2]
;

bepaalt dat, indien CSA uitsluitend bewijs door bewijsstukken wenst te leveren, zij die stukken op de roldatum 24 maart 2020 in het geding dient te brengen,

bepaalt dat, indien CSA dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. L.F. Wiggers-Rust, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;

bepaalt dat CSA het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de roldatum 10 maart 2020, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;

bepaalt dat CSA overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;

bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen (CSA vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking /

[gedaagde]
in persoon) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;

bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. L.F. Wiggers-Rust, L.R. van Harinxma thoe Slooten en

T.N. Ritzer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op

25 februari 2020.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158