Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep personen- en familierecht

ECLI:NL:GHARL:2023:2040

Op 9 March 2023 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.314.629, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2023:2040. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.314.629
Datum uitspraak:
9 March 2023
Datum publicatie:
9 March 2023
Advocaat:
mr. T.C Cooman te Utrecht;mr. M. Cortet te Utrecht

Indicatie

Wijziging zorgregeling, afdwingen contact niet in het belang van het kind, aparte overweging voor het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.314.629

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 477939)

beschikking van 9 maart 2023

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. T.C. Cooman te Utrecht,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats2] (Frankrijk),

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. M. Cortet te Utrecht.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 mei 2019, 11 maart 2021, 14 juli 2021 en 17 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 17 mei 2022 wordt hierna ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2
Het geding in hoger beroep
2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 augustus 2022;

- het verweerschrift met productie;

- een journaalbericht van mr. Cooman van 15 februari 2023 met productie.

2.2.

Op 20 februari 2023 is [de minderjarige] door het hof gehoord.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft op 21 februari 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3
De feiten
3.1.

Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Het huwelijk is [in] 2017 ontbonden door echtscheiding.

3.2.

Partijen hebben samen drie kinderen. In deze procedure gaat het over [de minderjarige] , geboren [in] 2011 in [plaats1] . De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.3.

Partijen hebben in een (ongedateerd) ouderschapsplan onder meer afspraken gemaakt over de zorgregeling. Daarin staat dat [de minderjarige] eenmaal per maand van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft en ook de helft van de vakanties en feestdagen.

3.4.

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling vastgesteld tussen [de minderjarige] en de vader. De rechtbank heeft bepaald dat [de minderjarige] en de vader elkaar zien:

in 2022 eens per drie maanden zien gedurende maximaal twee uur;

vanaf 2023 vier keer per jaar met een duur van maximaal twee dagen.

3.5.

In het vonnis in kort geding van 30 september 2022 heeft de voorzieningenrechter de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking voor de duur van vier maanden, dus tot 31 januari 2023, geschorst, tenzij het hof eerder heeft beslist over (in ieder geval) de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad (in welk geval de schorsing eindigt en de beslissing van het hof geldt).

3.6.

In de beschikking van 25 oktober 2022 heeft het hof de werking van de bestreden beschikking geschorst.

4
De omvang van het geschil
4.1.

De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling en zij is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling alsnog af te wijzen en (naar het hof begrijpt: met wijziging van de eerdere afspraken in het convenant) de vader het recht op contact met [de minderjarige] voor onbepaalde tijd te ontzeggen.

4.2.

De vader voert verweer en hij verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar verzoeken af te wijzen.

Beslissing

5
De motivering van de beslissing
5.1.

Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.

5.2.

Ingevolge 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van

het kind, ofb. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, ofc. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang

met zijn ouder heeft doen blijken, ofd. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

5.3.

Partijen zijn het er over eens dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds zij de afspraken hebben gemaakt die in het ouderschapsplan staan. Het hof heeft dat ook kunnen vaststellen op grond van de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.

5.4.

Het staat vast dat [de minderjarige] sinds juni 2017 geen contact meer heeft met haar vader. In maart 2019 heeft de vader een verzoek bij de rechtbank ingediend omdat hij het contact met [de minderjarige] wil herstellen. Tijdens de procedure bij de rechtbank zijn verschillende hulpverleningstrajecten ingezet om weer contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen. Ook heeft de raad tweemaal onderzoek gedaan. De rechtbank is met de raad (steeds) van oordeel geweest dat het belangrijk is dat [de minderjarige] contact heeft met de vader. Daarom heeft de rechtbank verschillende (voorlopige) zorgregelingen vastgesteld. Ondanks die beslissingen en de aanwijzingen van de rechtbank heeft er nog altijd geen contact tussen [de minderjarige] en de vader plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank alles geprobeerd om dit contact tot stand te brengen, maar dat is helaas niet gelukt. Het hof is met de raad van oordeel dat het nog steeds in het belang van [de minderjarige] is om contact met haar vader te hebben. Het hof ziet, net als de raad, in de gegeven omstandigheden echter geen mogelijkheden om het contact te realiseren. Het hof komt daarom tot de conclusie dat er geen omgangsregeling kan worden vastgesteld tussen [de minderjarige] en de vader. Het hof acht daarvoor de volgende feiten en omstandigheden van belang.

5.5.

Uit het raadsrapport van 18 maart 2020 volgt dat [de minderjarige] een aantal leuke herinneringen heeft aan het contact met haar vader. Tijdens het raadsonderzoek is zij nog nieuwsgierig naar het contact met de vader en zijn familie. De raad vindt het voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] belangrijk dat zij zich een eigen beeld van de vader kan vormen. De moeder beseft volgens de raad niet dat het ontbreken van contact tussen [de minderjarige] en de vader in de toekomst tot problemen kan leiden bij [de minderjarige] . Zonder actieve steun van de ouders zal [de minderjarige] zich niet vrij voelen om het contact met de vader aan te gaan. De raad heeft daarom geadviseerd dat de ouders zich opnieuw aanmelden bij [naam1] voor het traject ‘Ouderschap Blijft’. De rechtbank heeft dat advies overgenomen.

Dit traject bij [naam1] is echter niet van de grond gekomen, omdat het voor de moeder erg moeilijk is gebleken om in contact met de vader te komen, vanwege trauma’s die zij in het verleden heeft opgelopen. Desondanks heeft de rechtbank in haar beschikking van 11 maart 2021 een voorlopige contactregeling vastgesteld met een opbouwend karakter (via Whatsapp en videobellen naar een fysiek contact). De rechtbank oordeelt in die beschikking dat het belangrijk is dat [de minderjarige] het negatieve beeld dat zij inmiddels van haar vader heeft kan bijstellen, omdat dit negatieve beeld heel belastend voor [de minderjarige] kan zijn. Het is van belang dat de verantwoordelijkheid voor contact(herstel) niet bij [de minderjarige] komt te liggen, maar bij de ouders, aldus de rechtbank.

Uit de beschikking van de rechtbank van 14 juli 2021 volgt dat, ondanks het eerdere oordeel, er geen contact heeft plaatsgevonden tussen de vader en [de minderjarige] . De rechtbank heeft vervolgens de ouders opgedragen om hulp voor zichzelf te zoeken om contact tussen de vader en [de minderjarige] mogelijk te maken. Verder is de vader geadviseerd om in de tussentijd initiatief naar [de minderjarige] te blijven tonen door bijvoorbeeld kaartjes te sturen. Dat heeft hij gedaan. Omdat er geen enkele ontwikkeling is in de situatie van de ouders en [de minderjarige] acht de rechtbank een aanvullend onderzoek van de raad noodzakelijk.

De raad heeft in het rapport van 17 maart 2022 wederom geconcludeerd dat er contact tussen [de minderjarige] en de vader moet zijn. Als [de minderjarige] geen contact met haar vader heeft kan zij haar eigenschappen en karakter niet spiegelen aan haar vader en dit heeft een negatieve invloed op haar eigen identiteitsontwikkeling. Zij kan onzeker worden over wie zij is. Doordat het de ouders nog steeds niet is gelukt om tot een samenwerking te komen en contact tussen [de minderjarige] en de vader tot stand te brengen, heeft zij haar beeld van de vader niet kunnen bijstellen. De raad ziet een verharding in de houding van [de minderjarige] . Eerder was zij nog nieuwsgierig naar haar vader, maar inmiddels wil zij geen contact meer met hem. Het ligt volgens de raad vooral op de weg van de moeder om [de minderjarige] de (emotionele) ruimte te geven om contact met haar vader te kunnen aangaan. Daarvoor is het belangrijk dat de moeder een eigen hulpverleningstraject start om inzicht te krijgen in hoe zij dit kan doen. De raad heeft de moeder geadviseerd om zich hiervoor te melden bij het Sociale Team [naam2] .

In de bestreden beschikking (van 17 mei 2022) heeft de rechtbank (nogmaals) geoordeeld dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij een minimale vorm van contact met de vader heeft. De rechtbank heeft daarom een minimale zorgregeling vastgesteld, waarbij er vier keer per jaar contact is.

5.6.

Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat ook dat minimale contact tussen de vader en [de minderjarige] niet heeft plaatsgevonden. Het hof is met de rechtbank en de raad van oordeel dat het voor een goede verdere ontwikkeling van [de minderjarige] heel belangrijk is dat zij contact met haar vader heeft. Het ontbreken van dit contact zal in de toekomst problemen kunnen opleveren in de ontwikkeling van [de minderjarige] . Om het contact met haar vader te kunnen aangaan heeft [de minderjarige] de steun van haar moeder nodig. De moeder kan haar die steun echter niet bieden vanwege haar eigen negatieve ervaringen in het verleden. Ondanks dat de moeder dringend is aangeraden hiervoor hulp te zoeken, heeft de moeder die hulp niet gezocht. Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder hiervoor ook niet openstaat. Volgens de moeder kan [de minderjarige] contact met de vader hebben zodra zij zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben. De moeder zal daaraan niet in de weg staan. De moeder legt daarmee echter de verantwoordelijkheid voor het hebben van contact volledig bij [de minderjarige] neer. Voor de elf-jarige [de minderjarige] is het heel lastig, zo niet onmogelijk om vanuit de huidige situatie, waarin noch de moeder noch haar twee oudere broers contact hebben met de vader, zelf aan te geven dat zij contact met haar vader wil. Hoewel de moeder zegt aan het contact tussen [de minderjarige] en de vader niet in de weg te staan, geeft haar houding aan dat zij daar weerstand tegen heeft en [de minderjarige] voelt dit. Omdat [de minderjarige] haar vader inmiddels niet goed meer kent, is het zoeken van contact met de vader ook om die reden een drempel voor haar. Zonder actieve hulp van de moeder zal het voor [de minderjarige] daarom nagenoeg onmogelijk zijn om aan te geven dat zij behoefte heeft aan contact met de vader. Het hof betreurt het enorm dat de moeder niet kan of wil inzien dat het contact met vader heel belangrijk is voor [de minderjarige] en dat daarvoor van haar een actieve houding nodig is.

5.7.

Het hof is met de raad van oordeel dat het in de huidige situatie voor [de minderjarige] niet helpend is een contact- of omgangsregeling tussen haar en de vader vast te stellen. [de minderjarige] vertelt op dit moment zelf -ook aan het hof- dat zij geen contact met de vader wil hebben. Gelet op de mening van [de minderjarige] en de situatie waarin zij zich bevindt, acht het hof het opleggen van contact te belastend voor [de minderjarige] en daarmee in strijd met haar zwaarwegende belangen. Ook de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij het afdwingen van contact niet goed vindt voor [de minderjarige] . Hij heeft zich daarom met pijn in zijn hart neergelegd bij de wens van [de minderjarige] om nu geen contact met hem te hebben. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de vader in eerste aanleg afwijzen.

5.8.

Gelet op het voorgaande zal het hof ook het onder 3.3 vermelde, ongedateerde, ouderschapsplan wijzigen en bepalen dat er geen zorgregeling zal zijn tussen de vader en [de minderjarige] . In zoverre slaagt de grief van de moeder. Het hof wijst af het verzoek van de moeder om de vader het contact met [de minderjarige] voor onbepaalde tijd te ontzeggen. De vader heeft altijd de mogelijkheid om bij een wijziging van omstandigheden of na verloop van een jaar een nieuw verzoek in te dienen.

5.9.

Het hof ziet in deze zaak aanleiding om een aparte overweging voor [de minderjarige] te schrijven. Het hof gaat ervan uit dat de moeder ervoor zorgt dat [de minderjarige] deze overweging te lezen krijgt. Zij kan dit bijvoorbeeld samen met haar begeleider bij het Sociale Team bespreken.

Voor [de minderjarige]

5.10.

Je vader heeft vier jaar geleden een verzoek bij de rechtbank ingediend om weer contact met jou te kunnen krijgen. Dat is tot nu toe niet gelukt. De rechtbank heeft vorig jaar besloten dat jij vier keer per jaar contact met je vader moet hebben. Omdat je moeder het niet met deze beslissing eens is, heeft zij hoger beroep ingesteld. Drie rechters moeten nu opnieuw beslissen of jij contact met je vader moet hebben. Op 20 februari 2023 heb jij daarover een gesprek gehad met een van de rechters. Jij hebt gezegd dat je op dit moment geen contact met je vader wil, maar misschien in de toekomst wel.

5.11.

De drie rechters samen noemen we het hof. Het hof heeft goed naar je geluisterd en heeft beslist dat jij op dit moment geen contact hoeft te hebben met je vader.

Het hof hoopt wel dat jij in de toekomst weer contact met je vader wil hebben. Het hof denkt namelijk dat het belangrijk voor jou is om je vader beter te leren kennen. In het gesprek op 20 februari is gesproken over jouw herinneringen aan je vader. Je noemde een aantal leuke herinneringen, zoals bezoekjes aan het strand en aan familie van je vader. Je wist ook nog hoe zijn huis er uit zag. Je hebt je vader al bijna zes jaar niet gezien en je kent hem niet goed meer. Het hof begrijpt dat het dan best spannend en moeilijk kan zijn om je vader weer te zien. Toch denkt het hof dat het goed voor je is om af en toe contact met je vader te hebben. Je komt namelijk op een leeftijd waarop je steeds meer gaat ontdekken wie jij nu echt bent. Dan is het belangrijk om te weten wie je ouders zijn, zodat je kunt zien van wie jij bepaalde eigenschappen hebt, zoals je karakter en je uiterlijk. Je stamt voor de helft af van je vader en dus zul je ook eigenschappen van hem hebben geërfd. Het hof denkt dat goed voor jou is om te weten waar je vandaan komt.

5.12.

Het hof hoopt dat je het tegen je moeder of je begeleider bij het Sociale Team durft te zeggen als je behoefte krijgt aan contact met je vader. Het contact hoeft helemaal niet lang te duren. Tijdens het gesprek met de rechter gaf je aan dat je het niet ziet zitten om met je vader en zijn nieuwe partner en kind tijd door te brengen. Dat hoeft ook niet. Het is belangrijk dat als je contact met je vader wil, jij een manier zoekt die prettig voor je is. Het contact kan met een kaartje, telefonisch of via de WhatsApp. Ook kan je vader voor een kort bezoekje naar jouw woonplaats komen om daar ergens te wandelen of iets te drinken. Kortom het is vooral belangrijk dat jij je prettig voelt bij het contact.

5.13.

Het hof heeft ook met je ouders gesproken en zij hebben gezegd je altijd te zullen steunen. Je vader verlangt erg naar contact met jou. Je vader heeft gezegd dat hij jou erg mist, maar hij wil niet dat je last hebt van zijn wens om jou te zien. Jij hebt gezegd dat je nu vooral behoefte hebt aan rust. Je gaat dit jaar naar de middelbare school en dat vind je best spannend. Dit is tijdens de zitting met je vader besproken. Je vader legt zich erbij neer dat er nu geen contact met jou kan zijn. Hij vindt dat een heel moeilijk, maar hij wil vooral jouw wens respecteren. Je vader geeft aan dat zijn deur altijd wagenwijd voor je openstaat als je in de toekomst wel contact met hem wil.

Ook je moeder heeft gezegd dat zij het geen enkel probleem vindt als je in de toekomst weer contact met je vader wil. Voor haar is het vooral belangrijk dat jij het ook echt zelf wil. Als jij aangeeft dat je contact wil, zal je moeder je daarin steunen.

5.14.

Het hof hoopt dat er in de toekomst weer contact kan zijn tussen jou en je vader en dat je het durft te zeggen zodra je daar behoefte aan hebt. Je moeder en je begeleider van het Sociale Team kunnen je daar dan bij helpen.

6
De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de vastgestelde zorgregeling betreft, vernietigen.

7
De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 mei 2022, voor zover het de vastgestelde zorgregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijzigt het door partijen ondertekende (ongedateerde) ouderschapsplan ten aanzien van de daarin overeengekomen regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders ten aanzien van [de minderjarige] , geboren [in] 2011 in [plaats1] en bepaalt dat er geen contact tussen de vader en [de minderjarige] zal zijn;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en K. Mans, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 9 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.