Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafprocesrecht

ECLI:NL:GHARL:2025:3686

Op 17 June 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafprocesrecht, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-002450-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:3686. De plaats van zitting was Leeuwarden.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-002450-23
Datum uitspraak:
17 June 2025
Datum publicatie:
18 June 2025

Indicatie

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. Hoewel de medeverdachte zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris wisselend heeft verklaard, acht het hof de verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd nadat de raadsheer-commissaris heeft doorgevraagd en nadat hij onder ede is gesteld, betrouwbaar. Zijn verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met de aangifte en de chatgesprekken die zich in het dossier bevinden. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de na de beëdiging afgelegde getuigenverklaring van [medeverdachte] te twijfelen en acht die getuigenverklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs. Het hof is van oordeel dat bij zowel [medeverdachte] als de verdachte ten tijde van het wegnemen van de goederen het oogmerk bestond van wederrechtelijke toe-eigening. Gelet op de beschreven en vastgestelde gedragingen is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002450-23

Uitspraak d.d.: 17 juni 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 mei 2023 met parketnummer 16-021964-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-072210-22, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,

wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:

de vernietiging van het vonnis van de politierechter;

bewezenverklaring van hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd;

veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;

toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 117 dagen;

teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag.

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,

mr. N. Hannaart, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij het vonnis van 4 mei 2023 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft daarnaast de proeftijd, bepaald bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 22 november 2022, gewezen onder parketnummer 16-072210-22, verlengd met één jaar en als aanvullende bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 16 januari 2023 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere quookers en/of kookplaten, in elk geval kookapparatuur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Daar komt bij dat de getuigenverklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar is, die dan ook van het bewijs dient te worden uitgesloten.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij als volgt.

Betrouwbaarheid getuigenverklaring [medeverdachte]

Vooropgesteld wordt dat in alle strafzaken verklaringen kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen dienen onder meer te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit feit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen of het gevolg zijn van emoties die zijn ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.

[medeverdachte] heeft als verdachte in deze zaak op 20 januari 2023 ten overstaan van de politie een verklaring afgelegd. Als verdachte hoefde hij destijds niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Op 17 februari 2025 is [medeverdachte] als getuige gehoord ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Ten tijde van dit verhoor was [medeverdachte] inmiddels onherroepelijk veroordeeld en geen verdachte meer in deze zaak. Hij kon zich daardoor niet (meer) beroepen op zijn zwijgrecht en diende als getuige tegenover de raadsheer-commissaris naar waarheid te verklaren. In de loop van het getuigenverhoor is [medeverdachte] beëdigd in verband met de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Na de beëdiging verklaart [medeverdachte] dat wat hij daarvóór heeft verteld, niet helemaal waar was omdat hij de verdachte niet in de problemen wilde brengen. De verdachte is een oud-collega van hem en het initiatief van de diefstal kwam bij [medeverdachte] zelf vandaan. Naar aanleiding van de opmerking van de raadsheer-commissaris dat het chatgesprek van 13 januari 2023 de suggestie wekt dat de verdachte ervan af wist, verklaart [medeverdachte] dat dat inderdaad zo was.

Hoewel [medeverdachte] zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris wisselend heeft verklaard, acht het hof de verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd nadat de raadsheer-commissaris heeft doorgevraagd en nadat hij onder ede is gesteld, betrouwbaar. Zijn verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met de aangifte en de chatgesprekken die zich in het dossier bevinden. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de na de beëdiging afgelegde getuigenverklaring van [medeverdachte] te twijfelen en acht die getuigenverklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.

De betrokkenheid van de verdachte

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.

De verdachte was werkzaam voor het bedrijf [benadeelde partij] . In de avond van 16 januari 2023 heeft de verdachte op een ongebruikelijk tijdstip goederen toebehorend aan dat bedrijf meegegeven aan [medeverdachte] . Vooraf was afgesproken dat de verdachte hiervoor een vergoeding zou ontvangen. De verdachte zette de goederen bij de achteruitgang van het bedrijf klaar, buiten het zicht van de camera’s. De goederen werden door zowel de verdachte als [medeverdachte] ingeladen, waarna [medeverdachte] er vervolgens mee wegreed.

Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

Gelet op de hiervoor beschreven en vastgestelde gedragingen is het hof van oordeel dat bij zowel [medeverdachte] als de verdachte ten tijde van het wegnemen van de goederen het oogmerk bestond van wederrechtelijke toe-eigening. [medeverdachte] en de verdachte voerden gezamenlijk een plan uit, waarbij vooraf was afgesproken dat zowel [medeverdachte] als de verdachte van de diefstal zouden profiteren.

Medeplegen

Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Gelet op de hiervoor beschreven en vastgestelde gedragingen is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoerig, onder meer bestaande uit gecoördineerd gedrag waarbij de verdachte de goederen op een afgesproken tijdstip heeft klaargezet zodat de goederen vervolgens bij [medeverdachte] konden worden ingeladen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal.

Verdachte heeft verklaard dat hij een notitie met de aan [medeverdachte] meegegeven goederen heeft opgehangen op het magneetbord bij aangever. Aangever heeft verklaard dat er niet zo’n briefje hing. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte een bon overhandigd die een doorslag zou zijn van de destijds door hem opgehangen notitie. Het bestaan van deze doorslag heeft verdachte niet in zijn politieverhoor gemeld en evenmin bij zijn verhoor bij de politierechter. Het hof schuift deze bon terzijde. Gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [medeverdachte] , de chatgesprekken, de inhoud van de bon (waarop prijzen en type- of serienummers van de goederen geheel ontbreken) en het tijdstip waarop de verdachte met de bon aan komt zetten, te weten ruim twee jaar na dato, acht het hof de authenticiteit van de bon buitengewoon twijfelachtig.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 16 januari 2023 te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, een quooker en kookapparatuur die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden die in de zaak met parketnummer 16-165628-24 zijn opgelegd te koppelen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het initiatief van de diefstal bij medeverdachte [medeverdachte] lag en dat de verdachte momenteel goed op weg is. Hij doet vrijwilligerswerk, heeft een uitkering en loopt bij [instantie] . Daarnaast zijn interventies mogelijk. Verder is verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Oordeel van het hof

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal bij zijn werkgever. Het feit is uitgebreid tussen verdachten voorbesproken en in etappes uitgevoerd. Daarbij ging het om waardevolle apparatuur. Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de rechthebbende, maar ook het vertrouwen van zijn werkgever ernstig geschaad. Dergelijke feiten veroorzaken schade en overlast. De verdachte geeft geen blijk van inzicht in zijn handelen en neemt hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid.

Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 1 mei 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder diefstallen. Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de artikelen 22b en 63 Sr van toepassing zijn.

Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting door de verdediging naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit het dossier en het reclasseringsadvies van 23 januari 2023.

Gezien de ernst van het door de verdachte gepleegde feit is het hof van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht het hof niet aanwezig en het hof ziet geen redenen om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft immers recent in een andere strafzaak bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen.

Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Beslag

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte omdat de verdiensten naar [medeverdachte] zijn gegaan en niet naar de verdachte.

Oordeel van het hof

Het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag zal aan de verdachte worden teruggegeven.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen, onder parketnummer 16-072210-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering en subsidiair om afwijzing. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

Oordeel van het hof

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.

Het hof acht geen termen aanwezig om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten van een taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.

Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

- 1140,40 EUR (goednummer: PL0900-2023019517-3107889).

Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 november 2022, parketnummer 16-072210-22, te weten van:

een gevangenisstraf voor de duur van 117 (honderdzeventien) dagen.

Aldus gewezen door

mr. A.F. van Kooij, voorzitter,

mr. G.A. Versteeg en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,

en op 17 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.