Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 23 maart 2021 de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep –
tenlastegelegd dat:
1.[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode omvattende de dagen 4 maart 2018 en 5 maart 2018 te [plaats 1] , in elk geval in de [gemeente] , aan de [straat] te [plaats 1] , ter hoogte van perceel/nummer [nummer] , opzettelijk brand heeft gesticht in en/of onder en/of aan een personenauto van het merk Tesla (voorzien van het [kenteken 1] , welke dicht bij de woning [straat] nummer [nummer] stond, immers heeft die [medeverdachte 1] toen aldaar opzettelijk
- de ruitenwisser en/of een band, althans over een of meer onderde(e)l(en), van die personenauto van het merk Tesla (aan de bestuurderszijde), met een hoeveelheid van een door verdachte vervaardigd mengsel van olie en benzine, althans een vluchtige en/of brandbare (vloei)stof, overgoten/besprenkeld en/of (vervolgens)
- die met dat door verdachte vervaardigde mengsel van olie en benzine, althans een vluchtige en/of brandbare (vloei)stof, overgegoten/besprenkelde ruitenwisser en/of band, althans een of meer onderde(e)l(en), van die personenauto van het merk Tesla, met een aansteker aangestoken/in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die ruitenwisser en/of die band en/of een of meer (ander(e)) onderde(e)l(en) van die personenauto van het merk Tesla en/of een of meer zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die personenauto van het merk Tesla en/of
- de in die personenauto aanwezige goederen en/of
- die woning gelegen aan de [straat] , perceel/nummer [nummer] en/of
- de inventaris van die aan de [straat] , nummer [nummer] gelegen woning en/of
- de naastgelegen woningen in die [straat] en/of
- de inventaris van die naastgelegen woningen in die [straat] ,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de zich in die [straat] , nummer [nummer] en/of de naastgelegen woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die [straat] , nummer [nummer] en/of de naastgelegen woningen bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 5 maart 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode toen en aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, die [medeverdachte 1]
- geïnformeerd en/of doen of laten informeren over een conflict dat verdachte en/of zijn mededader had(den) met de eigenaar/houder van de voornoemde personenauto van het merk Tesla, althans informatie van gelijke aard en/of strekking, en/of
- medegedeeld en/of doen of laten mededelen dat er brand moest worden gesticht en/of opdracht gegeven bovenomschreven misdrijf te plegen, althans brand te stichten, (ten nadele van de bewoner van het adres [straat] nummer [nummer] te [plaats 1] ), althans (een) mededeling(en) van gelijke aard en/of strekking, en/of
- de plaats en/of het adres waar de personenauto van het merk Tesla stond aangewezen en/of doen of laten aanwijzen en/of
- beloofd of doen of laten beloven dat die [medeverdachte 1] mee mocht doen met de (teelt en/of verkoop van en/of handel in) hennepplantjes, althans (een) belofte(n) van gelijke aard en/of strekking, en/of
- vóór de brandstichting € 500,-, althans een bedrag, betaald en/of doen betalen en/of een betaling van € 1000,-, althans een bedrag, ná de brandstichting in het vooruitzicht gesteld en/of doen of laten stellen en/of
- 50 gram pep (speed) overhandigd en/of doen of laten overhandigen,
in elk geval heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, op enigerlei wijze door (een) belofte(n), het verschaffen van (een) middel(en) en/of gelegenheid en/of (een) inlichting(en) voornoemd feit opzettelijk uitgelokt;
2.[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode omvattende de dagen 18 april 2018 en 19 april 2018 te [plaats 1] , in elk geval in de [gemeente] , aan de [straat] te [plaats 1] , ter hoogte van perceel/nummer [nummer] , opzettelijk brand heeft gesticht in en/of onder en/of aan een personenauto van het merk Tesla (voorzien van het [kenteken 2] , welke dicht bij de woning [straat] nummer [nummer] stond, immers heeft die [medeverdachte 1] toen aldaar opzettelijk
- een band en/of de motorkap bij de ruitenwisser, althans over een of meer onderde(e)l(en), van die personenauto van het merk Tesla (aan de passagierszijde), met een hoeveelheid van een door verdachte vervaardigd mengsel van olie en benzine, althans een vluchtige en/of brandbare (vloei)stof, overgoten/besprenkeld en/of (vervolgens)
- een zogenoemde (poets)doek met een aansteker in brand gestoken en/of (vervolgens) op die met dat door verdachte vervaardigde mengsel van olie en benzine, althans een vluchtige en/of brandbare (vloei)stof, overgegoten/besprenkelde band, althans een of meer onderde(e)l(en), van die personenauto van het merk Tesla, gegooid, en/of (zodoende) die met dat door verdachte vervaardigde mengsel van olie en benzine, althans een vluchtige en/of brandbare (vloei)stof, overgegoten/besprenkelde goederen (met een aansteker) aangestoken/in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die band en/of die motorkap bij de ruitenwisser en/of een of meer (ander(e)) onderde(e)l(en) van die personenauto van het merk Tesla en/of de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die personenauto van het merk Tesla en/of
- de in die personenauto aanwezige goederen en/of
- die woning gelegen aan de [straat] , perceel/nummer [nummer] en/of
- de inventaris van die aan de [straat] , nummer [nummer] gelegen woning en/of
- de naastgelegen woningen in die [straat] en/of
- de inventaris van die naastgelegen woningen in die [straat] ,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de zich in die [straat] , nummer [nummer] en/of de naastgelegen woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die [straat] , nummer [nummer] en/of de naastgelegen woningen bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 april 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode toen en aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, die [medeverdachte 1]
- geïnformeerd en/of doen of laten informeren over een conflict dat verdachte en/of zijn mededader had(den) met de eigenaar/houder van de voornoemde personenauto van het merk Tesla, althans informatie van gelijke aard en/of strekking, en/of
- medegedeeld en/of doen of laten mededelen dat er brand moest worden gesticht en/of opdracht gegeven bovenomschreven misdrijf te plegen, althans brand te stichten, (ten nadele van de bewoner van het adres [straat] nummer [nummer] te [plaats 1] ), althans (een) mededeling(en) van gelijke aard en/of strekking, en/of
- beloofd of doen of laten beloven dat die [medeverdachte 1] mee mocht doen met de (teelt en/of verkoop van en/of handel in) hennepplantjes, althans (een) belofte(n) van gelijke aard en/of strekking, en/of
- medegedeeld en/of doen of laten mededelen dat het er nu anders uit moest zien dan een technische mankement, maar wel degelijk als een brandstichting, met als doel om de eigenaar/houder van voornoemde personenauto van het merk Tesla, angst aan te jagen, althans (een) mededeling(en) van gelijke aard en/of strekking en/of
- vóór de brandstichting € 1500,- , althans een bedrag, betaald en/of doen of laten betalen, in elk geval heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, door (een) belofte(n), het verschaffen van (een) middel(en) en/of gelegenheid en/of (een) inlichting(en) voornoemd feit opzettelijk uitgelokt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd –aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 2] om verschillende redenen onbetrouwbaar is. Die verklaring is naar de mening van de verdediging het enige potentiële bewijsmiddel voor rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Het dossier bevat daarnaast onvoldoende redengevende bewijsmiddelen voor die betrokkenheid. Indien het hof de verklaring van [medeverdachte 2] desondanks betrouwbaar acht en die verklaring als bewijsmiddel gebruikt, brengt dit een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met zich mee, nu de verdediging het ondervragingsrecht door het overlijden van [medeverdachte 2] niet heeft kunnen uitoefenen, en er onvoldoende compensatie heeft plaatsgevonden.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door onderstaande bewijsmiddelen die voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Bewijsmiddelen, feiten en omstandigheden
(Voetnoot 1)
[aangeefster/slachtoffer] doet op 19 april 2018 aangifte van brandstichting van een Tesla-auto met het kenteken [kenteken 2] die bij haar in gebruik was. De auto stond geparkeerd voor haar woning gelegen aan de [straat] in [plaats 1] , ter hoogte van nummer [nummer] . In de nacht van 18 op 19 april 2018 werd aangeefster om ongeveer 02:30 uur wakker van het alarm van de auto. Aangeefster zag vervolgens de voorzijde van het voertuig in brand staan. Zij heeft haar kinderen daarna wakker gemaakt en haar woning verlaten. Zij had de betreffende Tesla-auto te leen gekregen, omdat haar eigen Tesla-auto in de nacht van 4 op 5 maart 2018 uitgebrand was. In verband met die brand is haar eigen Tesla-auto zowel door de verzekeringsmaatschappij als door Tesla zelf onderzocht. Er werd geen technisch mankement gevonden waardoor de brand zou kunnen zijn ontstaan. Aangeefster verklaart dat zij van beroep curator is en het laatste halfjaar veel te maken heeft gehad met intimidatie in verband met een aantal faillissementszaken. (Voetnoot 2) Aanvullend verklaart aangeefster dat zij onder meer als curator werkzaam is binnen het faillissement van [bedrijfsnaam] te [plaats 4] . De beherende vennoten zijn de verdachte en zijn broer. In verband met dit faillissement heeft zij zich als curator onder meer bezig gehouden met het verkopen en uitleveren van de nog aanwezige roerende goederen. (Voetnoot 3)
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] komen op 5 maart 2018 ter plaatse bij de autobrand aan de [straat] in [plaats 1] . Zij zien dat de Tesla-auto met het [kenteken 1] in de brand staat. De auto stond ongeveer één meter van de voorgevel van de [straat] [nummer] af. (Voetnoot 4) [aangeefster/slachtoffer] heeft verklaard dat zij die nacht om ongeveer 02:00 uur ’s nachts wakker werd van het alarm van de auto. Zij zag uit het raam dat haar Tesla behoorlijk in brand stond. Ze is haar kinderen uit bed gaan halen en is naar buiten gegaan. (Voetnoot 5)
Op 20 april 2018 verklaart [getuige 1] , werkzaam als bevelvoerder bij de brandweer, dat de brand op 19 april 2018 bijna identiek was aan de brand op 5 maart 2018. Het enige verschil was dat de brand op 5 maart 2018 aan de bestuurderszijde van de Tesla was begonnen en de brand op 19 april 2018 aan de bijrijderszijde. De auto stond beide keren op dezelfde wijze geparkeerd. Hij zag hoge vlammen ter hoogte van de voorgevel van een woning gelegen aan de [straat] in [plaats 1] . Collega’s die de woning gelegen aan nummer [nummer] gingen verkennen, gaven aan dat de bovenverdieping volstond met blauwe rook. Bij de brand op 19 april 2018 waren er twee ramen van de woning gesprongen. De keer ervoor betrof dit één raam. Ook was het schilderwerk op 19 april 2018 aangetast door de hitte van de brand. Dit zag [getuige 1] doordat het witte schilderwerk geel was uitgeslagen. De brand ontwikkelde zich in het motorcompartiment van de auto, die zich uitbreidde naar het interieur van de auto. [getuige 1] zag dat het glazen zonnedak van de auto sprong. De auto stond vermoedelijk minder dan een meter van de woning geparkeerd. Als de brand langer had gewoed, dan was de brand hoogstwaarschijnlijk overgeslagen naar de woning. De gevaarzetting voor de woning gelegen aan de [straat] [nummer] in [plaats 1] was zeer groot. (Voetnoot 6)
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt dat - gelet op het tijdstip van de brand op 19 april 2018 en het feit dat aangeefster in de woning lag te slapen - er gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest. (Voetnoot 7) Uit het brandtechnisch onderzoek volgt dat er een zeer reële kans bestond op uitbreiding van de autobrand naar de naastliggende woning. (Voetnoot 8)
De politie heeft op 26 april 2018 gesproken met [getuige 2] . Hij verklaart te hebben gehoord dat [medeverdachte 2] verantwoordelijk is voor het in brand steken van de twee Tesla’s en dat de verdachte de opdrachtgever is. (Voetnoot 9) De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de mastgegevens van telefoonmasten in de omgeving van de [straat] in [plaats 1] , in de periode van de twee branden, te weten in de periode van 5 maart 2018 en 19 april 2018. Daarnaast zijn historische verkeersgegevens verstrekt van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] in de periode van 1 januari 2018 tot en met 8 mei 2018. De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] zijn vergeleken met de verkeersgegevens van de masten. Hieruit kwam naar voren dat een tweetal contacten van [medeverdachte 2] , waaronder de niet in [plaats 1] woonachtige [medeverdachte 1] , op 5 maart 2018 tussen 00:00 uur en 03:00 uur gebruik maakte van masten in [plaats 1] . (Voetnoot 10)
Vervolgens heeft de politie onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte. Op 3 maart 2018 om 15:14 uur heeft de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van een mast gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] . De betreffende telefoon volgt een route naar [plaats 5] . De verdachte verblijft/is woonachtig op het [adres 3] in [plaats 5] . Op 3 maart 2018 om 16:07 uur maakt de telefoon van de verdachte gebruik van de mast aan de [adres 4] in [plaats 5] , waar ook de telefoon van [medeverdachte 1] op dat moment gebruik van maakt. Op 3 maart 2018 om 11 :56 uur is contact geweest tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Daarnaast maakt de telefoon van [medeverdachte 2] op diezelfde dag om 15:08 uur gebruik van dezelfde mast aan de [adres 2] in [plaats 1] , waar ook de telefoon van [medeverdachte 1] om 15:14 uur gebruik van maakte. (Voetnoot 11) Voor die tijd vond omstreeks 15:07 uur een telefonisch gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. (Voetnoot 12)
[medeverdachte 1] heeft op 13 augustus 2020 tegenover het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden verklaard dat hij beide Teslabranden aan de [straat] in [plaats 1] heeft gesticht. [medeverdachte 1] verklaart dat hij beide auto’s in brand heeft gestoken door zelf een mix te maken van olie en benzine. Deze vloeistof heeft hij over de banden en bij de ruitenwisser over de motorkap gegooid. Bij de eerste brand heeft hij de vloeistof met een aansteker aangestoken. Bij de tweede brand heeft hij een doekje, dat hij in brand had gestoken, over een band gegooid. (Voetnoot 13)
Op 20 augustus 2020 heeft [medeverdachte 1] tegenover de politie verklaard dat hij de branden heeft gesticht op verzoek van [medeverdachte 2] , omdat een kameraad van [medeverdachte 2] problemen had met de eigenaar/houder van de Tesla. De eigenaar/houder van de Tesla had alles verkocht. Dit had de kameraad van [medeverdachte 2] veel geld gekost. De kameraad waarover [medeverdachte 2] sprak, woonde in [plaats 5] . [medeverdachte 1] had zelf geen contact met die kameraad, alles ging via [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] verklaart dat hij op de zaterdag voor de eerste brand samen met [medeverdachte 2] naar een woning in [plaats 5] toe is gereden om geld te halen. De eerste keer was er niemand thuis. De tweede keer wel, toen stond er een zwarte Mercedes Vito voor de deur. De betreffende woning stond in een doodlopende straat, op een hoek en bij een kerk in de buurt. [medeverdachte 1] verklaart dat voor elke Tesla die hij in de brand zou steken € 1.500,- in het vooruitzicht werd gesteld. Bij de brandstichting van 5 maart 2018 heeft [medeverdachte 2] vóór de brandstichting € 500,- aan [medeverdachte 1] betaald en ná de brandstichting de in het vooruitzicht gestelde betaling van € 1.000,- verricht en daarbij 50 gram ‘pep’ (het hof begrijpt: speed) overhandigd. Bij de brandstichting van 19 april 2018 heeft [medeverdachte 2] voorafgaand aan de brandstichting beloofd dat hij mee mocht doen met de teelt of verkoop van of handel in hennepplantjes en hem de in het vooruitzicht gestelde € 1.500,- overhandigd. [medeverdachte 2] heeft hem telkens verteld welke Tesla hij in de brand diende te steken. (Voetnoot 14)
De politie heeft aan de hand van de verklaring van [medeverdachte 1] onderzocht of de verdachte in de tijd van de Teslabranden in het bezit was van een zwarte Mercedes Vito. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte in die tijd gebruik maakte van een zwarte Mercedes Vito. (Voetnoot 15)
De woning gelegen aan de [adres 3] in [plaats 5] , het adres waar verdachte woonde, staat in een doodlopende straat, vlakbij een kerk. (Voetnoot 16) Het feit dat de verdachte ter plaatse woonde volgt ook uit zijn eigen verklaring. (Voetnoot 17)
Op 8 februari 2024 heeft [medeverdachte 2] een bekennende verklaring afgelegd tegenover de politie. Kort gezegd inhoudende dat hij als tussenpersoon heeft opgetreden tussen de verdachte als opdrachtgever van de Teslabranden en [medeverdachte 1] als uitvoerder van de branden. (Voetnoot 18)
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 2]
Vooropgesteld wordt dat in alle strafzaken verklaringen kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen moeten onder meer worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit feit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen en/of het gevolg zijn van emoties die zijn ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Hoewel [medeverdachte 2] wisselend heeft verklaard en pas na (afgerond) zes jaren een bekennende verklaring aflegt tegenover de politie waarbij hij de verdachte aanwijst als opdrachtgever voor beide Teslabranden, acht het hof de verklaring betrouwbaar. Zijn verklaring is voldoende gedetailleerd wanneer hij verklaart over de betrokkenheid van de verdachte bij de Teslabranden. Er is sprake van tijdsverloop tussen het afleggen van de verklaring en de verweten gedragingen; eventuele tegenstrijdigheden op detailniveau kunnen onder meer hieraan te wijten zijn. [medeverdachte 2] heeft daarbij telkens belastend verklaard over zichzelf. Hij houdt vast aan wie de opdrachtgever was, zonder daarbij zijn eigen actieve rol te verkleinen. Zijn verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met de verklaringen die en het technisch bewijs dat het hof als bewijsmiddelen heeft gebezigd. In het bijzonder met de verklaring van [medeverdachte 1] en het onderzoek naar de mast- en historische verkeersgegevens. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring die [medeverdachte 2] tegenover de politie heeft afgelegd te twijfelen. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat uit niets blijkt dat [medeverdachte 2] de verdachte valselijk wilde beschuldigen of dat hij daar een motief voor zou hebben gehad. Het hof acht de verklaring die [medeverdachte 2] op 8 februari 2024 tegenover de politie heeft afgelegd dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Overweging met betrekking tot het ondervragingsrecht
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, de rechter na moet gaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Hierbij zijn – met het oog op de beoordeling of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces – van belang:
i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt;
ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit; en
iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de verklaring van de betreffende getuige in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband moeten worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring van de getuige groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
In verband met de hiervoor als (ii) genoemde beoordelingsfactor is het volgende van belang. Voor de beantwoording van de daaraan verbonden vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel. (Voetnoot 19)
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
[medeverdachte 2] heeft onder meer tegenover de politie op 8 februari 2024 een voor de verdachte belastende verklaring afgelegd. De verdediging heeft naar aanleiding van dit verhoor verzocht het onderliggende audiobestand van het betreffende verhoor te verstrekken. Dit verzoek is door het hof ingewilligd, waarna de verdediging heeft verzocht een aanvullend proces-verbaal te laten opstellen van een passage die ontbreekt in het proces-verbaal van verhoor. Naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling die heeft plaatsgevonden in de zaak van de verdachte op 7 november 2024, heeft het hof bij tussenarrest van 21 november 2024 besloten tot het horen van [medeverdachte 2] ter terechtzitting en tot het horen van [getuige 3] door de raadsheer-commissaris.
In verband met het overlijden van [medeverdachte 2] voordat hij als getuige kon worden bevraagd, kon het ondervragingsrecht niet worden uitgeoefend. Daarmee staat buiten kijf dat er een goede reden (i) is voor het niet kunnen ondervragen van [medeverdachte 2] .
Binnen het geheel van de bewijsconstructie is het gewicht (ii) van de verklaring die [medeverdachte 2] tegenover de politie heeft afgelegd relatief. De verklaring is niet uitsluitend of in beslissende mate redengevend voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten, nu de verklaring van [medeverdachte 2] slechts bevestigt dat de verdachte de opdrachtgever is van de Teslabranden. Deze verklaring vormt één van de ondersteunende bewijsmiddelen. Dat de verdachte als opdrachtgever heeft gefungeerd, baseert het hof – zoals hiervoor is vastgesteld – op de verklaringen die en het technisch bewijs dat het hof als bewijsmiddelen heeft gebezigd. In het bijzonder op de verklaring van [medeverdachte 1] , het onderzoek naar de mastgegevens en de historische telefoongegevens, de aangifte in combinatie met de verklaring van [getuige 2] en het feit dat verdachte woonde aan de [adres 3] te [plaats 5] en dat de zwarte Mercedes Vito van verdachte ter plaatse is gezien door [medeverdachte 1] .
Er zijn in afdoende mate compenserende factoren (iii) aanwezig voor de verdediging om de verklaring van [medeverdachte 2] te kunnen verifiëren of falsificeren. Allereerst is het politieverhoor van [medeverdachte 2] auditief geregistreerd, waarbij de verdediging kennis heeft genomen van het onderliggende audiobestand. Daarnaast is op verzoek van de verdediging [getuige 3] door de raadsheer-commissaris gehoord, in aanwezigheid van de verdediging, om de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 2] te toetsen. Verder zijn alle processen-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep alsmede de beslissingen van het hof op verzoeken tot schorsing van de voorlopige hechtenis in hoger beroep in de zaak van [medeverdachte 2] op verzoek van de verdediging aan het dossier toegevoegd. Ook is het proces-verbaal ter terechtzitting van 18 januari 2022 in de zaak van [medeverdachte 1] aan het dossier toegevoegd. Gelet op vorenstaande, in onderling verband beschouwd, oordeelt het hof dat het proces van de verdachte als geheel eerlijk is verlopen en in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van het hof kan de verklaring van [medeverdachte 2] voor het bewijs worden gebruikt zonder dat dit een schending oplevert van artikel 6 EVRM.
De betrokkenheid van de verdachte
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] , de verklaringen van [aangeefster/slachtoffer] in combinatie met de verklaring van [getuige 3] , het onderzoek naar de mast- en historische verkeersgegevens, het proces-verbaal waaruit blijkt dat de verdachte in de tijd van de Teslabranden in een zwarte Mercedes Vito reed, de locatie van de woning gelegen aan de [adres 3] in [plaats 5] en de verklaring van [medeverdachte 2] , stelt het hof vast dat het de verdachte is die betrokken is geweest bij het uitlokken van de Teslabranden.
[aangeefster/slachtoffer] heeft verklaard zich als curator binnen het bedrijf van de verdachte bezig te hebben gehouden met het verkopen en uitleveren van de nog aanwezige roerende goederen. Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 1] . Hij verklaart de branden te hebben gesticht in opdracht van een kameraad van [medeverdachte 2] die problemen had met de eigenaar/houder van beide Tesla-auto’s. De eigenaar/houder van de auto’s had alles verkocht. Dit had de kameraad van [medeverdachte 2] veel geld gekost.
Gelet op het voorgaande acht het hof de ontkennende verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. De feiten en omstandigheden weerleggen de door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario’s en bovendien zijn die scenario’s in hoge mate speculatief. In het dossier bevindt zich geen enkel ondersteunend bewijs dat een ander bij het uitlokken van de Teslabranden betrokken is geweest.
Slotsom
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn [medeverdachte 2] is komen vast te staan. Door als opdrachtgever van beide branden te fungeren heeft de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitlokking.
Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte 2] opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk uitlokken van [medeverdachte 1] tot het stichten van beide Teslabranden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.[medeverdachte 1] in de periode omvattende de dagen 4 maart 2018 en 5 maart 2018 te [plaats 1] , in de [gemeente] , aan de [straat] te [plaats 1] , ter hoogte van nummer [nummer] , opzettelijk brand heeft gesticht onder en aan een personenauto van het merk Tesla, voorzien van het [kenteken 1] , welke dicht bij de woning [straat] nummer [nummer] stond, immers heeft die [medeverdachte 1] toen aldaar opzettelijk
- de ruitenwisser en een band van die personenauto van het merk Tesla aan de bestuurderszijde, met een hoeveelheid van een door hem vervaardigd mengsel van olie en benzine overgoten/besprenkeld en vervolgens
- die met dat mengsel van olie en benzine overgegoten/besprenkelde ruitenwisser en band van die personenauto van het merk Tesla met een aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan die ruitenwisser en die band en andere onderdelen van die personenauto van het merk Tesla en zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die personenauto van het merk Tesla en
- de in die personenauto aanwezige goederen en
- die woning gelegen aan de [straat] [nummer] en
- de inventaris van die aan de [straat] [nummer] gelegen woning en
- de naastgelegen woningen in die [straat] en
- de inventaris van die naastgelegen woningen in die [straat] , en
- levensgevaar voor de zich in die [straat] [nummer] bevindende personen, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die [straat] [nummer] bevindende personen te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 1 januari 2018 tot en met 5 maart in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en het verschaffen van inlichtingen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode toen en aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [medeverdachte 1]
- geïnformeerd over een conflict dat verdachte had met de eigenaar/houder van de voornoemde personenauto van het merk Tesla, althans informatie van gelijke aard en/of strekking, en/of
- medegedeeld dat er brand moest worden gesticht en opdracht gegeven bovenomschreven misdrijf te plegen, ten nadele van de bewoner van het adres [straat] nummer [nummer] te [plaats 1] , en
- de plaats en het adres waar de personenauto van het merk Tesla stond aangewezen en
- vóór de brandstichting € 500,- betaald en een betaling van € 1000,- ná de brandstichting in het vooruitzicht gesteld en
- 50 gram pep (speed) overhandigd;
2.[medeverdachte 1] in de periode omvattende de dagen 18 april 2018 en 19 april 2018 te [plaats 1] , in de [gemeente] , aan de [straat] te [plaats 1] , ter hoogte van nummer [nummer] , opzettelijk brand heeft gesticht onder en aan een personenauto van het merk Tesla, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , welke dicht bij de woning [straat] nummer [nummer] stond, immers heeft die [medeverdachte 1] toen aldaar opzettelijk
- een band en de motorkap bij de ruitenwisser van die personenauto van het merk Tesla aan de passagierszijde, met een hoeveelheid van een door hem vervaardigd mengsel van olie en benzine overgoten/besprenkeld en vervolgens
- een zogenoemde poetsdoek met een aansteker in brand gestoken en vervolgens op die met dat mengsel van olie en benzine overgegoten/besprenkelde band van die personenauto van het merk Tesla, gegooid, en zodoende die met dat mengsel van olie en benzine overgegoten/besprenkelde goederen met een aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan die band en die motorkap bij de ruitenwisser en andere onderdelen van die personenauto van het merk Tesla en de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die personenauto van het merk Tesla en
- de in die personenauto aanwezige goederen en
- die woning gelegen aan de [straat] [nummer] en
- de inventaris van die aan de [straat] [nummer] gelegen woning en
- de naastgelegen woningen in die [straat] en
- de inventaris van die naastgelegen woningen in die [straat] , en
- levensgevaar voor de zich in die [straat] [nummer] bevindende personen, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die [straat] [nummer] bevindende personen te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 april 2018 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en het verschaffen van inlichtingen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode toen en aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [medeverdachte 1]
- geïnformeerd over een conflict dat verdachte had met de eigenaar/houder van de voornoemde personenauto van het merk Tesla, althans informatie van gelijke aard en/of strekking, en
- medegedeeld dat er brand moest worden gesticht en opdracht gegeven bovenomschreven misdrijf te plegen, ten nadele van de bewoner van het adres [straat] nummer [nummer] te [plaats 1] , en
- beloofd dat die [medeverdachte 1] mee mocht doen met de teelt of verkoop van of handel in hennepplantjes, en
- medegedeeld dat het er nu anders uit moest zien dan een technisch mankement, maar wel degelijk als een brandstichting, met als doel om de eigenaar/houder van voornoemde personenauto van het merk Tesla, angst aan te jagen, en
- vóór de brandstichting € 1500,- betaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Ernst van het feit en de persoon van de verdachte
De verdachte heeft zich tezamen met [medeverdachte 2] tweemaal schuldig gemaakt aan uitlokking van brandstichting aan twee Tesla-auto’s in gebruik bij het slachtoffer. Door deze brandstichtingen zijn beide auto’s uitgebrand. Daar komt bij dat de auto’s in beide gevallen zeer nabij de woning van het slachtoffer geparkeerd stonden, waardoor het gevaar is ontstaan dat de branden zouden overslaan naar de woning van het slachtoffer, terwijl het slachtoffer en haar kinderen tijdens de brandstichting in de woning lagen te slapen. Door de nauwe straat waarin de auto’s zich bevonden tijdens de brandstichtingen ontstond bovendien gevaar voor de omliggende woningen in de straat.
Brandstichting is in het algemeen een zeer ernstig strafbaar feit wegens het destructieve en gevaarzettende karakter. Brandstichting kan gevoelens van angst en onveiligheid oproepen bij de aanwezige personen. De ervaring leert dat slachtoffers van brandstichting soms nog langdurig met psychische klachten daarvan kampen. Ook kan brandstichting leiden tot maatschappelijke onrust en aanzienlijke materiële schade tot gevolg hebben.
Daar komt in onderhavige zaak het volgende bij. Het slachtoffer is werkzaam als faillissementscurator. Het motief van de brandstichtingen is gelegen in de sfeer van de faillissementswerkzaamheden van het slachtoffer. De branden moesten gesticht worden om angst aan te jagen, omdat de verdachte problemen had met de eigenaar van de auto (de curator).
De eerste brand had onvoldoende angstaanjagend effect gehad, omdat in eerste instantie werd gedacht dat de brand door een technisch mankement was ontstaan. Daarom moest er blijkens het dossier nogmaals een auto van de curator in brand gestoken worden, waarbij duidelijk moest zijn dat brandstichting de oorzaak was. Deze gang van zaken geeft blijk van een uiterst doelgerichte werkwijze, waarbij niet is gehandeld in een opwelling, maar waarbij men consequent en meedogenloos slechts één doel voor ogen had, te weten het op ernstige wijze intimideren van de curator. Verdachte heeft hierin als opdrachtgever van de branden een zeer kwalijke rol gehad.
Een faillissementscurator heeft tot taak om een failliete boedel te beheren en te vereffenen ten bate van alle schuldeisers. Daarbij heeft de curator ook een signaleringsfunctie bij aanwijzingen van faillissementsfraude. Een curator kan hierdoor op gespannen voet komen te staan met de failliet of met personen met wie de failliet voorafgaand aan het faillissement zaken heeft gedaan. Indien een curator bij het uitoefenen van deze taak wordt geïntimideerd door (ernstige) strafbare feiten, is dat een ontoelaatbare ondermijning van de rechtsstaat. Het hof rekent dit de verdachte strafverzwarend aan. De enige passende reactie is dan ook een langdurige gevangenisstraf, zulks niet alleen ter vergelding, maar ook om de norm scherp te stellen voor de verdachte, zijn omgeving en de samenleving.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van de verdachte van 22 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor – zij het andersoortige - strafbare feiten. Verder heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Gelet op het bovenstaande, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van 7 jaren in beginsel passend en geboden is. Om de hierna te noemen redenen zal het hof de duur van de op te leggen gevangenisstraf matigen.
Schending van de redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindarrest binnen vierentwintig maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende. De verdachte heeft op 2 april 2021 hoger beroep ingesteld. Op 9 november 2023 stond de zaak voor de inhoudelijke behandeling gepland. De raadsman heeft op voorhand een aanhoudingsverzoek ingediend, dat door het hof is toegewezen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting toen voor onbepaalde tijd geschorst en het verzoek van de advocaat-generaal tot het horen van [getuige 4] toegewezen, waarbij de zaak naar het kabinet van de raadsheer-commissaris is verwezen. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op 7 november 2024. Het hof heeft op 21 november 2024 een tussenarrest gewezen en het onderzoek ter terechtzitting heropend om [getuige 3] door de raadsheer-commissaris te laten horen en getuige [medeverdachte 2] tijdens de nader te bepalen terechtzitting. De zaak is vervolgens op de zitting van 25 juni 2025 inhoudelijk behandeld, waarbij het hof onderzoek ter terechtzitting voor bepaalde tijd heeft geschorst tot 16 juli 2025 om 13.30 uur, teneinde het onderzoek ter terechtzitting te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op genoemd procesverloop, de schending van de redelijke termijn niet in overwegende mate is te wijten aan de verdachte en dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Het hoger beroep heeft (afgerond) vier jaren en drie maanden geduurd, waarbij aldus sprake is van een schending van de redelijke termijn van ruim twee jaren.
Gelet daarop en gelet op de ouderdom van de zaak is het hof van oordeel dat een en ander een matiging van de op te legen straf tot gevolg moet hebben. Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf daarom matigen met een periode van zes maanden.
Gevangenisstraf
Alles overwegende leidt het vorenstaande ertoe dat het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden zal opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof geen termen om de gevangenneming van de verdachte te bevelen.