Op 21 October 2019 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-002019-18, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2019:8678. De plaats van zitting was Arnhem.
Indicatie
Het bewezenverklaarde feit (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) kan de verdachte niet worden toegerekend, nu aannemelijk is geworden dat het gedrag en handelen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit in overwegende mate werd beïnvloed door de aanwezigheid van een psychose. De verdachte is ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Tav benadeelde partij is art 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002019-18
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 29 maart 2018 met parketnummer 16-226626-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht” zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren en indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, te vervangen door 10 dagen hechtenis met een proeftijd voor de duur van twee jaar, met afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft verdachte bij vonnis van 29 maart 2018 ter zake van het tenlastegelegde (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren en indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, te vervangen door 20 dagen hechtenis waarvan een gedeelte van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, niet ten uitvoer zal worden gelegd met een proeftijd voor de duur van twee jaar. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] deels toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een ander oordeel over de strafbaarheid van de dader komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Bunschoten-Spakenburg, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] aangekeken en met zijn hand een of meer snijbewegingen langs zijn keel gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Bunschoten-Spakenburg , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] aangekeken en met zijn hand een of meer snijbewegingen langs zijn keel gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewezenverklaarde op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte is gediagnosticeerd met een psychotisch toestandsbeeld met PTSS en afhankelijkheid van middelen en daarbij verwezen naar een geneeskundige verklaring van 28 november 2017, welke is opgemaakt in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opneming in psychiatrisch ziekenhuizen (BOPZ). Uit deze geneeskundige verklaring blijkt dat er bij verdachte sprake is van een langdurig psychotisch toestandsbeeld. Ook komt uit deze verklaring naar voren dat hulpverleners verdachte hondengeluiden hoorden maken. Verder zou verdachte naast zijn bank liggen, snel ademen, niet reageren op het aanspreken van de politie en met zijn armen bewegen. Daarnaast zijn er veelvuldig meldingen geweest van buren, inhoudende dat verdachte ’s avonds begint te schreeuwen hetgeen enige uren kan aanhouden. Gelet hierop alsmede het feit dat verdachte zich niet kan herinneren wat hij ’s nachts allemaal doet, is het aannemelijk dat verdachte toen een psychose had. Hetgeen verdachte wordt verweten, is hem daarom niet toe te rekenen, aldus de raadsvrouw.
Gelet op eerdergenoemde geneeskundige verklaring van 28 november 2017, is het hof
-anders dan de advocaat-generaal- van oordeel dat het aannemelijk is geworden dat het bewezenverklaarde feit de verdachte niet kan worden toegerekend, nu het gedrag en handelen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit in overwegende mate werd beïnvloed door de aanwezigheid van een psychose.
De verdachte is ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 466,39. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 266,39. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. C. Caminada en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 21 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van Duurling is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 oktober 2019.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. W Peute, advocaat-generaal,
mr. S.H. Diepeveen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.