Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Gelderland heeft verdachte voor – kort gezegd – het medeplegen van een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het medeplegen van bedreiging veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Verdachte is vrijgesproken van een poging tot afpersing in vereniging (primair), dan wel de medeplichtigheid daaraan (subsidiair).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het hof onder meer tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na een ter terechtzitting in eerste aanleg toegewezen vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging – tenlastegelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks de periode 12 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen een op scherp staande granaat in de richting van een portaal van een flat aan de
[adres plaats delict]
heeft gegooid, en daarvan
gemeen gevaar voor die flat/dat flatportaal en/of (een) omliggende woning(en)/pand(en) en/of voor de in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige goederen en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. Subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode 12 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, ter uitvoering van het door hen/hem/haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen een op scherp staande granaat in de richting van een portaal van en flat aan de
[adres plaats delict]
heeft/hebben gegooid, en daarvan
gemeen gevaar voor die flat/dat flatportaal en/of (een) omliggende woning(en)/pand(en) en/of voor de in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige goederen en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die flat en/of in die/dat omliggende woning(en)/pand(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in de omgeving van die flat aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 8 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel en/of IJsstelstein en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een ander persoon naar Kerkdriel te rijden/vervoeren in het kader van voornoemde (uitvoerings)handeling (het gooien van de granaat) en/of een voorverkenning bij voornoemde flat en/of (aldaar) klaar te staan met een vluchtauto en/of
(vervolgens) die ander (kort) na het verrichten van voornoemde (uitvoerings)handeling en/of na voornoemde voorverkenning weg te voeren uit Kerkdriel, waardoor diens vlucht werd bewerkstelligd/gemakkelijk werd gemaakt;
2. Primair
hij in of omstreeks de periode 12 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer feit 2]
en/of familie van
[naam slachtoffer feit 2]
heeft bedreigd met
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
zware mishandeling, en/of
brandstichting,
door
een condoleancekaart met daarop de tekst 'Waarschuwing!! De volgende kaart is voor je familie' in de brievenbus van die
[naam slachtoffer feit 2]
(
[adres slachtoffer feit 2]
) te stoppen en/of
(vervolgens) met verf het getal '
[huisnummer slachtoffer feit 2]
' op de muur van de flat te spuiten en/of
(vervolgens) een op scherp staande granaat in de richting van het flatportaal aan de
[adres plaats delict]
te gooien;
2. Subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode 12 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen,
[naam slachtoffer feit 2]
en/of familie van
[naam slachtoffer feit 2]
heeft/hebben bedreigd met
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
zware mishandeling, en/of
brandstichting,
door
een condoleancekaart met daarop de tekst 'Waarschuwing!! De volgende kaart is voor je familie' in de brievenbus van die
[naam slachtoffer feit 2]
(
[adres slachtoffer feit 2]
) te stoppen en/of
(vervolgens) met verf het getal '
[huisnummer slachtoffer feit 2]
' op de muur van de flat te spuiten en/of
(vervolgens) een op scherp staande granaat in de richting van het flatportaal aan de
[adres plaats delict]
te gooien;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 8 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Kerkdriel en/of IJsselstein en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
voornoemde condoleancekaart aan te schaffen en/of aan een ander af te geven, althans een condoleancekaart uit te zoeken en/of te fotograferen, zodat/waarna en/of een ander de kaart (kort daarna) kon aanschaffen en/of
een ander persoon naar Kerkdriel te rijden/vervoeren in het kader van voornoemde (uitvoerings)handelingen (het posten van de condoleance kaart en/of het aanbrengen van het getal
[huisnummer slachtoffer feit 2]
op de muur en/of het gooien van de granaat) en/of een voorverkenning bij voornoemde flat en/of (aldaar) klaar te staan met een vluchtauto en/of
(vervolgens) die ander (kort) na het verrichten van voornoemde (uitvoerings)handelingen en/of na voornoemde voorverkenning weg te voeren uit Kerkdriel, waardoor diens vlucht werd bewerkstelligd/gemakkelijk werd gemaakt;
3. Primair
hij op of omstreeks 11 februari 2020 te Utrecht en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer feit 3]
te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, althans enig goed, dat geheel of ten dele aan die
[naam slachtoffer feit 3]
, in elk geval aan (een) ander(en) toebehoorde, aan
[naam slachtoffer feit 3]
het volgende sms-bericht heeft gezonden:
"Beste
[naam slachtoffer feit 3]
, Als wij aan het einde van deze maand ons geld niet hebben betaal jij de handel terug met 10 levens Je Marokkaanse vriendin kan jou helaas niet meer vertellen hoe serieus wij zijn."
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. Subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 11 februari 2020 te Utrecht en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, ter uitvoering van het door hen/hem/haar voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer feit 3]
te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, althans enig goed, dat geheel of ten dele aan die
[naam slachtoffer feit 3]
, in elk geval aan (een) ander(en) toebehoorde, aan
[naam slachtoffer feit 3]
het volgende sms-bericht heeft/hebben gezonden:
"Beste
[naam slachtoffer feit 3]
, Als wij aan het einde van deze maand ons geld niet hebben betaal jij de handel terug met 10 levens Je Marokkaanse vriendin kan jou helaas niet meer vertellen hoe serieus wij zijn."
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 10 februari 2020 tot en met 11 februari 2020 te IJsstelstein en/of Utrecht en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
beltegoed/een beltegoed-voucher aan te schaffen en/of
dit beltegoed vervolgens (kort) voorafgaand aan het verzenden van de (dreig)sms op te waarderen op de telefoon/met het telefoonnummer waarmee die sms is verzonden, althans (vervolgens) dit beltegoed/deze voucher af te geven/te verstrekken aan de verzender van voornoemde (dreig)sms, althans aan een ander, waarna dit beltegoed (kort) voorafgaand aan het verzenden van de (dreig)sms is opgewaardeerd op de telefoon/met het telefoonnummer waarmee die sms is verzonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze – in geval van bewezenverklaring – in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het standpunt van de advocaat-generaal
:
De advocaat-generaal heeft zich in de kern verenigd met de bewezenverklaring zoals die door de rechtbank is vastgesteld ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair. De verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd na het vonnis van de rechtbank – kort gezegd inhoudend een alternatief scenario – is onvoldoende verifieerbaar en daarom niet aannemelijk. Aanvullend daarop heeft de advocaat-generaal bepleit dat ook feit 3 primair wettig en overtuigend moet worden bewezen verklaard. Daartoe is aangevoerd dat verdachte een belangrijke rol had in de voorbereiding van het versturen van de dreig-sms en dat hij de bewuste nacht van het activeren, opwaarderen en sturen van de dreig-sms minst genomen in de buurt is geweest van het nummer van de dreigtelefoon, voor welke belastende elementen verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Het standpunt van de verdediging
:
Door en namens verdachte is primair aangesloten bij de door verdachte na het vonnis van de rechtbank bij de politie afgelegde verklaring. De alternatieve lezing die verdachte daar heeft gegeven moet leiden tot vrijspraak van feiten 1 en 2, omdat verdachte niet betrokken, noch aanwezig was bij de voorbereiding of de uitvoering van de feiten op 12 januari 2020. Verdachte heeft een voldoende aannemelijke verklaring gegeven en op basis van het beschikbare (indirecte) bewijs kan en mag niet meer uitleg van verdachte worden gevergd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het gronddelict van – in het bijzonder – feit 1 en feit 2, voor zover het gaat om de bedreiging door middel van een handgranaat, en om die reden moet worden vrijgesproken. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte hooguit als medeplichtige aan feit 1 kan worden aangemerkt maar dat het handelen van verdachte onvoldoende is om hem als medeplichtige aan feit 2 aan te merken. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat partiële vrijspraak moet volgen, nu niet kan worden vastgesteld dat er door de uitvoering van feit 1 levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich verenigd met de vrijspraak in het vonnis van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat er geen direct bewijs is voor verdachtes betrokkenheid bij het sturen van de dreig-sms.
Het oordeel van het hof
:
Het hof zal hieronder eerst uiteenzetten a.) wat uit de bewijsmiddelen blijkt over de feiten 1 en 2, gevolgd door b.) wat uit de bewijsmiddelen blijkt over feit 3. Hierna zal het hof c.) de lezing van verdachte uiteenzetten, gevolgd door d.) de beoordeling van die lezing en het bewijs door het hof.
a.) Wat uit de bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot de feiten 1 en 2:
Op 12 januari 2020 rond 23:47 uur is door één (vooralsnog) onbekend gebleven persoon een envelop met daarin een condoleancekaart in de brievenbus van het appartement aan de
[adres slachtoffer 2]
in Kerkdriel gedaan. Op de kaart stond de tekst:
''Waarschuwing!! De volgende kaart is voor je familie''. Deze persoon heeft hierna naast de brievenbussen op de gevel van het appartementencomplex met verf het getal
[huisnummer slachtoffer feit 2]
gespoten en heeft vervolgens aangebeld bij huisnummer
[huisnummer slachtoffer feit 2]
.
Deze persoon rent vervolgens weg van het appartementencomplex en kort erna wordt, uit de richting waarin deze persoon is weggerend, een handgranaat richting de brievenbussen en toegangsdeur van het appartementencomplex gegooid. Op camerabeelden van de plek waar deze persoon naar toe rent, is rond 23:48 uur een gooiende beweging te zien van een schaduw, gevolgd door het wegrennen van de onbekende persoon in de richting van de Kerkstraat terwijl hij zijn handen bij zijn oren houdt.
Deze handgranaat kwam vlak voor de toegangsdeur rollend tot stilstand.
De veiligheidspin van de handgranaat was verwijderd en de handgranaat stond dus op scherp.
Het is onbekend waarom de granaat niet tot ontploffing is gekomen.
Op de
[adres slachtoffer 2]
in Kerkdriel woonde destijds de heer
[naam slachtoffer feit 2]
.
De politie heeft op 21 januari 2020 de aanlooproute en vluchtroute van de onbekende man onderzocht aan de hand van camerabeelden in de omgeving van de plaats delict. Daarbij is op camerabeelden gezien dat op 12 januari 2020 om 23:40:57 uur een donkergrijze vijfdeurspersonenauto over de Julianastraat in Kerkdriel in de richting van de Kerkstraat rijdt. Om 23:41:21 uur parkeert deze auto aan het eind van de Julianastraat, vlak voor de kruising met de Kerkstraat, achteruit in een parkeervak bij de Sint Martinuskerk. De auto staat daar enkele minuten stil met brandende autoverlichting. Om 23:44:31 uur stapt aan de rechterzijde van het voertuig een persoon uit. Deze persoon loopt voor de auto langs en vervolgens in de richting van de Kerkstraat en verdwijnt linksboven uit het beeld. De auto staat vervolgens gedurende ongeveer vijf minuten op de parkeerplaats. Er stapt in die tijd niemand in of uit de auto en de autoverlichting is in die tijd niet uitgeschakeld geweest. Om 23:49:10 uur komt een persoon richting de auto rennen. Het hof heeft waargenomen dat deze persoon linksboven in beeld komt als hij naar de auto rent. Deze persoon rent achter de auto langs en stapt vervolgens via het bijrijdersportier in de auto om 23:49:13 uur. De auto rijdt dan weg om 23:49:16 uur en vervolgt zijn weg over de Kerkstraat in de richting Velddriel en de Rijksweg A2, waarna de auto uit beeld rijdt om 23:49:23 uur. Op andere camerabeelden is om 23:49:37 uur te zien dat over de Kerkstraat in de richting van Velddriel vermoedelijk dezelfde auto rijdt. Om 23:54:14 uur is een soortgelijke donkergrijze personenauto te zien die vanuit de richting Velddriel naar de oprit van de Rijksweg A2 in de richting van Utrecht rijdt. De verbalisant komt na bestudering van alle camerabeelden tot de conclusie dat het hoogstwaarschijnlijk gaat om een Mercedes-Benz A-klasse, type W176, met mogelijke bouwjaren 2012-2018.
Op 22 januari 2020 heeft een getuige verklaard dat hij op 12 januari 2020 tussen 23:30 en 23:45 uur, nadat hij van de Kerkstraat de Julianastraat in Kerkdriel was ingeslagen, op een parkeerplaats aan de Julianastraat een Mercedes-Benz A-klasse van een nieuwer type achteruit ingeparkeerd zag staan. De verlichting van de auto stond op dat moment aan.
Hierop heeft de politie onderzoek gedaan naar de ANPR-camera’s op de Rijksweg A2 links, locatie Vianen (het hof begrijpt: richting Utrecht) en de Rijksweg A27 rechts, locatie Houten (het hof begrijpt: richting Utrecht) in de nacht van 12 op 13 januari 2020, in het bijzonder naar auto’s van het merk en type Mercedes-Benz A-klasse en als gestolen geregistreerde kentekens. Daaruit blijkt dat er geen als gestolen geregistreerde auto’s zijn geregistreerd en in totaal vijf auto’s van het merk en type Mercedes-Benz A-klasse. Eén daarvan betreft een ANPR-registratie op de A2 links (het hof begrijpt: bij Vianen) op 13 januari 2020 om 00:09 uur. Dit betreft de auto van
[naam zus verdachte]
, de Mercedes-Benz A-klasse met kenteken
[kentekencombinatie]
, grijs van kleur en met bouwjaar 2016.
[naam zus verdachte]
is de zus van verdachte.
Verdachte maakt vaak gebruik van haar auto.
De politie heeft gerelateerd dat een rijtijd van vijftien minuten tussen de oprit van de Rijksweg A2 bij Velddriel en de ANPR-camera op de A2, locatie Vianen goed mogelijk is.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde bevindingen is verder onderzoek gedaan naar de Mercedes van verdachtes zus. Uit dat onderzoek blijkt van een tweetal ANPR-registraties op de A2 op 8 januari 2020, om 19:18 uur in zuidelijke richting en om 20:27 uur in noordelijke richting.
De politie heeft de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte (
[telefoonnummer verdachte]
) in de periode 4 augustus 2019 tot en met 30 januari 2020 onderzocht.
In die periode heeft het telefoonnummer van verdachte slechts op 8 januari 2020 en op 20 januari 2020 gebruik gemaakt van zendmasten in Kerkdriel en Velddriel. Op 8 januari 2020 maakte verdachtes telefoon van 19:36:35 uur tot 20:09:09 uur gebruikt van zendmasten in Kerkdriel en Velddriel.
De mast in Kerkdriel bevindt zich in de buurt van de plaats delict en de mast in Velddriel bevindt zich in de buurt van de op- en afrit van de Rijksweg A2 in Velddriel.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij op 8 januari 2020 naar Kerkdriel is gereden.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de politie de camerabeelden van 8 januari 2020 op de toegangswegen naar de plaats delict onderzocht. Daaruit blijkt dat een Mercedes A-klasse om 19:39:43 uur over de Kerkstraat rijdt in de richting van het centrum van Kerkdriel. Om 19:40:34 uur rijdt een auto, vermoedelijk vanuit De Hohorst in Kerkdriel, linksaf de Julianastraat in, richting de Kerkstraat. De verbalisant vergelijkt de beelden van twee camera’s met de camerabeelden die diezelfde camera’s op 12 januari 2020 om 23:40:53 uur en 23:40:57 uur heeft gemaakt en concludeert dat het zeer waarschijnlijk om hetzelfde merk, type en kleur auto gaat. De auto slaat om 19:40:55 uur linksaf de Kerkstraat in, richting het centrum van Kerkdriel, en om 19:45:58 uur komt vermoedelijk dezelfde auto van de tegenovergestelde richting de Julianastraat in en parkeert in één van de parkeervakken waar ook op 12 januari 2020 is geparkeerd door een Mercedes-Benz A-klasse. Om 19:47:22 uur stapt een persoon uit de auto. Deze persoon loopt richting de Kerkstraat en het centrum van Kerkdriel. De autoverlichting blijft aan. Om 20:03:52 uur komt uit de richting van het centrum van Kerkdriel een persoon gelopen die hoogstwaarschijnlijk instapt in de auto en om 20:04:55 uur rijdt de auto weg over de Julianastraat en de Kerkstraat in de richting van Velddriel.
Op camerabeelden in de periode tussen het in- en uitstappen van de persoon op de beelden van 8 januari 2020 heeft de politie gezien dat tussen 19:50:27 uur en 19:50:34 uur een persoon vanaf de parkeerplaats aan het
[adres 1 nabij plaats delict]
in de richting van het
[adres 2 nabij plaats delict]
loopt, langs het appartementencomplex aan de
[adres plaats delict]
.
Van 20:00:02 uur tot 20:00:20 uur is een persoon met dezelfde kleding te zien die in de omgekeerde richting loopt. Deze persoon stopt dan bij het bellenbord van het appartementencomplex en draait zijn lichaam en hoofd die kant op. Na ongeveer vijf seconden stilstaan, komt de persoon weer in beweging en loopt richting de parkeerplaats aan het
[adres 1 nabij plaats delict]
. Tijdens het weglopen houdt deze persoon zijn lichaam en hoofd in de richting van de gevel van het appartementencomplex.
De politie heeft gerelateerd dat de afstand tussen het centrum van Kerkdriel en de ANPR-camera op de A2 ongeveer achtendertig kilometer is. De tijd tussen het gebruik van de zendmast en de ANPR-registratie op 8 januari 2020 bedraagt tussen de 18 en 38 minuten en volgens de politie is eenzelfde rijtijd voor die route goed mogelijk omdat de route grotendeels bestaat uit één doorgaande autosnelweg.
Op de iPhone X van verdachte is een foto aangetroffen die op 12 januari 2020 om 16:13:28 uur met de camera van die smartphone is gemaakt. Op deze foto staat een soortgelijke condoleancekaart als de condoleancekaart die later die avond in Kerkdriel in de brievenbus van
[adres slachtoffer feit 2]
in Kerkdriel is gedaan. Aan de foto zijn coördinaten gekoppeld die overeenkomen met een locatie in de buurt van IJsselstein en Nieuwegein.
Uit onderzoek blijkt dat de voornoemde foto op verdachtes telefoon is gemaakt in het Kruidvat-filiaal aan de
[adres]
in IJsselstein.
Uit de kassaregistratie van dit filiaal blijkt dat op 12 januari 2020 om 16:32:56 uur één transactie plaatsvond van een artikel met de omschrijving 'condoleance', namelijk de verkoop van één voorwerp van het merk 'EVD Cards' voor een bedrag van € 0,79. Verbalisanten hebben op 5 juni 2020 geconstateerd dat dit Kruidvat-filiaal soortgelijke condoleancekaarten verkocht voor een bedrag van € 0,79 per stuk. De telefoon van verdachte maakte voorafgaand, tijdens en na het maken van de foto gebruik van de zendmast aan de
[locatie zendmast 1]
in IJsselstein. Deze zendmast bevindt zich dichtbij (onder meer) het Kruidvat-filiaal.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de foto van de condoleancekaart heeft gemaakt en dat hij weet dat de condoleancekaart kort daarna, diezelfde middag, is gekocht.
b.) Wat uit de bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot feit 3:
Op 6 februari 2020 heeft verdachte met
[naam betrokkene 1]
gebeld en hem gevraagd om een 'wegwerptelefoontje'.
[Naam betrokkene 1]
reageert hierop dat verdachte moet bellen via andere kanalen waarop verdachte antwoordt 'nee, waarom, wegwerpding is toch niks ergs aan, Nokia'.
Op 11 februari 2020 omstreeks 00:06 uur ontving de heer
[naam slachtoffer feit 3]
een sms-bericht met de volgende tekst: ''
Beste [naam slachtoffer feit 3]
, Als wij aan het eind van deze maand ons geld niet hebben betaal jij de handel terug met 10 levens. Je marokkaanse vriendin kan jou helaas niet meer vertellen hoe serieus wij zijn.'' Deze dreig-sms was afkomstig van het telefoonnummer
[dreignummer]
(hierna: dreignummer) en werd verstuurd met een Nokia-telefoon.
Dit dreignummer is van een prepaid-simkaart van het merk Lebara en werd op 10 februari 2020 om 23:37 uur geactiveerd. Na de activatie is het prepaid-tegoed van het dreignummer één keer opgewaardeerd met € 10,-. Dit is gebeurd op 10 februari 2020 om 23:39 uur. Daarvoor is gebruik gemaakt van een e-voucher van Lebara met het unieke serienummer 4068354468. Deze e-voucher is door Lebara op/rond 3 februari 2020 geleverd aan Lekkerland NL BV in een levering met orderkenmerk SSO851189.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze e-voucher op 10 februari 2020 om 20:26 uur is verkocht aan de servicebalie van de supermarkt Jumbo gevestigd aan de
[adres]
in IJsselstein.
Op camerabeelden van die Jumbo rond dat tijdstip is te zien dat verdachte een Lebara-opwaardeervoucher van € 10,- koopt bij de servicebalie.
Verdachte heeft ter terechtzitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, erkend dat hij de opwaardeervoucher heeft gekocht.
Uit de mastgegevens van verdachtes telefoon blijkt dat zijn telefoon op 10 februari 2020 tot 23:13 uur gebruikt maakt van de zendmast aan de
[locatie zendmast 1]
in IJsselstein. Ook blijkt dat de telefoon van verdachte later die avond richting de wijk Kanaleneiland in Utrecht verplaatst. Om 23:36 uur is de telefoon van verdachte onder het bereik van een zendmast aan de
[locatie zendmast 2]
in Utrecht.
Het dreignummer bevindt zich rond de activatie en het opwaarderen van het dreignummer op 10 februari 2020 tussen 23:36 uur en 23:39 uur onder het bereik van diezelfde zendmast.
Verdachtes telefoon blijft die avond en nacht van 10 februari 2020 op 11 februari 2020 tot in ieder geval 00:12 uur onder het bereik van zendmasten rondom de wijk Kanaleneiland in Utrecht. Om 23:58:12 uur maakt verdachtes telefoon gedurende zeven minuten en zesendertig seconden contact met een zendmast aan de
[locatie zendmast 3]
in Utrecht. Na afloop van dit contact om 00:05:48 uur valt verdachtes telefoon onder het bereik van een zendmast aan de
[locatie zendmast 4]
in Utrecht. Hierop is er om 00:12 uur weer contact met de zendmast aan de
[locatie zendmast 2]
in Utrecht.
Rond 01:50 uur is verdachtes telefoon weer onder het bereik van de zendmast aan de
[locatie zendmast 1]
in IJsselstein.
Het dreignummer bevindt zich tijdens het versturen van de dreig-sms om 00:06:11 uur onder het bereik van de zendmast aan de
[locatie zendmast 5]
in Utrecht.
Het is niet uit te sluiten dat verdachtes telefoon tijdens het versturen van de dreig-sms in het dekkingsgebied van de zendmast van het dreignummer aan de
[locatie zendmast 5]
was.
c.) De lezing van verdachte:
Verdachte heeft, na het wijzen van vonnis door de rechtbank, op 7 oktober 2021 een verklaring afgelegd bij de politie, die hij in de kern heeft herhaald en aangevuld ter terechtzitting in hoger beroep. Daarin heeft hij – anders dan bij de rechtbank – verklaard over de gebeurtenissen op 8 en 12 januari 2020. Zakelijk weergegeven komt deze verklaring op het volgende neer:
Op 8 januari 2020 is verdachte in IJsselstein benaderd door een hem bekende man, die ter terechtzitting ook genoemd is 'bekende één' (hierna te noemen: bekende 1) en een onbekende man. Op hun verzoek heeft hij hen vervoerd naar Kerkdriel. Onderweg daarheen hoorde verdachte dat bekende 1 nog geld kreeg van iemand. In Kerkdriel aangekomen is de onbekende man uitgestapt en weggelopen. Verdachte is bij de auto gebleven. Na een aantal minuten kwam de onbekende man terug naar de auto en daarop is verdachte teruggereden naar IJsselstein;
Op 12 januari 2020 kwam verdachte in IJsselstein opnieuw in contact met bekende 1. Toen verdachte vertelde dat hij naar de Kruidvat ging om snoep te kopen, vroeg bekende 1 hem om een foto te maken van de rouwkaarten. Op de vraag van verdachte waarom hij dat moest doen, heeft bekende 1 hem gezegd dat hij iemand bang wilde maken. Verdachte heeft de foto gemaakt en heeft deze vervolgens vanaf zijn telefoon getoond aan bekende 1. Bekende 1 heeft de telefoon van verdachte toen overgenomen om de foto aan een tweede hem bekende man (hierna te noemen: bekende 2) te laten zien. Bekende 2 heeft vervolgens de rouwkaart gekocht bij de Kruidvat. Tegen het eind van die middag vroeg bekende 1 aan verdachte of hij de auto van de zus van verdachte mocht lenen om de rouwkaart af te geven. Verdachte heeft toen de auto uitgeleend. Verdachte weet niet precies waar hijzelf toen is geweest, maar hij denkt – op basis van de zendmastgegevens van zijn telefoon in het politieonderzoek – dat hij in zijn wijk in IJsselstein is geweest. De afspraak was dat de auto die avond zou worden teruggegeven. Tussen 02:00 uur en 03:00 uur in de nacht kreeg verdachte de auto terug in IJsselstein. In de auto zaten bekende 1 en de onbekende man. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij ongeveer twee dagen hierna van het gebeuren met een handgranaat in Kerkdriel hoorde en dat hij toen over bekende 1 dacht 'wat flik je me nou?';
Op 10 februari 2020 heeft verdachte de opwaardeerkaart gehaald voor bekende 1, aldus verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. Verdachte wist niet waarvoor hij beltegoed moest halen. Verdachte kan zich niet herinneren wat hij met het beltegoed heeft gedaan, maar hij denkt – op basis van de zendmastgegevens van zijn telefoon in het politieonderzoek – dat hij het in Utrecht heeft afgegeven aan bekende 1;
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij op de screenshots van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, bekende 1 heeft herkend als de persoon die op 12 januari 2020 iets in een brievenbus stopt, die het getal
[huisnummer slachtoffer feit 2]
op de gevel spuit en die uit en in de auto stapt;
Verdachte wil geen nadere gegevens noemen van de twee hem bekende mannen en de onbekende man uit angst voor represailles. Ook wil verdachte niet verklaren over (zijn contacten met) anderen. Tijdens zijn detentie in voorlopige hechtenis heeft hij bedreigingen ontvangen, over de inhoud waarvan hij niets kan of durft te zeggen. Bovendien heeft verdachte verder geen herinneringen aan de betreffende periode. Hij kan daarom geen verklaring geven voor bepaalde (belastende) aspecten die uit de bewijsmiddelen naar voren komen.
d.) Het oordeel van het hof over het bewijs:
d.1) De lezing van verdachte
Volgens vaste jurisprudentie (vgl. o.m. ECLI:NL:HR:2010:BK3359) heeft als uitgangspunt te gelden dat ingeval een verdachte het hem tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter – indien hij tot een bewezenverklaring komt – die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Vooropgesteld moet worden dat de alternatieve lezing van verdachte niet kan worden uitgesloten op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen of de daaraan te ontlenen feiten en omstandigheden. Het hof heeft vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachtes alternatieve lezing aannemelijk is geworden, dan wel of deze ongeloofwaardig moet worden geacht. Voordat het hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling stelt het vast dat verdachte pas in aanloop naar de terechtzitting in hoger beroep een verklaring heeft gegeven die – in de kern – aansluit op de hierboven weergegeven hem inmiddels bekende belastende resultaten van het technisch onderzoek. Hoewel verdachte aldus in hoger beroep een concretere verklaring heeft afgelegd dan in eerste aanleg, is de alternatieve lezing van verdachte ook in hoger beroep niet verifieerbaar gebleken. Verdachte heeft – om hem moverende redenen – geen nadere gegevens van potentiële getuigen of tijdstippen en geen nadere duiding van locaties kunnen, willen of durven opgeven.
De kern van verdachtes alternatieve lezing is dat hij de auto van zijn zus op 12 januari 2020 heeft uitgeleend aan een niet nader genoemde bekende 1 en onbekende die in de auto van verdachtes zus een rouwkaart gingen bezorgen terwijl hijzelf waarschijnlijk in zijn thuisomgeving was. Het hof acht dat niet aannemelijk geworden. Daarbij heeft het hof het volgende in beschouwing genomen:
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niemand anders in de auto van zijn zus laat rijden als hij daarmee op pad is omdat de auto niet van hem is. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zuinig omgaat met de auto;
Het hof heeft vastgesteld dat om 23:47 uur een soortgelijke condoleancekaart als door verdachte is gefotografeerd, in de brievenbus in Kerkdriel wordt gedaan, dat het getal
[huisnummer slachtoffer feit 2]
op de gevel gespoten wordt en een handgranaat voor de deur wordt gegooid terwijl de auto van de zus van verdachte vlak in de buurt geparkeerd stond. De persoon die voornoemde handelingen verrichtte kwam uit die auto en stapte om 23:49 uur aan bijrijderszijde weer in. Volgens verdachte is dat bekende 1. Dat zou in de alternatieve lezing van verdachte betekenen dat een voor verdachte onbekende persoon achter het stuur van de auto van zijn zus heeft gezeten. Dat acht het hof gezien voornoemde uitlatingen van verdachte, dat hij zuinig is op de auto van zijn zus en niemand anders die auto laat rijden, niet aannemelijk;
Volgens verdachte zou de auto op 12 januari 2020 rond het eind van de middag zijn uitgeleend en zou hij diezelfde avond worden teruggebracht. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 12 januari 2020 rond 20:06 uur in een chatgesprek aan zijn vriend
[naam betrokkene 2]
vraagt om een auto te lenen “om naar een chick te gaan”.
Volgens verdachte ter terechtzitting bij het hof had hij toen al de auto van zijn zus uitgeleend en had hij nu zelf een auto nodig om naar een meisje te gaan. Uit de chat volgt dat
[naam betrokkene 2]
zijn auto echter niet meegeeft aan verdachte. Het hof acht het onlogisch dat wanneer de uitgeleende auto – die die avond werd terugverwacht – niet terugkomt, verdachte een vriend zou vragen om een auto te mogen lenen, terwijl het logischer lijkt om in dat geval per telefoon de uitgeleende auto terug te vragen. Zeker nu bekende 1 in de lezing van verdachte enkel een rouwkaart ging afgeven om iemand bang te maken;
Uit het dossier blijkt dat verdachtes telefoon in de avond en nacht van 12 op 13 januari 2020 onder het bereik was van de zendmast aan de
[locatie zendmast 1]
in IJsselstein. Hoewel verdachte “denkt” maar niet meer weet of hij in zijn woning of in de omgeving van zijn woning in IJsselstein was, heeft het hof zich de vraag gesteld of op basis van de zendmastgegevens zijn aanwezigheid in zijn thuisomgeving aannemelijk wordt. Het hof acht dat evenwel niet het geval. Verdachte heeft die avond zijn telefoon niet opgenomen toen hij rond 23:55 uur, dus nog geen tien minuten nadat de handgranaat werd gegooid, werd gebeld door zijn zus
[naam zus]
terwijl hij haar auto naar eigen zeggen had meegegeven aan een bekende en een onbekende. Deze oproep schakelt vervolgens door naar de voicemail van verdachte.
Kort na middernacht, op 13 januari 2020 belt ook
[naam betrokkene 3]
om 00:08 uur tevergeefs verdachte, een minuut voordat de auto van de zus van verdachte zich op de A2 bij Vianen bevindt. Dit wordt gevolgd door een chatbericht van
[naam betrokkene 3]
om 00:27 uur waarin zij vraagt waar verdachte is. Verdachte reageert daarop om 00:28 uur met het bericht “sliep mop”.
Verdachte heeft niet kunnen aangeven waarom hij niet heeft opgenomen toen zijn zus hem belde en heeft evenmin kunnen aangeven waarom hij niet eerder heeft gereageerd op de oproep van
[naam betrokkene 3]
. Verdachte opperde ter zitting dat hij mogelijk sliep en om die reden de telefoontjes van zijn zus en
[naam betrokkene 3]
niet heeft gehoord, maar dat acht het hof niet geloofwaardig omdat het niet bij het door verdachte gegeven alternatieve scenario past. Immers, verdachte heeft naar eigen zeggen een auto waarop hij zuinig is, eind van de middag uitgeleend voor het posten van een kaart en die auto is in de loop van de avond, in strijd met de afspraak, en tijdens deze telefoontjes nog steeds niet terug gebracht. Onder die omstandigheden ligt het voor de hand dat verdachte wakker zou blijven om de deur open te doen of een telefoontje aan te nemen als de auto wordt teruggebracht en om de autosleutel aan te nemen. Zoals je ook tegen middernacht telefoontjes van verdachte naar derden verwacht waarin verdachte vraagt waar de auto blijft nu deze later dan afgesproken wordt teruggebracht. Maar dat is door verdachte niet gesteld en is ook niet gebleken. Ook is niet geloofwaardig dat verdachte van twee telefoontjes niet wakker wordt, maar van een inkomend chatbericht wel terwijl verdachte, zoals hij zèlf heeft verklaard, altijd zijn telefoon bij zich heeft. Zijn telefoon is “meer dan zijn beste vriend”;
Dat verdachtes telefoon gedurende het gebeuren in Kerkdriel een zendmast in de buurt van zijn huis aanstraalt brengt ook niet zonder meer met zich dat verdachte zijn telefoon (actief) heeft gebruikt omdat ook apps dataverkeer leveren. Naar het oordeel van het hof is het gebruikelijk dat verdachten in de regel ervoor zorgen dat ze geen tot hen te herleiden telefoon bij zich dragen tijdens het plegen van een strafbaar feit, in het bijzonder een dergelijk ernstig feit als hier aan de orde;
Verdachte heeft geen concrete informatie gegeven over zijn doen en laten in de avond en nacht van 12 op 13 januari 2020. Hij heeft daarbij aangevoerd dat het voor hem een 'normale' dag was en dat hij door het tijdsverloop zich niet kan herinneren wat hij precies heeft gedaan. Hoewel het op basis van het tijdsverloop op zichzelf mogelijk is dat iemand geen herinneringen heeft aan een dag als alle andere dagen van maanden geleden, acht het hof dat in dit geval erg onwaarschijnlijk. Immers, verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij ongeveer twee dagen na 12 januari 2020 op de hoogte was van het incident met de handgranaat en dat hij toen al over de hem bekende 1, dacht 'wat flik je mij nou?'. Juist voor verdachte, die een opleiding volgde, op goed niveau voetbalde en een beschermd gezinsleven had, zou een dergelijke dag waarop een bekende met de auto van zijn zus niet alleen een condoleancekaart die hij gefotografeerd heeft, is gaan afleveren maar blijkbaar ook een op scherp staande handgranaat, vanaf dat moment in zijn geheugen gegrift moeten staan.
Ook voor verdachtes aanwezigheid in Kerkdriel op 8 en op 20 januari 2020, zijn aanwezigheid in Utrecht in de avond en nacht van 10 op 11 februari 2020 en zijn gesprek over een wegwerptelefoon met
[naam betrokkene 1]
op 6 februari 2020 heeft verdachte, ook na daarover in hoger beroep uitdrukkelijk te zijn bevraagd, geen concrete en verifieerbare verklaring afgelegd. Dat verdachte is bedreigd en om die reden niet meer wenst te verklaren is ook op geen enkele manier te verifiëren, nu hij daarvan geen melding heeft gemaakt.
Nu het hof verdachtes alternatieve lezing ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden acht, moet het hof de vraag beantwoorden of het voorhanden zijnde bewijs, zoals hierboven weergegeven, in onderling verband en samenhang redengevend is voor het bewijs van het aan verdachte ten laste gelegde feit, zodat van verdachte mag worden gevergd dat hij met een redelijke, die redengevendheid ontzenuwde verklaring komt. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en zal het uitblijven van een dergelijke verklaring daarom betrekken in de navolgende overwegingen over het bewijsmateriaal.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de auto van de zus van verdachte op zowel 8 januari 2020 als op 12 januari 2020 in Kerkdriel is geweest. De auto parkeerde op beide dagen in een parkeervak nabij de Julianastraat en de Kerkstraat. Op beide dagen is uit deze auto één persoon gestapt. Deze persoon is vervolgens in de richting van het appartementencomplex aan de
[adres plaats delict]
gelopen. Op 8 januari 2020 heeft deze persoon op de terugweg langs het appartementencomplex uitgebreid gekeken naar de brievenbussen en bellen. Op 12 januari 2020 heeft deze persoon een rouwkaart in de brievenbus van de
[adres slachtoffer feit 2]
in Kerkdriel gedaan, met verf het nummer
[huisnummer slachtoffer feit 2]
op de gevel van het appartementencomplex gespoten, aangebeld bij nummer
[huisnummer slachtoffer feit 2]
en vervolgens een (op scherp staande) handgranaat in de richting van de toegangsdeur van het appartementencomplex gegooid. Op beide dagen heeft de auto – nadat de persoon was uitgestapt – met brandende verlichting gewacht op de parkeerplaats tot een persoon weer was teruggekeerd en ingestapt. Na het instappen van die persoon is de auto telkens kort daarna vertrokken in de richting van Velddriel en vervolgens gereden over de A2 in de richting van Utrecht. Het hof leidt hieruit af dat het niet anders kan zijn dan dat op 8 januari 2020 dezelfde persoon is in- en uitgestapt en dat op 12 januari 2020 ook dezelfde persoon is in- en uitgestapt. Wie de betreffende persoon is geweest en of dit op beide dagen ook dezelfde persoon is geweest, is op basis van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet vast te stellen. Uit het feit dat de auto telkens met brandende verlichting heeft staan wachten en uit het feit dat de auto telkens kort na het instappen van de persoon is vertrokken, leidt het hof wel af dat er in ieder geval sprake is van (op zijn minst) een tweede betrokkene die achter het stuur is blijven zitten (wachten). Tot slot stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 8 januari 2020 aanwezig is geweest in Kerkdriel en dat hij toen de bestuurder is geweest van de auto.
Het samenstel van gedragingen op 8 januari 2020 en 12 januari 2020 en de onmiskenbare overeenkomsten tussen de gedragingen op die beide dagen, laten naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat sprake is geweest van een voorverkenning voor (een deel van) de feiten die uiteindelijk in de avond en nacht van 12 en 13 januari 2020 hebben plaatsgevonden. Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest op 8 januari 2020. Op basis van de overeenkomsten tussen beide dagen en bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve verklaring van verdachte, komt het hof tot de conclusie dat verdachte in de avond van 12 januari 2020 als bestuurder in de auto van zijn zus zat toen de condoleancekaart werd gepost, het getal
[huisnummer slachtoffer feit 2]
op de gevel werd gespoten en de op scherp staande handgranaat voor de voordeur werd gegooid. Verdachte laat immers niemand anders in de auto rijden wanneer hij zelf in die auto zit. Het hof komt voorts tot de conclusie dat verdachte dus doelbewust zijn telefoon heeft thuis gelaten en pas na het telefoontje van
[naam betrokkene 3]
is teruggekeerd in zijn woning en derhalve pas toen kon reageren en reageerde op haar bericht waar hij was.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte in de middag van 12 januari 2020 betrokken is geweest bij de selectie en/of de koop van de rouwkaart die op de avond van 12 januari 2020 in de brievenbus van de
[adres slachtoffer feit 2]
in Kerkdriel is achtergelaten en dat verdachte in de avond van 12 januari 2020 eerst tevergeefs heeft geprobeerd een andere auto te regelen voordat de auto van zus werd gebruikt.
De uiterlijke verschijningsvorm van de voorgaande gedragingen duidt naar het oordeel van het hof op een voorgenomen crimineel plan, waarvoor een voorverkenning moest plaatsvinden en waarbij in ieder geval een rouwkaart betrokken was. Verdachte heeft ter uitvoering van dat plan zijn telefoon thuisgelaten en geprobeerd om een andere auto te regelen en uiteindelijk de auto van zijn zus gebruikt. Het hof acht het onwaarschijnlijk dat enkel voor het posten van een rouwkaart ongeveer veertig kilometer van IJsselstein een voorverkenning wordt gedaan – in het bijzonder nu daarvoor meer anonieme mogelijkheden bestaan, bijvoorbeeld door de verzending via reguliere post – en dat daarvoor een andere auto moet worden geregeld en een telefoon thuis wordt gelaten. Verdachte heeft verklaard dat hij op 8 januari begreep dat in Kerkdriel kennelijk iemand geld schuldig was en hij begreep in de middag van 12 januari dat de condoleancekaart iemand bang moest maken. Uit het thuislaten van zijn telefoon en het proberen te regelen van een andere auto voordat verdachte op 12 januari opnieuw naar Kerkdriel rijdt, leidt het hof af dat verdachte wist dat dit ernstige feit stond te gebeuren en dat zoveel mogelijk in het werk moest worden gesteld om de pakkans zo klein mogelijk te maken. Tegen deze achtergrond komt het hof tot de conclusie dat verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de gronddelicten zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2.
In het verlengde daarvan dringt zich de vraag op hoe de rol van verdachte moet worden gekwalificeerd. Volgens vaste jurisprudentie is de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In het voorgaande heeft het hof overwogen dat verdachte als bestuurder van de auto betrokken is geweest bij het delict samen met ten minste één andere onbekend gebleven verdachte. In beginsel is een rol als bestuurder er één die met medeplichtigheid in verband wordt gebracht. In dit geval is het hof evenwel van oordeel dat de rol van verdachte als die van medepleger moet worden gekwalificeerd. Daarbij heeft het hof betrokken dat verdachte nauw betrokken is geweest bij de planning en logistiek van het delict. Verdachte had een belangrijke rol in de voorbereiding van het delict. Hij is immers met zijn auto meegegaan naar de voorverkenning van de plaats delict op 8 januari 2020. Vervolgens heeft verdachte zich niet teruggetrokken maar heeft zijn deelname voortgezet en geïntensiveerd door zijn betrokkenheid bij de selectie en/of de koop van de rouwkaart in de middag van 12 januari 2020 en door te proberen een andere auto te regelen in de (vroege) avond van 12 januari 2020. Tot slot is verdachte ook nog met zijn auto meegegaan voor de uitvoering van het delict en heeft hij, door het thuislaten van zijn telefoon, geprobeerd (in ieder geval) zijn straffeloosheid te verzekeren. Nu verdachte verder geen aannemelijke verklaring heeft gegeven op grond waarvan zijn rol anderszins moet worden aangemerkt, is het hof van oordeel dat verdachte op grond van zijn bijdragen aan de ten laste gelegde delicten als medepleger van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 worden aangemerkt.
Door de raadsman is uiterst subsidiair aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 geen bewezenverklaring kan volgen van de bestanddelen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, omdat niet voorzienbaar was dat zich personen dichtbij de plaats delict zouden bevinden. Het hof heeft in dat verband acht geslagen op het rapport van het NFI dat de handgranaat heeft onderzocht. Daaruit blijkt dat bij normaal functioneren van een handgranaat van dit type, hitte, brisantie, een schokgolf en scherfwerking ontstaan. De scherfwerking van de in de handgranaat aanwezige metalen kogeltjes kan tot enkele tientallen meters dodelijk zijn en kan op meerdere tientallen meters leiden tot zeer ernstig lichamelijk letsel dat zonder (medische) hulp kan leiden tot de dood of blijvende ernstige gevolgen. De handgranaat kwam tot stilstand voor de glazen toegangsdeur van het appartementencomplex en het is goed denkbaar dat de kogeltjes in de handgranaat door de glazen ruit zouden zijn geslingerd. Het NFI kan geen duidelijke reden aanwijzen waarom de handgranaat niet heeft gefunctioneerd en op voorhand zou een ontploffing zijn verwacht. Door het verwijderen van de veiligheidspin van de handgranaat is wel een instabielere situatie ontstaan dan daarvoor en het is niet ondenkbaar dat door wrijving – bijvoorbeeld door verplaatsing van de handgranaat – de handgranaat alsnog tot ontploffing zou zijn gekomen. Een ontploffing werd kennelijk ook verwacht door verdachtes mededader, te weten bekende 1, nu hij, zoals waarneembaar op de camerabeelden, wegrent van de plaats delict en daarbij zijn handen bij zijn oren houdt. Uit de bewijsmiddelen blijkt bovendien dat vóór het gooien van de handgranaat eerst is aangebeld bij nummer
[huisnummer slachtoffer feit 2]
van het appartementencomplex.
Uit deze bevindingen concludeert het hof dat er bij ontploffing van de handgranaat gemeen gevaar voor het appartementencomplex en de omliggende panden zou zijn ontstaan. Voorts zou bij ontploffing van de handgranaat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in of vlakbij het appartementencomplex zijn ontstaan. Daarbij heeft het hof er ook acht op geslagen dat het goed voorstelbaar is en voor bekende 1 voorzienbaar, dat de bewoner van nummer
[huisnummer slachtoffer feit 2]
naar aanleiding van het aanbellen, naar de voordeur zou zijn gekomen, en dat nà het gooien van de handgranaat om 23:48 uur, om 23:51 uur een fietser langs het appartementencomplex is gereden
en dat de krantenbezorgster die de handgranaat op 13 januari 2020 rond 04:40 uur heeft aangetroffen eveneens is blootgesteld aan dat gevaar.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte op 10 februari 2020 de opwaardeerkaart heeft gekocht waarmee het dreignummer later die avond is opgewaardeerd. Diezelfde avond is verdachte richting Utrecht gegaan. Verdachtes telefoon straalt die avond dezelfde zendmast aan als het dreignummer tijdens de activatie en het opwaarderen van het dreignummer. Verdachtes telefoon blijft in de nacht van 10 op 11 februari 2020 enige tijd onder het bereik van zendmasten in Utrecht, zelfs tot kort voor het sturen van de dreig-sms. Het is niet uitgesloten dat verdachtes telefoon zich tijdens het versturen van de dreig-sms in het dekkingsgebied bevond van de zendmast waarvan het dreignummer gebruikt maakte. Het dreignummer maakte gebruik van een Nokia-telefoon. Verdachte heeft op 6 februari 2020 gevraagd of
[naam betrokkene 1]
een Nokia-telefoon voor hem had. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof het stellen van die vraag aan
[naam betrokkene 1]
niet kunnen verklaren en evenmin willen zeggen of bekende 1 voor wie hij naar eigen zeggen het beltegoed regelde, in Utrecht woont. Evenmin heeft hij de naam willen geven van bekende 1.
Zoals het hof hierboven heeft overwogen acht het hof verdachtes verklaring niet aannemelijk geworden. Het hof wijst hierbij in het bijzonder op hetgeen het hof onder d.1) heeft overwogen. Dat verdachte (nadat hij dat beltegoed had gekocht voor naar zijn zeggen bekende 1) geen concrete herinneringen heeft aan wat hij die dag met het beltegoed heeft gedaan, acht het hof – uitgaande van zijn verklaring dat hij ongeveer twee dagen na het voorval halverwege januari over de bekende 1 man dacht 'wat flik je mij nou?' – volstrekt ongeloofwaardig. Het hierboven weergegeven bewijs in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs van het aan verdachte ten laste gelegde feit, zodat van verdachte mag worden gevergd dat hij met een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring komt. Een dergelijke verklaring is uitgebleven.
De uiterlijke verschijningsvorm van het voorgaande duidt naar het oordeel van het hof op een voorgenomen plan om een dreig-sms te versturen. Verdachte heeft daarvoor het beltegoed geregeld, heeft dat beltegoed afgegeven en is minst genomen in de buurt geweest ten tijde van het activeren, opwaarderen van het dreignummer en het versturen van de dreig-sms. Voorafgaand aan die avond heeft verdachte (minst genomen) geprobeerd een Nokia-telefoon te regelen. Het hof komt tegen die achtergrond tot de conclusie dat verdachte wist wat er zou gebeuren en concludeert dat verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het onder feit 3 tenlastegelegde.
Nu verdachte heeft nagelaten een verdere concrete, verifieerbare en aannemelijke invulling te geven aan zijn rol bij het feit, terwijl wel duidelijk is dat de dreig-sms is gestuurd op instigatie van een intellectuele dader die (tevens) de eerdere dreig-berichten aan
[naam slachtoffer feit 3]
heeft gestuurd of laten sturen, is het hof op grond van de hiervoor vastgestelde uiterlijke verschijningsvorm van oordeel dat verdachtes rol als die van medepleger moet worden gekwalificeerd.