Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2025:5496

Op 9 September 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-000603-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:5496.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-000603-24
Datum uitspraak:
9 September 2025
Datum publicatie:
8 September 2025

Indicatie

Onderzoek Rebec. Het gerechtshof veroordeelt de verdachte tot 15 jaar gevangenisstraf voor het samen met de twee medeverdachten plegen van een poging tot moord op een persoon op 5 oktober 2021 in Zeewolde. De verdachte is ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van de gebruikte pistoolmitrailleur voor diverse andere feiten, zoals diefstal en verduistering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000603-24

Uitspraak d.d.: 9 september 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Badhoevedorp, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 januari 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-324133-21 en 16-263040-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedatum] 1991,

thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 juli 2025, 8 juli 2025 en 9 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:

niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5A, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde;

veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van het voorarrest;

toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] .

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu het Openbaar Ministerie geen schriftelijke of mondelinge bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat het instellen van het hoger beroep door de officier van justitie enkel een zogenoemd ‘volgappel’ betrof. Het hof zal het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van verdachte

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank ter zake van het onder 9 ten laste gelegde veroordeeld voor – kort gezegd – overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betreft een overtreding. De rechtbank heeft ten aanzien van deze overtreding artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast. Hoger beroep tegen een veroordeling van een overtreding waarbij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast staat voor verdachte niet open op grond van artikel 404, tweede lid, sub a, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het onder 9 ten laste gelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 29 januari 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5B, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van het voorarrest.

Verder heeft de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft de vordering in hoger beroep niet gehandhaafd. Deze vordering is in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en het hof tot een andere beslissing op de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde 2] komt, en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Evenals de rechtbank nummert het hof de onder parketnummers 16-324133-21 en 16-263040-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3 en de feiten 4 primair en subsidiair, 5A, 5B, 6, 7 en 8 primair en subsidiair.

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:

1. hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer] in het lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

medeverdachte [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders, op of omstreeks 5 oktober 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door medeverdachte [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer] in het lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 22 september 2021 tot en met 5 oktober 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door,

- meermalen (de woning van) het slachtoffer [slachtoffer] te observeren

- na te gaan van welke auto [slachtoffer] gebruik maakt

- een motor te stelen waarmee verdachte naar [plaats] is gereden

- zijn mededader, de schutter, in [plaats] op te pikken, naar een parkeerplaats te vervoeren en daar af te zetten

- na de beschieting zijn mededader, de schutter, op te halen en te vervoeren naar [plaats] ;

2.hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te [plaats] en/of [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen

- een vuurwapen van categorie II sub 2, te weten een automatische vuurwapen (pistoolmitrailleur), merk CZ, model VZ 26, kaliber 7.62 x 25mm en/of

- munitie van categorie III, te weten zeven scherpe patronen, kaliber 7.62 x 25mm, voorhanden heeft gehad;

3.hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 2 oktober 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets, merk Suzuki, type Gsx 600f, gekentekend [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van verbreking

4. hij op of omstreeks 28 november 2021 te [plaats] , Duitsland een personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen sleutel van die personenauto;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 28 november 2021 tot en met 30 november 2021 te [plaats] , Duitsland en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] , althans een goed (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

5.A. hij op of omstreeks 26 september 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets, merk Suzuki, type Rf600r, gekentekend [kenteken 3] en/of een helm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een door de eigenaar aan hem/hen verstrekte sleutel in het kader van een proefrit;

en/of

B. hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 26 september 2021 tot en met 7 oktober 2021 te [plaats] en/of [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een motorfiets, merk Suzuki, type Rf600r, gekentekend [kenteken 3] en/of een helm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als gebruiker(s) tijdens een proefrit als mogelijke koper(s) van die motorfiets, (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

6.hij op of omstreeks 23 november 2021 te [plaats] , op de openbare weg, te ween [adres] , een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, gekentekend [kenteken 4] (met daarin een mobiele telefoon en/of een tasje en/of een pet en/of zonnebrillen en/of kinderspeelgoed en/of een kinderzitje en/of een kinderwagen en/of een sjaal en/of kleding) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 2] op/tegen de (rechter)borst te slaan/stompen en/of onverhoeds in die personenauto te stappen en/of daarmee weg te rijden;

7.hij op of omstreeks 30 november 2021 te [plaats] en/of elders in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuit/spraybus pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen heeft gedragen;

8. hij op of omstreeks 30 november 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] ), daarmee rijdende op onder meer de weg(en), de [adres] A4 en/of A9 en/of N205 en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de kruising van de [adres] en de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door (terwijl hij een stopteken van de politie negeerde)

- op de vluchtstrook te rijden en/of te blijven rijden terwijl op beide rijstroken verkeer aanwezig was en/of te rijden met een snelheid van minimaal 180 kilometer per uur waar 100 kilometer per uur was toegestaan en/of

- te rijden met een snelheid van 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur was toegestaan en/of tegen het verkeer in de tijden om andere voertuigen in te halen en/of

- binnen de bebouwde kom - terwijl zich links en rechts van de weg voetgangers bevonden en/of er verschillende uitritten en kruisende straten waren en/of er slecht zicht was op de kruisende straten - zonder snelheid te minderen te blijven rijden en/of meerdere kruispunten over te rijden en/of

- geen voorrang te verlenen aan verkeer van rechts en/of

- voertuigen die stonden te wachten voor een rood verkeerslicht, links in te halen en het rode verkeerslicht te negeren zonder veel snelheid te minderen en/of

- ( wederom) tegen het verkeer in te rijden waardoor tegemoetkomend verkeer stil moest gaan staan en/of

- met hoge snelheid achter voertuigen aan te rijden waardoor deze moesten uitwijken en/of

- een fietspad en/of voetpad op te rijden,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 30 november 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] ), daarmee rijdende op onder meer de weg(en), de [adres] A4 en/of A9 en/of N205 en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de kruising van de [adres] en de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd door

- op de vluchtstrook te rijden en/of te blijven rijden terwijl op beide rijstroken verkeer aanwezig was en/of te rijden met een snelheid van minimaal 180 kilometer per uur waar 100 kilometer per uur was toegestaan en/of

- te rijden met een snelheid van 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur was toegestaan en/of tegen het verkeer in de tijden om andere voertuigen in te halen en/of

- binnen de bebouwde kom - terwijl zich links en rechts van de weg voetgangers bevonden en/of er verschillende uitritten en kruisende straten waren en/of er slecht zicht was op de kruisende straten - zonder snelheid te minderen te blijven rijden en/of meerdere kruispunten over te rijden en/of

- geen voorrang te verlenen aan verkeer van rechts en/of

- voertuigen die stonden te wachten voor een rood verkeerslicht, links in te halen en het rode verkeerslicht te negeren zonder veel snelheid te minderen en/of

- ( wederom) tegen het verkeer in te rijden waardoor tegemoetkomend verkeer stil moest gaan staan en/of

- met hoge snelheid achter voertuigen aan te rijden waardoor deze moesten uitwijken en/of

- een fietspad en/of voetpad op te rijden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5A, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de motor was die gebruikt is om de schutter van en naar de plaats delict te vervoeren. Verdachte had voorwaardelijk opzet op de dood. Het slachtoffer is minstens vier keer met een automatisch vuurwapen beschoten over een afstand van meerdere meters. De algemene ervaring leert dat er een aanmerkelijke kans is op de dood als iemand met een vuurwapen wordt beschoten. Alleen al de wetenschap van verdachte dat het slachtoffer met een vuurwapen zou worden beschoten, maakt hem bewust van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daarbij kon komen te overlijden. Daarnaast wijst de opzet van de beschieting, zowel in de gedegen voorbereiding als in de uitvoering daarvan en de handelingen die verdachte daarna heeft verricht, op een professioneel uitgevoerde liquidatiepoging. Het medeplegen van een poging tot moord kan daarom bewezen worden.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte wist dat degene die bij hem achterop de motor zat, een vuurwapen bij zich droeg. Verdachte is na de schietpartij samen met de schutter naar [plaats] gegaan om de spullen – waaronder het vuurwapen – te verstoppen. Het enkele feit dat het wapen in de tas van de schutter zat en verdachte het wapen niet heeft aangeraakt, maakt niet dat hij geen beschikkingsmacht had over het wapen.

Ten aanzien van het onder 5A ten laste gelegde heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij een motor moest regelen in verband met de beschieting van [slachtoffer] . De proefrit was een manier om de motor onder zich te kunnen krijgen. Op het moment dat verdachte de motor onder zich kreeg, bestond daarom al het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waardoor sprake is van diefstal met een valse sleutel.

De advocaat-generaal kan zich vinden in de bewezenverklaringen van de rechtbank van het onder 3, 4 primair, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Niet ter discussie staat dat er meermaals op of in de buurt van [slachtoffer] is geschoten en dat verdachte als chauffeur heeft gefungeerd op een gestolen motor. Verdachte heeft echter geen opzet gehad op de dood van [slachtoffer] . Het was de bedoeling om [slachtoffer] enkel in zijn benen te schieten, om hem op die manier een les te leren. Nu onbekend is gebleven vanaf welke afstand de schutter heeft geschoten, hoe het vuurwapen werd gericht en wat het precieze letsel van [slachtoffer] is geweest, kan de verklaring van verdachte over het doel van de schietpartij niet terzijde worden geschoven. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de rol van verdachte van onvoldoende gewicht is geweest om hem als medepleger te kunnen aanmerken.

De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte heeft het vuurwapen niet gezien of aangeraakt en heeft enkel een ondergeschikte rol gehad als chauffeur van degene die over het wapen beschikte. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het feit, met uitzondering van het in vereniging plegen en het plegen door middel van verbreking, kan worden bewezen.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde, vanwege het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de onder A ten laste gelegde diefstal en het medeplegen. De handelingen van verdachte dienen gekwalificeerd te worden als verduistering.

Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het feit, met uitzondering van het plegen van geweld, kan worden bewezen.

De verdediging refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde.

Ten aanzien van het onder 8 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat onvoldoende is gebleken van het veroorzaken van levensgevaar of lichamelijk letsel voor andere weggebruikers. De verdediging refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 8 subsidiair ten laste gelegde.

Oordeel van het hof

1
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
1.1

Feitenvaststelling

Het hof stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 5 oktober 2021 is [slachtoffer] omstreeks 12:23 uur op een parkeerplaats bij een

winkelgebied in het centrum van [plaats] meermalen beschoten. Zelfs toen hij al op de grond lag, werd hij nog beschoten. [slachtoffer] is geraakt in een arm, been en bil. Na de schietpartij zijn twee personen op een motor naar [plaats] gevlucht. Daar hebben zij de vluchtmotor achtergelaten. Ook hebben zij hier het wapen en verbrande kleding achtergelaten.

Er bestaat geen discussie over de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij.

Verdachte heeft zowel bij de politie als bij de zitting in eerste aanleg uitgebreide verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij voorafgaand aan 5 oktober 2021 voorverkenningen heeft uitgevoerd bij het adres van het slachtoffer in [plaats] . Ook moest hij een motor regelen. Op 5 oktober 2021 was verdachte de bestuurder van de vluchtmotor. Hij heeft de schutter opgehaald bij een rotonde bij de [adres] in [plaats] en samen zijn ze op de motor naar het winkelcentrum gereden. Hier heeft de schutter het slachtoffer beschoten. Toen de schutter zijn opdracht had uitgevoerd, is verdachte samen met de schutter naar [plaats] gereden. Hier heeft de schutter van kleding gewisseld en heeft hij de kleding die hij droeg tijdens de schietpartij, in brand gestoken. De schutter heeft het vuurwapen achtergelaten in een rugtas in de bosjes dichtbij de plek waar verdachte de motor had neergezet. Verdachte en de schutter zijn die nacht in [plaats] gebleven. De volgende dag heeft verdachte de schutter afgezet in [plaats] .

De vraag die het hof dient te beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] en of de handelingen van verdachte in dat geval gekwalificeerd kunnen worden als het medeplegen van een poging tot moord dan wel medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot moord.

1.2

Opzet op de dood van [slachtoffer]

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer] . In het criminele circuit wint het zogenoemde fenomeen ‘leg day’ aan populariteit. Hierbij wordt in de benen geschoten van een kennelijke rivaal en is het nadrukkelijk niet de bedoeling dat de rivaal het leven laat. De voorbereiding en uitvoering van een dergelijke represaille doet niet onder voor die van een moordopdracht. De handelingen die verdachte heeft uitgevoerd – kort gezegd: het plegen van voorverkenningen, het met een gestolen motor ophalen en afzetten van de schutter op de plaats delict en het na de schietpartij meenemen van de schutter – zijn handelingen die passen bij de handelingen die voor een ‘leg day’ worden verricht. Gelet hierop zou enkel sprake kunnen zijn van opzet op zware mishandeling en niet van opzet op de dood van [slachtoffer] .

Het hof komt tot een ander oordeel en baseert dit op de wijze waarop de beschieting van het slachtoffer is voorbereid en de wijze waarop deze is uitgevoerd. Het hof sluit zich aan bij onderstaande overwegingen van de rechtbank.

Verdachte is in de weken voorafgaand aan de beschieting meermalen als ‘spotter’ in [plaats] geweest en is daar meerdere keren langs de woning van het slachtoffer gegaan om uit te zoeken wie dit slachtoffer was en wat hij deed en om in de gaten te houden in welke auto hij reed en hoe hij zich bewoog. Verdachte heeft zich met deze voorverkenningen ingespannen om het gaan en staan van het slachtoffer in kaart te brengen. Het is (inmiddels) algemeen bekend dat bij voorgenomen liquidaties vaak gebruik wordt gemaakt van dergelijke ‘spotters’.

Op 5 oktober 2021 heeft verdachte een motor gebruikt om de schutter op te halen, om met hem naar de latere plaats delict te gaan en om met hem te kunnen vluchten. Deze motor heeft hij op 1 of 2 oktober 2021 gestolen. De diefstal van die motor pleegde hij nadat de motor die hij op 26 september 2021 had verduisterd, kapot was gegaan. Laatstgenoemde motor was door verdachte verduisterd tijdens een proefrit met die motor. Met de verkoper van die motor had hij onder een valse naam contact opgenomen. Voorafgaand aan de afspraak die hij met deze verkoper gemaakt had, heeft hij een kentekenplaat gestolen en die op de auto bevestigd waarmee hij naar die afspraak is gegaan. Verdachte heeft aldus verhullende handelingen verricht voor het verkrijgen van een motor om bij de beschieting te gebruiken.

Op de dag van de beschieting kreeg verdachte telefonisch te horen dat hij iemand moest ophalen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de persoon die hij vervolgens heeft opgehaald een schutter was. Ook was hij zich ervan bewust dat de inhoud van de tas die deze persoon bij zich had verboden was. Verdachte wist aldus dat het die dag de bedoeling was om het slachtoffer te beschieten. Het beschieten van een persoon is op zichzelf mogelijk als manier om iemand een lesje te leren, maar is meer een geëigend middel om iemand om te brengen.

Vervolgens is verdachte met de schutter naar de locatie in [plaats] gereden waar het beoogde slachtoffer naar verwachting zou verschijnen. Na de schutter te hebben afgezet en achter hem aan gereden te zijn, heeft verdachte zich op een nabijgelegen locatie opgesteld en heeft daar op de schutter gewacht. De schutter heeft toen met een automatisch vuurwapen meerdere malen doelbewust op het lichaam van [slachtoffer] geschoten, zelfs toen hij al op de grond lag. Verdachte heeft verklaard dat toen hij meerdere schoten hoorde, hij wist dat de schutter had gedaan wat hij moest doen. Na de beschieting is de schutter naar verdachte toegelopen en achterop zijn motor gestapt, waarna verdachte de vlucht naar [plaats] heeft ingezet.

Het hof voegt aan bovenstaande overwegingen toe dat verdachte wist dat hij een schutter vervoerde naar de plaats van de schietpartij. De schutter maakte bij de schietpartij gebruik van een pistoolmitrailleur. Het gebruik van zo’n automatisch vuurwapen is naar het oordeel van het hof niet een voor de hand liggend wapen indien het doel van de beschieting enkel was om [slachtoffer] in de benen te schieten. Verdachte wist op enig moment dat de schutter die hij vervoerde een dergelijk vuurwapen bij zich droeg. Hij heeft immers verklaard dat hij vier schoten hoorde, dat dit klonk als “trrr, trrr, trrr” en dat hij toen wist dat de schutter had gedaan wat hij moest doen. Uit de reactie van verdachte dat hij, na het horen van meerdere schoten uit een vuurwapen dat klonk als een mitrailleur, wist dat de schutter had gedaan wat hij moest doen, volgt naar het oordeel van het hof dat de schutter had gehandeld overeenkomstig de verwachting die verdachte had en dat verdachte er dus niet van uitging dat het slachtoffer enkel in de benen zou worden beschoten.

Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat de lezing dat het enkel de bedoeling was om het slachtoffer in de benen te schieten, geen ondersteuning vindt in de grondige wijze waarop de beschieting is opgezet, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering daarvan, alsmede gelet op het voor de schietpartij gebruikte vuurwapen. Ook vindt het verder geen enkele steun in de overige stukken uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting.

De door de rechtbank en het hof omschreven omstandigheden, waaronder de wijze waarop de beschieting is voorbereid en is uitgevoerd, in onderling verband en samenhang bezien, moeten naar de uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als zozeer te zijn gericht op het doden van [slachtoffer] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg in ieder geval bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden is niet gebleken.

1.3

Voorbedachte raad

Voor wat betreft het oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, sluit het hof zich aan bij onderstaande overweging van de rechtbank.

Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om samen met anderen [slachtoffer] om het leven te brengen en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De aard van het misdrijf en de wijze waarop het is uitgevoerd maken dat sprake moet zijn geweest van een vooropgezet plan, zodat er sprake is geweest van voorbedachte raad. Van contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden is niet gebleken.

1.4

Medeplegen

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de rol van verdachte van onvoldoende gewicht is geweest om hem als medepleger aan te kunnen merken. De feitelijke betrokkenheid van verdachte bestond enkel uit het vervoeren van de schutter en het uitvoeren van twee à drie voorverkenningen. Deze handelingen, die bij uitstek als medeplichtigheidshandelingen kunnen worden aangemerkt, heeft hij naar eigen zeggen uitgevoerd omdat hij hiertoe – na te zijn ontvoerd – gedwongen werd.

De rechtbank heeft met betrekking tot het medeplegen het volgende overwogen.

Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook als een verdachte zelf geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan hij als medepleger worden aangemerkt indien hij nauw en bewust met de uitvoerders heeft samengewerkt. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Weliswaar is verdachte niet de schutter geweest, maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van het vooropgezette plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verdachte een rol gehad in zowel de voorbereiding (zoals het ‘spotten’ en het stelen van de motor) als bij het moment van de beschieting van het slachtoffer. Verdachte heeft de schutter opgehaald, achter de schutter aan rondjes door [plaats] gereden (het hof verstaat de rechtbank als volgt dat verdachte bij het winkelcentrum achter de schutter is aangereden terwijl deze daar rondliep en vervolgens met de vluchtmotor op de schutter heeft gewacht terwijl deze de beschieting uitvoerde), en na de schietpartij de vlucht mogelijk gemaakt door de schutter weer mee te nemen. (…) Na een overnachting te hebben geregeld, heeft hij de schutter weer naar [plaats] gebracht. Deze gang van zaken leidt tot de conclusie dat verdachte een zeer belangrijke rol heeft gespeeld en niet slechts de chauffeur was met uitsluitend één ondersteunende taak en zonder verdere invloed op de loop van de gebeurtenissen.

Het hof sluit zich aan bij bovenstaande overweging van de rechtbank en voegt het volgende hieraan toe.

Verdachte heeft verklaard dat hij was ontvoerd en gedwongen werd behulpzaam te zijn bij de schietpartij. Ook heeft hij verklaard dat hij de schutter niet kende en dat [medeverdachte 2] een vriend van hem is die niets met de schietpartij te maken heeft.

Het hof acht de verklaring van verdachte over de reden van zijn betrokkenheid bij het feit en het aandeel van de medeverdachten bij het feit onaannemelijk. Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt dat hij [medeverdachte 1] , die als schutter betrokken is geweest bij de schietpartij, in zijn contactenlijst heeft staan. Daarnaast speelt medeverdachte [medeverdachte 2] een cruciale rol bij de aansturing van de schietpartij. De verklaring van verdachte dat hij werd gedwongen te helpen bij de schietpartij en dat [medeverdachte 2] hier niets mee te maken had, staat dan ook haaks op de op basis van het dossier vastgestelde betrokkenheid van [medeverdachte 2] . Het hof zal de verklaring van verdachte in zoverre dan ook terzijde schuiven.

Verdachte is samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken geweest bij het vooropgezette plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit niets blijkt dat verdachte hierbij slechts een ondergeschikte rol had. Sterker, de handelingen die verdachte heeft verricht, waren juist zeer belangrijk voor de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van de schietpartij. Voorafgaand aan de poging tot moord heeft verdachte meerdere voorverkenningen uitgevoerd bij het adres van het slachtoffer. Hier is [medeverdachte 2] ook bij betrokken geweest, door te zoeken naar 112 meldingen in [plaats] en de weersverwachting in [plaats] op te zoeken. Ook heeft verdachte een motor gestolen om bij de schietpartij te gebruiken als vluchtmotor. Verdachte heeft [medeverdachte 1] op de dag van de schietpartij opgehaald en afgezet bij het winkelcentrum. Daar heeft hij op [medeverdachte 1] gewacht, terwijl deze de schietpartij uitvoerde. Na het schietincident is verdachte samen met [medeverdachte 1] op de door verdachte gestolen motor naar [plaats] gereden, waar ze medeverdachte [medeverdachte 2] hebben getroffen en de spullen die gebruikt waren bij de schietpartij in de bosjes hebben verstopt. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn die avond in [plaats] gebleven en de volgende dag heeft verdachte [medeverdachte 1] weer naar [plaats] gebracht.

Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat de rol van verdachte van een zodanig gewicht was dat hij als medepleger van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord kan worden aangemerkt.

1.5

Met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige 1] :

Het hof sluit zich aan bij onderstaande overweging van de rechtbank.

De rechtbank heeft deze verklaring gebruikt voor het bewijs. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat getuige [getuige 1] heeft gezien dat het slachtoffer beschoten werd. De rechtbank overweegt dat zij de verklaring van deze getuige, die verklaard heeft dat hij na schoten te hebben gehoord heeft gezien dat een man met een vuurwapen in zijn hand schoot op het slachtoffer, betrouwbaar acht. De rechtbank overweegt daartoe dat zijn verklaring wordt ondersteund door de locaties van de op de plaats delict aangetroffen kogels.

2
Ten aanzien van de overige feiten

Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de rechtbank het volgende overwogen:

Ten aanzien van feit 2:

Na de beschieting is de schutter met het daarbij gebruikte automatisch vuurwapen bij verdachte achterop de motor gestapt, waarna verdachte de vlucht naar [plaats] heeft ingezet. In [plaats] hebben zij zich van de bij dit misdrijf gebruikte goederen ontdaan, waaronder het automatisch vuurwapen. Uit deze gedragingen volgt dat verdachte dit automatisch vuurwapen alsook de munitie in vereniging met de schutter voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van feit 3:

Dat dit feit bewezen kan worden, blijkt uit de bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het bestanddeel ‘door middel van verbreking’. Hiervan is niet gebleken, nu verdachte heeft verklaard dat de sleutel van de andere motor ook op deze motor paste en het procesdossier verder geen informatie bevat over de wijze van wegneming.

Het hof voegt hieraan toe dat verdachte wordt vrijgesproken van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’, nu uit het dossier naar voren komt dat hij dit feit alleen heeft gepleegd.

Ten aanzien van feit 4 primair:

De verklaring van verdachte dat hij de auto niet na het wegnemen van de autosleutel van aangeefster [benadeelde 4] in [plaats] in Duitsland heeft weggenomen, maar dat hij die auto heeft weggenomen na een autoruil met de echtgenoot van die [benadeelde 4] nabij [plaats] in Nederland, acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze lezing wordt namelijk niet ondersteund door de overige inhoud van het procesdossier en is bovendien pas ter terechtzitting van 18 december 2023 voor het eerst naar voren gebracht.

Ten aanzien van feit 5 onder B.:

Evenals de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte als verduistering gekwalificeerd dient te worden en niet als de onder 5 onder A. gekwalificeerde diefstal, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Immers had verdachte de door hem weggenomen motor in het kader van een proefrit en daarmee anders dan door misdrijf onder zich. Van het onder 5 onder A. tenlastegelegde zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 6:

Dat getuige [getuige 2] niet naar waarheid heeft verklaard, zoals door verdachte is gesuggereerd, is geenszins gebleken. De rechtbank acht zijn verklaring, waarin hij het gebruik van geweld tegen het slachtoffer bevestigt, dan ook betrouwbaar.

Ten aanzien van feit 8 primair:

De rechtbank is op basis van het geheel van gedragingen van verdachte van oordeel dat hij met opzet en met groot gevaar voor anderen in ernstige mate verkeersregels heeft geschonden, zoals hem onder feit 8 primair is verweten.

Slotoverwegingen:

Voor zover de rechtbank verweren van de raadsvrouw niet heeft besproken, vinden die weerlegging in de bewijsmiddelen.

Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen.

Op grond van het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5B, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5B, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1. primairhij op 5 oktober 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meerdere malen met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd en die [slachtoffer] in het lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op 5 oktober 2021 te [plaats] en [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen,

- een vuurwapen van categorie II sub 2, te weten een automatische vuurwapen (pistoolmitrailleur), merk CZ, model VZ 26, kaliber 7.62 x 25mm en

- munitie van categorie III, te weten zeven scherpe patronen, kaliber 7.62 x 25mm, voorhanden heeft gehad;

3.hij in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 2 oktober 2021 te [plaats] een motorfiets, merk Suzuki, type GSX 600 F, gekentekend [kenteken 1] , die aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

4. primairhij omstreeks 28 november 2021 te [plaats] , Duitsland een personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] , die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen sleutel van die personenauto;

5B.hij in de periode van 26 september 2021 tot en met 7 oktober 2021 te [plaats] en [plaats] opzettelijk een motorfiets, merk Suzuki, type RF 600 R, gekentekend [kenteken 3] en een helm, toebehorende aan [benadeelde 1] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker tijdens een proefrit als mogelijke koper van die motorfiets, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

6.hij op 23 november 2021 te [plaats] , op de openbare weg, te weten [adres] , een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, gekentekend [kenteken 4] (met daarin een mobiele telefoon, een tasje, een pet, zonnebrillen, kinderspeelgoed, een kinderzitje, een kinderwagen, een sjaal en kleding), in elk geval enig goed, dat aan [benadeelde 2] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door die [benadeelde 2] op/tegen de (rechter)borst te slaan/stompen en onverhoeds in die personenauto te stappen en daarmee weg te rijden;

7.hij op 30 november 2021 te [plaats] en elders in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuit-/spraybus pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen heeft gedragen;

8. primairhij op 30 november 2021 te [plaats] , [plaats] , [plaats] en elders in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, type 535 X drive, gekentekend [kenteken 2] ), daarmee rijdende op onder meer de wegen de [adres] A4, A9 en N205 en de [adres] , de [adres] , de kruising van de [adres] en de [adres] , de [adres] , de [adres] , de [adres] en de [adres] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door (terwijl hij een stopteken van de politie negeerde)

- op de vluchtstrook te rijden en te blijven rijden terwijl op beide rijstroken verkeer aanwezig was en te rijden met een snelheid van minimaal 180 kilometer per uur waar 100 kilometer per uur was toegestaan en

- te rijden met een snelheid van 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur was toegestaan en tegen het verkeer in te rijden om andere voertuigen in te halen en

- binnen de bebouwde kom – terwijl zich links en rechts van de weg voetgangers bevonden en er verschillende uitritten en kruisende straten waren en er slecht zicht was op de kruisende straten – zonder snelheid te minderen te blijven rijden en meerdere kruispunten over te rijden en

- geen voorrang te verlenen aan verkeer van rechts en

- voertuigen die stonden te wachten voor een rood verkeerslicht links in te halen en het rode verkeerslicht te negeren zonder veel snelheid te minderen en

- ( wederom) tegen het verkeer in te rijden waardoor tegemoetkomend verkeer stil moest gaan staan en

- met hoge snelheid achter voertuigen aan te rijden waardoor deze moesten uitwijken en

- een fietspad en voetpad op te rijden,

door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van poging tot moord.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2°.

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

verduistering.

Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:

diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.

Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Het onder 8 primair bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van het voorarrest.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de proceshouding van verdachte. De raadsvrouw heeft verder verzocht om voor wat betreft de hoogte van de straf aansluiting te zoeken bij de ter terechtzitting in hoger beroep voorgehouden uitspraken.

Oordeel van het hof

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde het volgende overwogen.

De ernst van het bewezenverklaarde

Het zwaartepunt van deze zaak ligt bij verdachtes betrokkenheid bij de schietpartij in [plaats] . Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen (…) plegen van een poging tot moord. Op klaarlichte dag zijn er op een parkeerplaats bij een winkelgebied in het centrum van [plaats] met een pistoolmitrailleur meerdere kogels op het slachtoffer afgevuurd. Hoewel de achtergrond van de schietpartij onduidelijk is gebleven omdat geen van de betrokkenen daarin inzicht heeft willen geven, heeft het er sterk de schijn van dat deze poging tot moord een afrekening in het criminele milieu is geweest en heeft daarom te gelden als een poging tot liquidatie. Liquidaties en pogingen daartoe, temeer als die overdag en in de publieke ruimte plaatsvinden, hebben een ontwrichtende invloed op de samenleving en zorgen voor veel onrust, afschuw en angst. Het belang om tegen dit nietsontziende geweld ferm op te treden is groot en evident.

Het slachtoffer van de poging tot liquidatie werd in zijn been, arm en bil geraakt. Hij is tweemaal aan zijn verwondingen geopereerd en heeft zo’n twee weken in het ziekenhuis verbleven. Hij heeft nadrukkelijk geen aangifte willen doen en heeft zeer spaarzaam verklaard. Wel heeft hij bij monde van zijn advocaat laten weten dat hij nog altijd pijn heeft aan zijn been en daarvan hinder ondervindt. Dat er bij hem geen vitale lichaamsdelen zijn geraakt, is een wonder te noemen. Dat er geen toevallige passanten zijn geraakt, is dat ook. In dit drukbezochte winkelgebied zijn immers meerdere kogels afgevuurd, die naast het slachtoffer verschillende voertuigen hebben geraakt dan wel op straat zijn terechtgekomen. Verdachte en de schutter hebben door hun handelen laten blijken roekeloos en meedogenloos te zijn.

Verdachte heeft zich daarnaast aan nog zes misdrijven en één overtreding schuldig gemaakt. Zo heeft hij verschillende voertuigen gestolen dan wel verduisterd, waarbij hij in een geval ook geweld heeft gebruikt. Hij geeft daarbij dus geen blijk van enig respect voor het verschil tussen mijn en dijn. Ook heeft hij zich als bestuurder van zo’n gestolen voertuig levensgevaarlijk in het verkeer gedragen door onder meer met enorme snelheden, door rood licht en tegen het verkeer in te rijden. Om koste wat kost aan de politie te ontkomen, heeft verdachte enorme risico’s voor andere weggebruikers genomen waarvan de gevolgen niet te overzien hadden kunnen zijn. Verdachte lijkt enkel uit eigenbelang te handelen.

Het hof sluit zich aan bij deze overweging.

De persoon van verdachte

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2025. Daaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogens- en verkeersdelicten. In Nederland is verdachte niet eerder veroordeeld ter zake van een levensdelict of overtreding van de Wet wapens en munitie. Ook houdt het hof rekening met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is weinig bekend. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat het leven van verdachte sinds zijn aanhouding stilstaat. Verdachte heeft een jonge dochter die in Polen woont en zijn moeder is ongeneeslijk ziek.

De rechtbank heeft verder het volgende overwogen.

De op te leggen straf

Enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een forse duur doet recht aan de aard en ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven en de met strafoplegging na te streven doelen van enerzijds vergelding en anderzijds beveiliging van de maatschappij. Met de strafoplegging in deze zaak beoogt de rechtbank bovendien anderen ervan te weerhouden over te gaan tot het plegen van dergelijke misdrijven. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte daarvan acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken voor pogingen tot moord zijn opgelegd. Dat verdachte dit misdrijf op klaarlichte dag in een winkelgebied en tussen het winkelend publiek heeft gepleegd, is voor de rechtbank strafverzwarend.

Het hof sluit zich aan bij deze overweging van de rechtbank.

Het hof zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van een gelijke duur als die het aan degene die als schutter bij het onder 1 en 2 bewezenverklaarde betrokken was, zal opleggen. Weliswaar heeft verdachte zich, anders dan die medepleger, naast voornoemde feiten ook aan andere ernstige strafbare feiten schuldig gemaakt, maar daar staat tegenover dat verdachte deels verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen door een deels bekennende proceshouding aan te nemen, overigens nadat hij door de politie werd geconfronteerd met duidelijke onderzoeksresultaten.

Alles afwegende acht het hof, net als de rechtbank, het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Vordering

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 749,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.

Oordeel van het hof

De verdediging heeft de vordering tot schadevergoeding niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5B bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 749,79. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Vordering

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.500,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij proceskosten van in totaal € 50,00 gevorderd.

De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Uit de medische onderbouwing volgt dat bij de benadeelde partij al sprake was van een bepaalde vorm van psychische problematiek. Het is onduidelijk wat de invloed van het onder 6 bewezenverklaarde feit hierop is geweest, dus hierover zal nader debat tussen de partijen moeten plaatsvinden

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft pas na drie maanden aangegeven dat hij last heeft van het onder 6 bewezenverklaarde, terwijl hij korter na het feit al bij de huisarts is geweest voor andere klachten. Daarnaast heeft de benadeelde partij op de derde afspraak bij de huisarts aangegeven dat sprake is geweest van bedreiging met een vuurwapen, terwijl dit niet uit het dossier blijkt.

Oordeel van het hof

Immateriële schadevergoeding

In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:

2.4.5. Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.

Naar het oordeel van het hof staat de vordering in voldoende rechtstreeks verband met het onder 6 bewezenverklaarde feit en is de vordering ook voldoende onderbouwd.

Ter onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding heeft de benadeelde partij medische verklaringen overgelegd. In de verklaringen komen weliswaar meerdere omstandigheden aan de orde die hebben bijgedragen aan trauma- en stressgerelateerde klachten van de benadeelde partij, maar vanaf het eerste consult bij de huisarts staat met name het bewezenverklaarde feit centraal. Beschreven wordt dat de benadeelde partij PTSS-klachten heeft, bestaande uit angst, meerdere dromen per week over de diefstal en flashbacks. De benadeelde partij is er tijdens een van de zittingen bovendien achter gekomen dat verdachte ook in verband wordt gebracht met een poging tot liquidatie. Dit heeft de benadeelde partij nog angstiger gemaakt, aangezien er poststukken in de gestolen auto lagen waarop het adres van de benadeelde partij stond. De benadeelde partij is vanwege zijn psychotraumatische klachten doorverwezen naar de GGZ, waarbij is opgemerkt dat een EMDR-behadeling geïndiceerd lijkt.

Gelet op het voorgaande acht het hof voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte. Om die reden heeft hij aanspraak op immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,00. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat in de weggenomen auto van de benadeelde partij goederen lagen die van grote emotionele waarde voor hem waren. Ook betrekt het hof bij de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding dat de benadeelde partij op enig moment heeft vernomen dat degene die zijn auto heeft gestolen, verdacht wordt van een poging tot liquidatie. Dit heeft blijkens de overgelegde stukken bijgedragen aan de ernst van de klachten die de benadeelde partij van het feit heeft ondervonden.

Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van

€ 1.000,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.

Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Proceskosten

De benadeelde partij heeft € 50,00 aan reiskosten gevorderd. Deze kosten heeft de benadeelde partij gemaakt omdat hij bij de zitting van de rechtbank van 25 mei 2022 aanwezig is geweest en bij de rechter-commissaris als getuige is gehoord.

Ten aanzien van de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van de zitting van 25 mei 2022 overweegt het hof als volgt. In zijn arrest van 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:

2.4.1. Een redelijke uitleg van artikel 532 (voorheen artikel 592a) Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.7.3). Op grond van artikel 238 Rv komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon - dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) - wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet ook de in artikel 238 lid 1 Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij.

Uit het proces-verbaal van de zitting van 25 mei 2022 blijkt dat de advocaat van de benadeelde partij aanwezig is geweest bij de zitting. Aangezien de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een advocaat en aldus niet ‘in persoon’ heeft geprocedeerd, komt hem op grond van het bepaalde in artikel 238 leden 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – in onderlinge samenhang bezien – geen vergoeding voor reiskosten voor het bijwonen van de zitting toe. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.

Het verzoek om vergoeding van de reiskosten naar de rechtbank om door de rechter-commissaris als getuige te worden gehoord, wordt ook afgewezen. De benadeelde partij had een verzoek om vergoeding van die kosten bij de rechter-commissaris kunnen indienen. Dat hij dit niet (alsnog) heeft gedaan, maakt niet dat er sprake is van (rechtstreekse) schade die voor vergoeding in het strafproces in aanmerking komt.

Het hof zal de vordering tot vergoeding van de proceskosten aldus afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 289, 310, 311, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 9 tenlastegelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 749,79 (zevenhonderdnegenenveertig euro en negenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 749,79 (zevenhonderdnegenenveertig euro en negenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 november 2021.

Aldus gewezen door

mr. G.A. Versteeg, voorzitter,

mr. L.T. Wemes en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,

en op 9 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

BIJLAGE

De hieronder weergegeven bewijsmiddelen (Voetnoot 1) worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Feiten 1 tot en met 3

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 december 2021, opgenomen op pagina 769 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:

A: Ik ben de chauffeur geweest. Ik moest alles regelen, hiermee bedoel ik de bike.

A: Ik ben naar [plaats] gereden. Ik had via de telefoon een opdracht gekregen dat ik naar [plaats] moest rijden. Ik moest daar een adres in de gaten houden. Daar woonde het slachtoffer. Het was een woning in het centrum. Ik moest kijken of daar een Skoda voor de deur stond. Ik ben daarna nog een paar keer naar [plaats] gereden. Ik moest kijken hoe hij zich bewoog, met welke auto hij rijdt, wanneer en zo. Ik moest weten wie hij was en wat hij deed.

A: Ik heb een kenteken gestolen. Deze kentekenplaat heb ik op de gestolen auto gezet. Ik ben op internet gaan zoeken via de telefoon van [naam] . Ik heb toen een motor gevonden via Facebook. Ik heb via Facebook Messenger contact opgenomen met de verkoper van de motor. Ik ben toen met [naam] naar [plaats] gereden. Ik heb toen de motor van die meneer en ook zijn helm meegenomen.V: Dit is niet de motor die wij hebben aangetroffen.A: Ik heb schade gereden en heb toen een nieuwe motor gestolen. Ik heb de motor uit [plaats] ergens neergezet, ongeveer 200 meter van de plek waar ik de motor heb gestolen.

A: Via een sms hoorde ik dat ik naar de [adres] moest komen bij een rotonde. Ik kom aanrijden en zie dat daar een man staat met een rugzak. Ik wist dat hij dat moest zijn. Het was een Poolse man. Hij zei ga naar de Poolse supermarkt in [plaats] . Hij vertelde dat wij moesten zoeken naar een zwarte BMW welke in de buurt was van de Poolse supermarkt in [plaats] . Wij komen aan bij de parkeerplaats bij de Poolse supermarkt. Die schutter loopt een beetje rond en is een beetje aan het zoeken. Op een gegeven moment zag de schutter de zwarte BMW aan komen rijden. Hij zag dat degene die hij moest hebben als bijrijder in de BMW zat. De schutter zette ik bij de Kruidvat af, hij zei tegen mij rij iets verder en blijf daar wachten. Het duurde toen nog ongeveer 5 minuten. Ik hoorde toen ineens vier schoten, dus ik wist dat de schutter had gedaan wat hij moest doen. De schutter komt heel rustig aanlopen en was boos op mij dat ik verderop stond.

A: Ik ben naar [plaats] gereden. Ik ben naar de [adres] gegaan. De schutter heeft van kleding gewisseld. Daarna heeft hij zijn kleding in brand gestoken achter een schuurtje. Hij heeft zijn tas in de bosjes gelaten, in de buurt van de motor. Ik heb mijn helm iets verderop weggelegd.

V: Waar hebben jullie de spullen gelaten?A: Hij heeft zijn tas in de bosjes gelaten, in de buurt van de motor. Ik heb mijn helm iets verderop weggelegd. V: Weet je waar de schutter het vuurwapen heeft achtergelaten?A: In de rugzak. Hij heeft hem met rugzak en al dicht bij de motor in de bosjes gelegd.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 december 2021, opgenomen op pagina 791 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:

A: Ik kreeg rond half 11 het bericht dat ze de schutter gingen brengen. Ik vertelde dat ik in [plaats] was. Ik kreeg de opdracht dat ik bij de rotonde op de [adres] moest staan. Ik ben naar de rotonde gegaan met de motor. Ik heb de schutter bij de rotonde opgepikt. Hij had een rugzak bij zich, ik denk dat de inhoud van die rugzak verboden was.V: Ik moest op de hoek wachten, op de [adres] . Ik hoorde trrr, trrr, trrr. Ik ben toen iets verder doorgereden naar ongeveer voor de Kruidvat. Hier is hij toen bij mij opgestapt.A: Vanaf 12.30 uur op 5 oktober 2021 ben ik tot 6 oktober 2021 tussen 07.00 à 07.30 uur in [plaats] gebleven. Ik moest hem terugbrengen naar [plaats] , dat was voor mij het einde van de klus. De schutter is toen bij mij gebleven.V: Waar zijn jullie in [plaats] gebleven?A: Een beetje hier, een beetje daar.

3. De door verdachte ter zitting van 18 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik moest iemand in de gaten houden, langs zijn woning rijden en nagaan welke auto hij rijdt.

U, voorzitter, vraagt mij wat ik te maken heb met hetgeen er op 5 oktober 2021 in [plaats] is gebeurd. Ik was de bestuurder van de motor. Ik kreeg een sms waarin stond dat ik iemand moest ophalen bij een rotonde aan de [adres] in [plaats] . Ik wist dat ik een schutter zou ophalen.

Ik ben de motorrijder die te zien is op de camerabeelden van cafetaria [naam] in [plaats] . Die motor had ik gestolen. Ik wachtte op de bijrijder en ben daarna naar [plaats] vertrokken. Op 6 oktober 2021 zijn de schutter en ik naar [plaats] gegaan.

Het klopt dat ik tussen 1 en 2 oktober 2021 in [plaats] de motorfiets van aangever [benadeelde 3] heb gestolen.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2021, opgenomen op pagina 1546 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Verdachte [verdachte] maakte gebruik van nummer [telefoonnummer 1] .Locaties 22 september 2021 [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ):Die dag verplaatst de telefoon zich vanuit [plaats] naar [plaats] . Op de dagen erna wordt meerdere malen de route [plaats] - [plaats] afgelegd, in [plaats] worden Cell-ID’s gebruikt die op korte afstand van de [adres] te [plaats] staan. Dat is het woonadres van slachtoffer [slachtoffer] .

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van terbeschikkingstelling politiegegevens artikel 9 Wet politiegegevens (WPG) van 29 november 2021, opgenomen op pagina 1020 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Historische verkeersgegevens [telefoonnummer 1] .Op 22, 23, 24, 26, 27 en 30 september 2021 blijkt het telefoonnummer contact te maken met masten in [plaats] .

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 oktober 2021, opgenomen op pagina 1407 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [benadeelde 3] :

Ik ben eigenaar van een motorfiets van het merk Suzuki, type Gsx 600 f, rood van kleur, voorzien van kenteken [kenteken 1] . Op 1 oktober 2021 heb ik de motorfiets nog geparkeerd zien staan aan de [adres] te [plaats] . Ik heb de motorfiets afgesloten middels het stuurslot. Toen ik op 2 oktober 2021 de motorfiets in gebruik wilde nemen, zag ik dat deze was weggenomen.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 1288 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [naam] :

Op 5 oktober 2021 omstreeks 12.15 uur was ik te [plaats] . Ik had zicht op het pleintje gelegen aan de [adres] . Ik zag dat er een motor stopte. Ik zag dat het een rode motor betrof. Ik zag dat er twee personen op de motor zaten. Zij waren volledig in het zwart gekleed. Zij hadden beide een zwarte integraalhelm. Ik zag dat de persoon die achterop zat van de motor afstapte. Ik zag dat hij wat rondjes heen en weer liep. Ik zag dat hij in de richting van de oude bibliotheek liep. Ik zag dat de persoon op de motor achter hem aan reed.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 1212 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [getuige 1] :

Ik bevond mij vandaag, 5 oktober 2021, te [plaats] . Op enig moment hoorde ik harde knallen. Links zag ik een man naar de grond gaan. Rechts van deze persoon zag ik twee personen staan, waarvan [ik] de mij meest in het oog springende persoon met een vuurwapen in zijn hand zag staan en op de man schieten die naar de grond was gegaan. Ik kan de verdachte met het vuurwapen als volgt omschrijven: een man. Ik zag dat hij een zwarte helm op zijn hoofd droeg. Ik zag dat zijn ogen afgedekt waren. Zoals ik het gezien heb, kan ik zeggen dat het eruit zag alsof de verdachte met het vuurwapen wist waar hij mee bezig was en doelbewust richtte en schoot op het slachtoffer. Toen ik het geluid van knallen hoorde, meende ik een zestal knallen te hebben gehoord. Ik hoorde de knallen kort achter elkaar komen. Toen ik ging kijken, hoorde ik weer een tweetal schoten.

9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 1045 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 5 oktober 2021 omstreeks 12:23 uur kregen wij een melding dat er een schietpartij had plaatsgevonden te [plaats] . Omstreeks 12:43 uur kwamen wij ter plaatse. Ik zag dat een mannelijk slachtoffer op de grond lag met een wond op zijn rechterbeen. Ik hoorde de collega van de 2214 aan het slachtoffer vragen wat er precies was gebeurd. Ik hoorde het slachtoffer hierop zeggen: “pfiew pfiew pfiew”. Slachtoffer: [slachtoffer] .

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 1047 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 5 oktober 2021 zag ik slachtoffer [slachtoffer] op de grond liggen. Ik hoorde dat hij in zijn arm, been en rechterbil was geraakt. Ik zag bloed op de kleding van [slachtoffer] . Ik knipte de kleding open om de wonden te bekijken. Ik zag dat de wonden open lagen.

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 1043 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 5 oktober 2021 omstreeks 12:28 uur kwam ik ter plaatse op [adres] te [plaats] . Betrokkene [naam] verklaarde dat hij gehoord had dat de motor welke gebruikt was tijdens de schietpartij voorzien was van het kenteken [kenteken 1] .

12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ) van 16 oktober 2021, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :

Het betrof een openbare parkeerplaats achter een winkelcentrum. Wij zagen dat in de noordwestelijke hoek van de parkeerplaats twee voertuigen geparkeerd stonden. Het voorste voertuig betrof een personenauto van het merk Seat. Het achterste voertuig betrof een personenauto van het merk BMW. Wij zagen in de rechterzijkant van de BMW vier schotbeschadigingen. Aan de achterzijde van de Seat zagen wij dat de ruit was verbrijzeld. In deze ruit zagen wij een schotbeschadiging met in het verlengde van deze beschadiging beschadigingen in de rugleuning van de achterbank en het zijpaneel links ter hoogte van de achterbank. In de achterlichtunit zagen wij een schotbeschadiging. Links van de voertuigen, voor de woningen, zagen wij een snorfiets staan. Wij zagen in de rechterzijkap een schotbeschadiging.

De volgende sporendragers werden veiliggesteld:SIN: AAPH1998NL

Object: Munitie (Mund Huls)

Bijzonderheden: Huls aangetroffen in gras

SIN: AAPE3453NL

Object: Munitie (Mund Huls)

Bijzonderheden: Aangetroffen in gras

SIN: AAOA0770NL

Object: Munitie (Mund Huls)

Bijzonderheden: Huls uit gras

SIN: AAPE3452NL

Object: Munitie (Mund Projectiel)

Bijzonderheden: Aangetroffen bij scooter

SIN: AAPE3447NL

Object: Munitie (Mund Projectiel)

Bijzonderheden: Projectief aangetroffen onder Seat

13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig (Seat [kenteken 5] ) van 19 november 2021, opgenomen op pagina 189 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 12 oktober 2021 heb ik in een onderzoeksruimte van de Forensische Opsporing Midden-Nederland een onderzoek verricht aan een voertuig. Het voertuig was geraakt door meerdere projectielen nadat op de openbare weg, de [adres] te [plaats] op 5 oktober 2021 een schietincident was voorgevallen. Ten tijde van het plaats delict onderzoek was geconstateerd dat aan de achterzijde van het voertuig schade was ontstaan ten gevolge van projectielen. Het voertuig was overgebracht naar het politiebureau op genoemde locatie voor verder onderzoek.

De volgende sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:

SIN: AAPE3412NL

Object: Munitie (Mund Projectiel) Bijzonderheden: Seat achterlicht links

14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 oktober 2021, opgenomen op pagina 1086 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Ik bekeek de camerabeelden van cafetaria [naam] te [plaats] van 5 oktober 2021.Zicht op het [adres] :11:56:11 uur: Boven in beeld komt een rode motor met twee personen erop het beeld in rijden.12:19:26 uur: Zwarte BMW rijdt over het [adres] richting perceel [adres] .12:22:10 uur: [gebruikersnaam 1] komt in beeld.12:23:22 uur: [gebruikersnaam 1] komt weer in beeld. Hij heeft zijn rechterhand in de grote schoudertas zitten. [gebruikersnaam 1] begint te rennen.Zicht op het [adres] :12:23:33 uur: De rode motor komt met [gebruikersnaam 2] als bestuurder langs rijden vanaf de doorgang van het [adres] bij het Kruidvat richting de Albert Heijn.12:23:57 uur: [gebruikersnaam 1] loopt vanaf de doorgang naar het [adres] bij het Kruidvat richting de Albert Heijn.

15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 1118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 5 oktober 2021 vernam ik dat er een motor was aangetroffen op de [adres] in [plaats] . Naast de woning aan de [adres] zag ik een rode motor staan. De motor was gekentekend [kenteken 1] . De bewoner van de [adres] gaf mij aan dat zij die middag had gezien dat de motor neergezet was door twee mannen.

16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2022, opgenomen op pagina 1637 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 5 oktober 2021 omstreeks 12:43 uur is op de bewakingsbeelden van [adres] te zien dat de vluchtmotor wordt geparkeerd op de [adres] en dat er twee personen in de richting van de [adres] lopen.

17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ) van 9 oktober 2021, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 8 oktober 2021 zag ik een wapen tussen de struiken liggen.Object: Vuurwapen. SIN: AAPE3480NL.

18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2021, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

SIN: AAPE3480NL (pistoolmitrailleur).Wapen: automatisch vuurwapen, merk CZ.Categorie: II sub 2.Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistoolmitrailleur, merk CZ, model VZ 26, kaliber 7.62x25mm.SIN: AAPE3759NL en AAPE3758NL.Munitie: 7 scherpe patronen, kaliber 7.62x25 mm.Categorie: III.

19. Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats] op 5 oktober 2021 van 19 november 2021, opgenomen op p. 274 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:

SIN Omschrijving AAOA0770NL Munitie (huls)

AAPE3412NL Munitie (Projectiel)

AAPE3447NL Munitie (Projectiel)

AAPE3452NL Munitie (Projectiel)AAPE3453NL Munitie (huls)AAPH1988NL Munitie (huls)AAPE3480NL VuurwapenAAPE3758NL MunitieAAPE3759NL Munitie (kogelpatroon)

Patronen [AAPE3758NL en -59NL]De zes patronen [AAPE3758NL] zijn voorzien van bodemstempels. Gezien deze bodemstempels en de afmetingen zijn de patronen van het kaliber 7,62mm Tokarev.De patroon [AAPE3759NL] is voorzien van hetzelfde bodemstempel als de huls [AAOA0770NL]. In het slaghoedje is een lichte indruk van een slagpin waargenomen, die past bij het vuurwapen [AAPE3480NL].

Conclusie: Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de verschoten munitiedelen zijn verschoten met het vuurwapen [AAPE3480NL].

HulzenVoor elk van de drie hulzen [AAOA0770NL, AAPE3453NL en AAPH1988NL], kaliber 7,62mm Tokarev, en vuurwapen [AAPE3480NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd: Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

Kogels en kogelmanteldeelVoor elk van de twee kogels [AAPE3447NL en -52NL] en het kogelmanteldeel [AAPE3412NL], die het best passen bij het kaliber 7,62mm Tokarev, en vuurwapen [AAPE3480NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:Hypothese 3: De kogel of het kogelmanteldeel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.Hypothese 4: De kogel of het kogelmanteldeel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen. De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.

Verbale term Ordegrootte bewijskracht ongeveer even waarschijnlijk 1-2iets waarschijnlijker 2-10waarschijnlijker 10-100veel waarschijnlijker 100-10.000zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000extreem veel waarschijnlijker > 1.000.000

20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2022, opgenomen op pagina 1573 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 18 januari 2022 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 1] werd aangehouden in een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Bij zijn aanhouding werd hij aangetroffen in bed. Onder het kussen waar hij op sliep werd een telefoon aangetroffen. Om het telefoonnummer van deze telefoon te achterhalen, belde ik met het toestel op woensdag 19 januari 2022 omstreeks 09:06 uur het alarmnummer 112. Ik hoorde van de centralist van de meldkamer dat het nummer waarmee ik belde het telefoonnummer [telefoonnummer 2] betrof.

Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] bleek als contact ‘ [plaats] ’ in de telefoon die onder [verdachte] in beslag werd genomen te staan.

21. De door medeverdachte [medeverdachte 2] ter zitting van 18 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

U, voorzitter, toont mij de foto onderaan op pagina 1179 van het procesdossier (het hof overweegt dat op deze foto de persoon staat die in bewijsmiddel 22 wordt aangeduid als [gebruikersnaam 4] ). Ik ben de persoon die daarop rechts in beeld te zien is, met een capuchon op en een telefoon in mijn hand. Op 5 oktober 2021 was ik daar in de buurt. Ik was op die dag ook in [plaats] . Ik heb daar bij de Action handschoenen gekocht. Ik heb medeverdachte [verdachte] gebeld en hem gevraagd wat hij aan het doen was. Een uur later heb ik hem gezien in [plaats] . Ik was vanuit [plaats] naar [plaats] gereden. Het kan kloppen dat ik de sites heb bekeken die u, voorzitter, mij voorhoudt. Medeverdachte [medeverdachte 1] ken ik.

22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2022, opgenomen op pagina 1637 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

In het onderzoek was bekend dat de vluchtmotor, welke bij de poging liquidatie in [plaats] was gebruikt, werd achtergelaten op de [adres] te [plaats] . In die directe omgeving werden de beelden veiliggesteld van de volgende locaties welke, ter verduidelijking, op onderstaande kaart staan afgebeeld. De afstand tussen de camera B en camera C betreft ongeveer 200 meter wat in de praktijk ongeveer 1, hooguit 2 minuten, lopen is.

Locatie A: [adres] te [plaats]

Locatie B: [adres] te [plaats] (B1-voor en B2-achterzijde)

Locatie C: [adres] te [plaats]

Locatie 1: Locatie vluchtmotor

Locatie 2: Locatie speeltuin in steeg

Locatie 3: Locatie aangetroffen verbrande kleding

Camera A: Op dinsdag, 5 oktober 2021 omstreeks 12:43 uur, is op de bewakingsbeelden van [adres] te zien dat de vluchtmotor wordt geparkeerd op de [adres] en dat er twee personen in de richting van de [adres] lopen. Hierbij is te zien dat de voorste persoon zijn helm af doet, in zijn linkerhand vasthoud, en rechts de hoek omloopt in de richting van de vaart. Deze persoon heeft een blanke huidskleur, draagt een grijze broek en heeft een donkerkleurige jas aan. De verdachte [verdachte] verklaarde in zijn verhoor, opgemaakt onder MD2R021145-64, dat hij de bestuurder was van de motor en een grijs trainingspak aan had.

Op de bewegende beelden is te zien dat de tweede persoon, hierna te noemen [gebruikersnaam 3] , welke achter [verdachte] aanloopt, overeenkomsten heeft met de schutter welke in [plaats] werd vastgelegd op beveiligingsbeelden aldaar.

Camera B1: Om 12:51 uur, loopt [verdachte] met een tweede persoon, hierna te noemen [gebruikersnaam 4] , terug richting de vaart. [gebruikersnaam 4] loopt met vermoedelijk een mobiele telefoon in zijn rechterhand. [gebruikersnaam 4] draagt donkerkleurige schoenen, een licht blauwkleurige spijkerbroek en zwarte jas met capuchon.

Camera A: Om 12:52 uur zijn dezelfde personen, [verdachte] en [gebruikersnaam 4] , in beeld te zien en lopen richting de vaart.

Camera A: Ongeveer 1 minuut later, om 12:53 uur, komt [gebruikersnaam 4] weer in beeld vanaf de vaart en loopt op de [adres] richting de lagere nummers/ [adres] .

Camera B1: Om 12:53 is [gebruikersnaam 4] te zien welke verder loopt in de richting van de [adres] . [gebruikersnaam 4] is constant met vermoedelijk een telefoon bezig. Op zijn jas is op zijn linkermouw, ter hoogte van zijn schouder, een wit teken zichtbaar.

Camera B1: Ongeveer 5 minuten later, om 12:58 uur, loopt [gebruikersnaam 4] weer richting de vaart. [gebruikersnaam 4] draagt in zijn linkerhand een blauwe plastic Albert Heijn tas.

Camera A: Om 12:58 uur loopt [gebruikersnaam 4] verder richting de vaart. Het witte teken op zijn linkermouw is dit keer duidelijker zichtbaar.

Camera A: Ongeveer 3 minuten later, om 13:01 uur loopt [gebruikersnaam 4] weer weg vanaf de vaart in de richting van de [adres] . [gebruikersnaam 4] lijkt zijn hand op te steken naar [verdachte] welke enkele seconden later in beeld verschijnt en naar de motor loopt.

Camera B1: Om 13:01 uur is [gebruikersnaam 4] te zien dat hij verder op de [adres] loopt in de richting van de [adres] . [gebruikersnaam 4] komt hierna niet meer in beeld.

Camera C: Om 13:34 uur is te zien dat [gebruikersnaam 3] loopt in de richting van [huisnummer] en blijft daar enkele seconden heen en weer lopen. Te zien is dat [gebruikersnaam 3] een donkerkleurige trainingsjack, blauwe trainingsbroek en blauwe sportschonen draagt. [gebruikersnaam 3] draagt in zijn linker hand een blauwe Albert Heijn tas. [verdachte] komt na 9 seconden ook het park uitgelopen.

Camera C: Om 13:35 uur is te zien dat [gebruikersnaam 3] en [verdachte] samen weer terug lopen over het fietspad in de richting van de [adres] .

Camera B1: Ongeveer 1 minuut later, om 13:36 uur, loopt eerst [verdachte] en enkele seconden later [gebruikersnaam 3] in beeld. [gebruikersnaam 3] heeft geen blauwe Albert Heijn tas meer in zijn hand.

23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, opgenomen op pagina 1007 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant R876:

Op 19 oktober 2021 werd er binnengetreden en een doorzoeking uitgevoerd in de woning op het adres [adres] te [plaats] . In de woning bevonden zich

vier mannen van Poolse afkomst te weten:

(…)

[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [plaats] te Polen.

In de woning bleek een slaapkamer in gebruik bij [medeverdachte 2] . In de slaapkamer waar [medeverdachte 2] verbleef werden onder andere onderstaande goederen aangetroffen en in beslag genomen:

Goednummer Omschrijving

MID68.01 .01 .008 Samsung SM-G986B

Uit onderzoek aan de Samsung telefoon type SM-G986B naar bezochte websites door [medeverdachte 2] blijkt hij onder meer de volgende websites te hebben bezocht:

- [112 plaats] ;

- Weersverwachting in [plaats] ;

- Crimesite in relatie tot een poging liquidatie in [plaats] ;

- Hart voor Nederland in relatie tot een schietpartij in het centrum van [plaats] ;

- Marktplaats in relatie tot een advertentie van een Kawasaki motor.

[plaats] / [plaats]

Op 27 september 2021 te 17.19 uur wordt de website ' [112 plaats] ' benaderd met betrekking tot 112 meldingen in [plaats] ;

https:// [112 plaats] .nl/

Op 02 oktober 2021 te 08.43 uur wordt de website 'weeronline' benaderd met betrekking tot de weersverwachting voor de komende 48 uur in [plaats] ;

https://www.weeronline.ni/Europa/Nederland/ [plaats] /4057605/weersverwachting-48uur

Op 05 oktober 2021 tussen 16.04 en 16.06 uur worden de volgende websites 'Crimesite' en 'Hart van Nederland' benaderd met betrekking tot de poging liquidatie in het centrum van [plaats] ;

https://www.crimesite.nl/

https://www.hartvannederland.nl/

https://www.hartvannederland.nl/nieuws/misdaad-1 12/schietpartij-in-centrum- [plaats] -klopjacht-op-schutter

Op 15 oktober 2021 te 16.51 uur wordt de website 'Crimesite' benaderd met betrekking tot de column 'Schietpartij [plaats] was liquidatiepoging';

https://www.crimesite.nl/schietpartij- [plaats] -was-liquidatiepoging/

Motorfiets Kawasaki

Op 30 september 2021 te 23.47 uur wordt de website 'Marktplaats' benaderd met betrekking tot een advertentie van een motor van het merk Kawasaki type Z900;

[link advertentie]

Op 01 oktober 2021 te 10.10 uur wordt de website 'Marktplaats' benaderd met betrekking tot een motor van het merk Kawasaki type Z900;

[link advertentie]

Screenshot [plaats] 5 oktober 2021

In de Samsung telefoon type SM-G986B goednummer MID68.01 .01 .008 van [medeverdachte 2] werd een 'screenshot' aangetroffen die gemaakt is op zijn eigen telefoon. Dit blijkt uit de map waarin deze screenshot werd opgeslagen namelijk de map DCIM/Screenshots/ [bestandsnaam] .

Uit deze screenshot valt op te maken dat op 05 oktober 2021 te 11.29 uur de contactenlijst werd geraadpleegd, vermoedelijk om ene ' [naam] ' te bellen met het mobiele nummer [telefoonnummer 3] . Door deze handeling werd zeer waarschijnlijk de actieve routenavigatie van Google Maps verkleind weergegeven en hierbij, al dan niet per ongeluk, een screenshot gemaakt. Uit dit navigatievenster valt op te maken dat de telefoon zich op 05 oktober 2021 te 11.29 uur op de [adres] bevond. Uit onderzoek blijkt dat de [adres] zich in [plaats] bevindt. Op de afbeelding staat verder nog een tekentje van een rotonde met pijltje die aangeeft, dat er over 350 meter bij een rotonde rechtdoor gegaan moet worden. Verder valt op te maken dat de 'tijd tot de eindbestemming' 11.38 uur is. Dit betekent dat gezien vanaf de locatie waar de telefoon zich op dat moment bevond het nog negen (9) minuten rijden was.

24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022, opgenomen op pagina 1659 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Na een aanvullend buurtonderzoek werd er op vrijdag, 8 oktober 2021, een pistoolmitrailleur aangetroffen in de bosschages nabij de locatie van de vluchtmotor op de [adres] te [plaats] .

Foto uit telefoon [medeverdachte 2]

Uit het proces-verbaal terbeschikkingstelling, van onderzoek 26Lechlade, werd er een zelfde soort/type pistoolmitrailleur, als afbeelding, uit de telefoon van de verdachte [medeverdachte 2] verkregen. Deze telefoon werd in open stand aangetroffen onder de verdachte [medeverdachte 2] tijdens een doorzoeking op de [adres] te [plaats] . Deze doorzoeking vond plaats op 19 oktober 2021.

Op deze foto was een pistoolmitrailleur zichtbaar welke exacte dezelfde kenmerken had als de pistoolmitrailleur welke in [plaats] werd aangetroffen in de bosschages. De foto werd op 29 augustus 2021 omstreeks 13:21 uur gemaakt en geregistreerd in de telefoon. De pistoolmitrailleur lag op een keukenblad welke zeer grote gelijkenis vertoonde met het keukenblok op de [adres] te [plaats] .

Op de foto was ook een voet zichtbaar met een slipper. Onder de verdachte [medeverdachte 2] werden, in het cellencomplex, soortgelijke slippers aangetroffen. De slippers toonde zeer grote gelijkenis met de slipper zichtbaar op bovenstaande foto. Tevens werden er in het telefoontoestel foto's aangetroffen waarbij [medeverdachte 2] , zogenaamde selfies maakte, waarbij soortgelijke slippers zichtbaar waren.

Vergelijking

Op de foto van de pistoolmitrailleur, uit de telefoon van [medeverdachte 2] , waren exact dezelfde kenmerken en ook dezelfde beschadigingen zichtbaar. Hieronder is op beide afbeeldingen de schade zichtbaar aan de linkerzijde van het merkje/label van de pistoolmitrailleur. De onregelmatigheid en roodkleurige strepen zijn op beide afbeeldingen duidelijk zichtbaar.

25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2022, met documentcode MD2R021145-328, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Handschoenen

Door [medeverdachte 2] werden 4 handschoenen aangekocht in de Action. Deze twee paar handschoenen waren beide grijs van kleur maar verschilde in paar van groene bies en een rode bies.

In het onderzoek Lyricon werden de camerabeelden bekeken van cafetaria [naam] gevestigd aan het [adres] te [plaats] . Op de beelden was de schutter [medeverdachte 1] zichtbaar. Op de beelden is goed te zien dat [medeverdachte 1] grijze handschoenen droeg welke aan de binnenzijde (handpalmen) zwart/donker van kleur zijn. Deze handschoenen vertonen dezelfde kenmerken welke werden aangekocht door de verdachte [medeverdachte 2] bij de Action.

Feiten 4 tot en met 8

26. De door verdachte ter zitting van 18 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Het klopt dat ik op 26 september 2021 in [plaats] de motorfiets van aangever [benadeelde 1] heb weggenomen door niet terug te komen van de proefrit die ik met deze motorfiets maakte. Ik heb een paar dagen op deze motorfiets gereden en hem geparkeerd in [plaats] .

Ik zag dat de politie mij op 30 november 2021 achtervolgde, maar reed door omdat ik aan de politie wilde ontkomen. Het klopt dat ik op de vluchtstrook ben gaan rijden en daar veel te hard ben blijven rijden. Ik reed expres zo hard. Het klopt dat ik tegen het verkeer inreed. Ook alle andere verkeersgedragingen die mij worden verweten kloppen.

Het klopt dat ik bij mijn aanhouding op 30 november 2021 in [plaats] pepperspray in mijn zak had. Ik had deze pepperspray uit het buitenland gehaald.

Ik heb die Volkswagen op 23 november 2021 in [plaats] meegenomen. Die auto stond aan, ik stapte daarin en reed daarmee weg. Ik had daarvoor geen toestemming van de eigenaar. Ik heb die auto dus gestolen.

Ik heb die BMW op 27 november 2021 gepakt.

27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 september 2021, opgenomen op pagina 1415 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [benadeelde 1] :

Adres: [adres] [plaats] .Ik heb mijn motor te koop staan op Facebook. Op deze advertentie heeft vandaag iemand gereageerd waarmee ik vanavond heb afgesproken. Hij zou [naam] heten. Aan zijn profiel kon ik zien dat hij deze naam gebruikte. Hij vroeg of ik een helm had omdat hij een proefrit wilde maken, die heb ik hem gegeven. Hij is op mijn motor weggereden. Ik heb mijn motor meegegeven voor een testrit. Ik heb geen toestemming gegeven om mijn motor te laten verdwijnen.Voertuig: motor. Merk/type: Suzuki Rf 600r. Kenteken: [kenteken 3] . Object: helm. Kleur: zwart.

28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2021, opgenomen op pagina 1419 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 7 oktober 2021 [is] het gestolen voertuig voorzien van kenteken [kenteken 3] aangetroffen te [plaats] . Tevens wordt gesteld dat op 200 meter afstand van de plaats van aantreffen van de motor voorzien van kenteken [kenteken 3] een diefstal van een motor voorzien van kenteken [kenteken 1] had plaatsgevonden.

29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2021, opgenomen op pagina 3001 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [benadeelde 2] :

Plaats delict: [adres] , [plaats] .Op 23 november 2021 was ik in [plaats] . Mijn voertuig betreft een Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kenteken 4] . Omstreeks 14:28 uur stond ik naast mijn auto en kwam er een persoon aangelopen. Ik zag dat de man een rondje om mijn auto liep. Ik zag dat de man een rare beweging maakte. Ik zag dat zijn vuist tegen mijn rechterborst kwam. Voor ik het wist zag ik dat de man in mijn auto was gestapt. Ik zag dat man de deur dichttrok en heel hard wegreed. Ik besefte mij dat mijn iPhone in het voertuig lag. De goederen in mijn auto waren de volgende: tasje, pet, zonnebril van mij en mijn vrouw, speelgoed voor de kinderen, kinderzitje, kinderwagen, sjaal en kleren.

30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 november 2021, opgenomen op pagina 3008 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend verklaring van [getuige 2] :

Op 23 november 2021 rond 14.30 uur liep ik in [plaats] naar het station. Ik zag toen een man naar het slachtoffer bij de auto lopen en ik zag dat hij een rondje om de auto heen liep. Toen zag ik dat de man een duw gaf aan het slachtoffer en toen in de Volkswagen stapte en wegreed.

31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2021, opgenomen op pagina 2520 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Middels bureau Sirene van de nationale politie werd informatie van de politie te Duitsland verkregen omtrent de diefstal van de personenauto. Ik zag dat het voertuig op 28 november 2021 was weggenomen te [plaats] . Ik zag dat [verdachte] het voertuig had weggenomen door de autosleutels uit de woning van de eigenaar te pakken en vervolgens het voertuig mee te nemen.Voertuig: personenauto, BMW 535 X drive, kenteken [kenteken 2] .The vehicle owner: [benadeelde 4] , [naam] .

32. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris van 10 mei 2023, inhoudend als verklaring van [benadeelde 4] :

Ik zag dat mijn autosleutels weg waren en die van hem in onze kamer lagen. Op de parkeerplaats stond zijn voertuig met het Nederlandse kenteken. Ik wist niet of dat hij terug zou komen of dat hij weg zou blijven. Hij reageerde niet op mijn berichten.

33. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, opgenomen op pagina 2506 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :

Op 30 november 2021 namen wij positie in op de A4 links ter hoogte van de afrit [plaats] en zagen de gestolen BMW voorzien van Duits kenteken [kenteken 2] passeren. Wij zagen dat de BMW de A5 opreed. Wij reden direct achter de BMW. Wij zagen dat de BMW de vluchtstrook opreed en gas bijgaf. Wij hebben het stopteken en de optische en geluidssignalen aangezet en zijn de achtervolging met de BMW gestart. De BMW stopte niet voor het door ons gegeven stopteken. De BMW probeerde bij ons weg te rijden over de vluchtstrook. Wij reden 180 kilometer per uur en konden de BMW lastig bijhouden. Wij zagen dat de BMW op ons uitliep. De maximumsnelheid die geldt op de A5 is 100 kilometer per uur. Wij zagen dat het regende en dat door het opspattend water slecht zicht ontstond.Wij zagen dat de A5 uit twee rijstroken bestond. Wij zagen dat op zowel rijstrook 1 als 2 verkeer reed. Wij zagen dat de BMW de gehele tijd op de vluchtstrook bleef rijden. Wij zagen dat de BMW de A9 opreed. De BMW reed de N205 op. Wij zagen dat de BMW hier meerdere voertuigen rechts inhaalde. De BMW reed de [adres] op. Wij reden ongeveer met 130 kilometer per uur achter de BMW. De maximumsnelheid die daar geldt is 80 kilometer per uur. De BMW heeft ongeveer 3 keer tegen het verkeer ingereden om voertuigen in te halen. Wij zagen dat de BMW vervolgens reed richting [plaats] . Wij reden nog steeds met optische en geluidssignalen en stopteken aan achter de BMW door [plaats] . Wij reden in [plaats] de bebouwde kom binnen. Wij zagen dat er links en rechts van de weg voetgangers liepen. Wij zagen dat er rechts en links van de weg verschillende uitritten en kruisende straten waren. Wij zagen dat het zicht op de kruisende straten slecht was. Wij zagen dat de BMW hier geen snelheid minderde en zonder te remmen de kruispunten over reed. Wij reden 100 kilometer per uur en reden vlak achter de BMW. De BMW moest op de [adres] meerdere keren uitwijken voor verkeer wat van rechts kwam. De BMW stopte niet voor verkeer wat van rechts kwam en verleende dus geen voorrang. De BMW reed op de [adres] te [plaats] . Wij zagen dat de BMW op de kruising [adres] / [adres] door het rode verkeerslicht reed en deze negeerde. Wij zagen dat de BMW hierbij minimaal 3 auto's links inhaalde welke voor het rode verkeerslicht stonden te wachten. Wij zagen dat door de stilstaande voertuigen slecht zicht op het kruispunt was. Wij zagen dat de BMW zonder veel snelheid te minderen het kruispunt overstak. Wij reden nog steeds achter de BMW te [plaats] . De BMW reed de [adres] op. Het verkeer op de [adres] reed langzaam tot stilstaand. Hierop besloot de BMW aan de andere zijde van de middengeleider tegen het verkeer in te rijden. De BMW reed circa 50 meter tegen de richting in. Wij zagen dat het tegemoetkomend verkeer hierdoor moest gaan stilstaan. De BMW sloeg rechtsaf de [adres] op. Wij zagen dat op de [adres] meerdere voertuigen moesten uitwijken voor de BMW, omdat de BMW met hoge snelheid van achter aan kwam rijden. Wij zagen dat de BMW op de [adres] het fietspad opreed. Wij zagen dat de BMW ongeveer 100 meter over het fietspad reed. Op de [adres] sloeg de BMW plotseling rechtsaf de [adres] in. Wij zagen dat de BMW in de [adres] over het voetpad en een groenstrook reed. Wij hielden de verdachte aan. Ik heb een veiligheidsfouillering uitgevoerd bij de verdachte. Ik trof in zijn jaszak een busje pepperspray.

34. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2021, opgenomen op pagina 2515 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 30 november 2021 werd na een achtervolging van een gestolen voertuig bij een verdachte een busje aangetroffen met vermoedelijk pepperspray. De aangetroffen pepperspray is in beslag genomen. Het inbeslaggenomen goed heeft de vorm van een spuit- en spraybus.Definitie: voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen.Categorisering: het in beslaggenomen goed valt in de zin van de Wet wapens en munitie onder artikel 2 lid 1, categorie 2, sub 6.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 april 2022, voorzien van proces-

verbaalnummer 2021317478-A en onderzoeknummers MD2R021145 (Rebec) en MD2R021122 (Lyricon), opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, en doorgenummerd pagina 1 tot en met 4185. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.