Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2025:7376

Op 25 November 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-005474-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:7376. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-005474-23
Datum uitspraak:
25 November 2025
Datum publicatie:
21 November 2025

Indicatie

Het hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden (met aftrek van voorarrest) voor (onder meer) de gewelddadige beroving en de doodslag op een man in Utrecht op 13 april 2022.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005474-23

Uitspraakdatum: 25 november 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 november 2023 met parketnummer

16-094787-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] ,

op dit moment verblijvende in de [PI] .

Hoger beroep

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 en 25 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. W.J. Ausma en mr. B.D. Hendriks, en de advocaat van de benadeelde partijen, mr. A.M.R. van Ginneken, hebben aangevoerd.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van wat aan hem onder feit 3 is ten laste gelegd. Verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep is dus ook gericht tegen die vrijspraak. Verdachte kan tegen een beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep instellen. Het hof verklaart verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak.

Het vonnis

De rechtbank heeft verdachte voor de onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen en de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

Het hof komt ten aanzien van feit 5 tot een andere bewijsbeslissing en zal een andere straf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof vernietigt daarom het vonnis en doet opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de rechtbank Midden-Nederland is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde ten laste gelegd dat:

1
primair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen;

1
subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,

te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,

en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

1
meer subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ ofte trappen en/of te slaan en/of te stompen;

2
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde(n),

heeft/hebben weggenomen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,

of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)

en/of

hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed,

dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ofte trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad);

4
hij, op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

5
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf

om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,

weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,

te weten onbevoegd gebruik heeft/hebben gemaakt van de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben geprobeerd te pinnen met de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben gebruik gemaakt van de bij die creditcard horende pincode

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;6.hij, op en of meer tijdstippen, te weten omstreeks 2:14 uur en/of omstreeks 6:48 uur,

op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] , althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een geldkistje en/of een geldbedrag van (ongeveer 50 euro) en/of een blikje met krijtstiften en/of twee flessen wijn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of restaurant [restaurant] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van feit 1 primair

Net als de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met het vooropgezette plan om [slachtoffer] te doden. Om die reden spreekt het hof hem vrij van de onder 1 primair tenlastegelegde moord.

Vrijspraak van feit 5

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde feit.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 tenlastegelegde, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.

Het hof zal verdachte vrijspreken van feit 5 omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte heeft geprobeerd te pinnen met de van [slachtoffer] gestolen creditcard. Uit het dossier kan ook overigens niet afgeleid worden dat verdachtes bijdrage aan dit feit voldoende is om hem als medepleger te kunnen aanmerken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 4 en feit 6

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2, 4 en 6 tenlastegelegde feiten.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van deze feiten heeft verdachte een alternatief scenario naar voren gebracht, inhoudende dat verdachte en [medeverdachte 1] in de woning van [slachtoffer] hebben ingebroken om geld te stelen. Toen bleek dat [slachtoffer] thuis was, heeft verdachte de woning onmiddellijk verlaten. Hij heeft geen geweldshandelingen tegen [slachtoffer] gebruikt. De omstandigheid dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen op voorwerpen die direct met het geweldsdelict te maken hebben - zoals op bindmiddelen - ondersteunt deze alternatieve lezing. Nu dit alternatieve scenario niet door de bewijsmiddelen kan worden weerlegd, moet vrijspraak volgen van de feiten 1 subsidiair en 2, aldus de verdediging.

De verdediging heeft verder naar voren gebracht dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet tot het bewijs kunnen worden gebruikt, nu deze doorspekt zijn met eigen belang en niet stroken met de aanwezige bewijsmiddelen.

De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder

4 tenlastegelegde feit. In dit verband is aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de brievenbus waarin de pinpas lag van [medeverdachte 1] zelf was en dat [medeverdachte 1] deze pas dus uit zijn eigen brievenbus heeft gehaald.

Het oordeel van het hof

Inleiding

Het hof geeft hierna eerst een overzicht van de relevante bewijsmiddelen, waarvan de redengevende onderdelen voor het bewijs worden gebruikt. Vervolgens wordt de beoordeling door het hof van de tenlastelegging besproken.

Bewijsmiddelen  (Voetnoot 1)

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde:

1. Het proces-verbaal van verhoor (van 14 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [benadeelde 1]:

Op dinsdagavond (het hof begrijpt: dinsdag 12 april 2022) rond 20.00 uur heb ik voor het laatst contact met [slachtoffer] gehad. Op woensdag 13 april werd ik wakker. Ik kreeg geen contact met [slachtoffer] dus besloot ik om naar zijn woning te gaan. Ik kwam rond 22.15 uur aan bij de woning van [slachtoffer] . Ik zag meteen dat het een ontzettende puinhoop was in zijn woonkamer. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] naast het bed lag op zijn rechterzij. Ik zag dat zijn benen waren opgetrokken en aan elkaar waren vastgebonden met touw en tape. Ik herkende de tape omdat ik een soortgelijke tape bij [slachtoffer] had achtergelaten. Het touw herkende ik ook omdat ik dit ook daar een keer heb achtergelaten. Ik voelde direct dat [slachtoffer] koud aanvoelde. Ik zag dat zijn voeten grijs gekleurd waren. Ook zag ik dat [slachtoffer] zijn trui over zijn hoofd had met een soort van riem eromheen. Ik wist meteen dat [slachtoffer] dood was. (Voetnoot 2)

2. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 3 oktober 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden

1
Overledene

Naam: [slachtoffer]

Geboortedatum: [geboortedag] 1961

Geboorteplaats: [geboorteplaats] .

Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen in de [adres] te [plaats] op 13 april 2022.

5
Resultaten

A. Postmortale radiologie

Voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht via het Maastricht UMC+. Hierbij werd onder andere het volgende gezien:

- Forse buikwandbreuk met vet en enkele met vocht gevulde delen.

- Meerdere ribbreuken.

- Vrij vocht rondom de lever en de milt, alsook in het kleine bekken.

6
Interpretatie van resultaten

Traumatische letsels

Aan de buik was een onscherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting met begeleidende bloeduitstorting in de weke delen en verscheuring van de ophangband van de dunne darm. In de buikholte was circa 3 liter bloed. Deze letsels zijn ontstaan door zeer hevige stomp botsende krachtinwerking ter hoogte van de buik (zoals hevig schoppen of slaan) en hebben geleid tot het ernstige bloedverlies op basis waarvan het overlijden kan worden verklaard.

Voorts waren er aan het hoofd, in de mond en ter hoogte van de romp en ledematen letsels van stomp botsende en deels schavende krachtinwerking (zoals geslagen worden, stevig beetgepakt worden of stoten/schaven). De letsels op het hoofd kunnen gezien de locatie hebben geleid tot bewustzijnsdaling. De letsels in de mond kunnen tevens zijn ontstaan door een (af)drukkende krachtinwerking, zoals smoren. De ribbreuken kunnen hebben geleid tot ademhalingsfunctiestoornissen.

Op de polsen en enkels waren enkele letsels die qua aspect en locatie, mede op basis van de aangeleverde informatie, zouden kunnen passen bij een omsnoerende krachtinwerking zoals knevelen. Volgens de aangeleverde informatie zou het fixatiemateriaal relatief los hebben gezeten, hetgeen de relatief geringe letsels zou kunnen verklaren. De geringe letsels zouden tevens verklaard kunnen worden door beperkt verweer, bijvoorbeeld in het kader van een bewustzijnsdaling (zoals door een krachtinwerking op het hoofd of in het kader van het overlijdensproces/bloedverlies).

De punt- tot stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden duiden op bloedstuwing bij leven. Dergelijke bloedstuwing (in het hoofd) kan onder meer ontstaan door belemmering van de veneuze afvloed ter hoogte van de hals (zoals door samendrukkende of toesnoerende krachtinwerking), verhoogde druk in de borstkas en/of rechtszijdig hartfalen.

7
Conclusie

Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , 61 jaar oud geworden, wordt het overlijden verklaard door verbloeding als gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking op de buik. Een toxicologische beïnvloeding ten tijde van het overlijden is niet gebleken. (Voetnoot 3)

3. Het proces-verbaal van verhoor (van 20 december 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1]:

V: Wie bedoel je met [verdachte] ?

G ( [medeverdachte 1] ): [verdachte] . Ik zag hem als een drugsmaatje. [verdachte] regelde drugs, bruin en bori van mijn geld. [verdachte] wist dat ik nergens heen kon. Iedereen had zo zijn eigen beweegredenen. Zo ook [bijnaam 2] , die veel langs kwam.

G ( [medeverdachte 1] ): [slachtoffer] kwam aanfietsen. Ik vroeg geld aan hem. Bij het pinnen drukte hij verkeerd, waarop ik ging helpen. Ik zag dat er € 10.000,- op zijn rekening stond. Ik belde aan boven en vroeg of ik mocht binnenkomen. Ik vroeg om een kopje thee en toen kreeg [slachtoffer] telefoon. Dat gaf mij de kans om de portemonnee te pakken. Ik pakte zijn jas van de kapstok en rende de trap af naar beneden. Ik wilde

€ 10.000,- pinnen. Er kwam € 500,- uit geloof ik. Anderen hoorden ook van het verhaal. Eenmaal teruggekomen bij [bijnaam 1] kwam [bijnaam 2] en werd er samen bedacht door ons waarvan ik de namen niet ga verklaren.

G ( [medeverdachte 1] ): Dat we er heen zouden gaan. Ik zou zijn portemonnee pakken en telefoon en geld pinnen of overboeken. Wij gingen richting [adres] . We gingen via het fietspad, zodat we niet gezien konden worden. Ik en nog een persoon gingen achterom en de andere ging met de lift. Eenmaal boven liepen we elkaar tegemoet. De één ging aanbellen, de ander stond achter hem en ik ging links staan. Als hij thuis was, zouden we hem overmeesteren. We dachten dat [slachtoffer] zijn pas weer had geactiveerd. Eenmaal aangebeld, deed [slachtoffer] de deur open. De twee renden zowat langs hem heen. Ze gingen het hele huis door. Ik ben op de bank gaan zitten. De twee waren bezig om [slachtoffer] stil te houden. Ik probeerde met alle moed zijn telefoon te pakken. In de tussentijd hoorde ik gekreun en andere geluiden die ik moeilijk kan plaatsen. Ik liep naar de hal en zag [slachtoffer] liggen. Bloed, bril stuk, iets onder zijn hoofd gedrukt. Ik zag bloed bij de anderen. Op een gegeven moment kwam ik er achter dat ik geen handschoenen meer aan had. Die had ik uitgedaan toen ik de telefoon moest ontgrendelen. Ik heb zonder handschoenen geholpen om [slachtoffer] naar de slaapkamer te brengen. Zijn hoofd en een gedeelte van zijn lichaam waggelden mee. Ik hield het niet meer waardoor we [slachtoffer] voorzichtig op de grond legden. Toen heb ik de bindmiddelen aangegeven. Ik wist dat ik geen handschoenen aan had. Ik pakte het touw dat in de kamer lag. Ik ging met mijn voet op de ventilator staan en met mijn andere hand rukte ik de kabel los. Ik kreeg ook tape in mijn handen en bretels. Die lagen in de slaapkamer. De anderen pakten een trui. Ik nam de telefoon, pinpas en mappen waar alles in zat mee en ook de creditcard met twee pincodes. Eenmaal buiten liep ik voorop. [bijnaam 1] liep richting [bijnaam 2] . Ik liep naar de pinautomaat. (Voetnoot 4)

4. Het proces-verbaal van verhoor (van 27 januari 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1]:

Bij [verdachte] thuis is het allemaal ontstaan.

V: Wat is daar ontstaan?

A: Het idee dat we bij [slachtoffer] de deur open zouden flipperen, naar binnen zouden gaan, de pinpas pakken en creditcards en weg zouden gaan. Met het idee dat er tienduizend op stond want dat had ik gezien. Ik wist de pincode ook.

V: Van wie kwam dat voorstel?

A: Van ons alle drie.

V: Het gaat nu over dat jullie voor het eerst bij [slachtoffer] naar binnen gaan.

V: Dus jullie kwamen uit het huis van [verdachte] ?

A: En dat wisten jullie niet?

V: En dan over de [adres] .

A: Ja, zo ja. En dan via het buurtteam. Daar zijn we over de brug gegaan en toen rechts en dan kom je op de [adres] op een gegeven moment. En dan kan je binnendoor en dan ga je het park in achter ons en dan heb je de ingang van dat hek wat op slot zit. En ik ben daar toen met [medeverdachte 2] heen gegaan. Toen heb ik zijn rolstoel links in de bosjes gegooid zodat mensen het niet zouden zien. Toen zou [verdachte] de deur voor ons openmaken.

V: En dat is die ochtend van de dertiende.

A: Ja.

V: Jij zegt ik heb die rolstoel in de bosjes gegooid zodat het niet gezien zou worden van [medeverdachte 2] en jullie staan dan aan die zijkant bij de nooduitgang.

A: Ja.

V: En jullie dachten dat [verdachte] de deur open zou gaan doen?

A: Dat heeft hij ook gedaan. Hij deed de deur open en toen zijn wij met z’n drieën richting de deur van [slachtoffer] gaan lopen. Ik stond aan de rechterzijde van de deur met [verdachte] en [medeverdachte 2] als ik het goed uitspreek.

V: [medeverdachte 2] .

A: [medeverdachte 2] , die stonden aan de linkerkant. De reden waarom ik niet kon aanbellen en de reden waarom ik niet gezien kon worden, was omdat ik al betrapt was met het stelen van de portemonnee. [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) belde aan, die zou [slachtoffer] vasthouden. De deur wordt open gedaan en ze rennen langs hem heen en gaan dat hele huis op z’n kop gooien. [slachtoffer] begon herrie te maken en uiteindelijk pakken ze hem vast. Ik heb nog nooit zoveel agressie meegemaakt. Ik ging er heen en zag dat [slachtoffer] op de grond lag, bebloed. Z’n bril was stuk. [verdachte] lag op hem en sloeg hem van links naar rechts. [medeverdachte 2] sloeg hem in z’n middel.

V: Op een gegeven moment besef jij je dat je je handschoenen uit hebt. Maar wat hadden [verdachte] en [medeverdachte 2] ?

A: Die hadden handschoenen aan.

Ik heb gezien dat [verdachte] een keer op hem lag en dat [verdachte] hem sloeg en dat [medeverdachte 2] hem sloeg. Dus u wilt nu weten hoe [slachtoffer] naar de slaapkamer is gebracht. Ik heb hem gepakt bij zijn linkerarm, [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) bij z’n middel en [verdachte] bij z’n benen. Toen gingen we naar de slaapkamer. [medeverdachte 2] en [verdachte] lieten [slachtoffer] zakken. Toen kwam zijn hoofd op mijn voet en moest ik mijn voet onder zijn hoofd weghalen. Vandaar dat dat bloed op mijn schoen zat. En toen moest ik bindmiddelen aangeven.

V: Aan wie?

A: Aan [medeverdachte 2] .

V: Wat vroeg hij?

A: Dat ik hem spullen moest aangeven zodat hij hem kon vastbinden. Ik heb aangegeven wat ik kon aangeven.

V: Samengevat komt het erop neer dat [slachtoffer] is overmeesterd en hier in de gang op de grond gewond is geraakt.

A: Ja.

V: [slachtoffer] ligt op de slaapkamer op de grond en er wordt van alles aangereikt om hem mee vast te binden. Jij zegt dat [medeverdachte 2] met name het vastbinden doet.

A: Nou, die heeft alles vastgebonden en ik heb het aangegeven. [verdachte] kwam volgens mij om het tape te brengen.

V: Het lukte [medeverdachte 2] dus om [slachtoffer] in z’n eentje vast te binden?

A: Ja. Hoe het op mij overkwam is dat hij zich gewonnen gaf. Hij was rustig, hij kreunde wel. Hij was nog in ademhaling.

A: [verdachte] was bezig met z’n broek. Hij was de bloedvlekken aan het verwijderen die hij op z’n broek had.

V: Hoe deed hij dat dan?

A: Hij heeft altijd een tasje mee voor z’n spuit en voor andere dingen. Daar zit waarschijnlijk een schaartje in of een mesje. Hij haalde iets uit zijn tasje en toen ging hij de spetters waar bloed op zat wegsnijden bij beide broekspijpen.

V: In je vorige verklaring had je het over [bijnaam 1] en [bijnaam 2] .

A: [bijnaam 2] is [medeverdachte 2] en [bijnaam 1] is [verdachte](Voetnoot 5)

5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 4 november 2025 van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:

Het klopt dat er een schoenafdruk van een Adidas-schoen is aangetroffen op het plexiglas van een memobord in de woning van [slachtoffer] . Dit is mijn schoenafdruk.

Ik ben inderdaad in de woning van [slachtoffer] geweest in de ochtend van 13 april 2022. Die dag droeg ik een schoudertasje. Dit tasje is onderzocht door het NFI. Uit dat onderzoek is gebleken dat er bloed van [slachtoffer] op het tasje zat.

Vanaf de [adres] zijn wij die dag in de richting van het [adres 2] gelopen. Dat is ook op de camerabeelden te zien. [medeverdachte 2] was er ook bij. Hij zat in een rolstoel. (Voetnoot 6)

6. Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] (van 19 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Op 14 april 2022 kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [postcode] [plaats] . Er zou een manspersoon levenloos op het adres [adres] te [plaats] zijn aangetroffen waarbij zijn handen en voeten gekneveld zouden zijn en zijn hoofd bedekt en omwonden.

Overledene: [slachtoffer] .

Wij zagen dat de woonkamer een verstoorde indruk maakte. Wij zagen dat de salontafel vol lag met diverse papieren waaronder die van de ING. Wij zagen dat er een bril met koordje en één missend glas achter de tussendeur van de gang, naast de deur van het gangetje naar de slaapkamer, op de vloer lag.

Op de slaapkamer zagen wij tegenover de deur in de hoek een open kast met daarnaast een kast met een deur en laatjes. Wij zagen dat het deurtje open stond en dat er goederen voor de kast lagen. Op de vloer, tussen de kast en het bed, zagen wij een ventilator liggen waarvan een gedeelte van het snoer miste.

Wij zagen dat de overledene gekleed was in een donkerblauwe sweater met daaronder een wit shirt. Bij zijn onderbenen zagen wij een rood met zwartkleurige rugzak liggen waarvan de nylon draagbanden rond de enkels van overledene waren gewikkeld en vastgeknoopt. Een lus van zogeheten paracord, behorende bij de tas, zat losjes om de enkels. Om de kuiten van de overledene was bindtouw gewikkeld. Dit was vijf keer losjes rond de kuiten gewikkeld en het uiteinde richting de bondage ging rond de polsen. Wij zagen dat er een groenkleurige sweater om het hoofd was gewikkeld waarbij het achterhoofd onbedekt was. Om deze sweater waren legergroenkleurige bretels gewikkeld. De polsen van de overledene bevonden zich ter hoogte van de bedpoot. Wij zagen dat er een leren riem om de polsen en de bedpoot was gewikkeld. Ook was er een stuk duct-tape, een zwartkleurig elektriciteitssnoer inclusief stekker en het bindtouw om de polsen en de bedpoot gewikkeld.

De volgende sporen en sporendragers werden veiliggesteld:

PL0900-2022103043-2976040

SIN AAOP9779NL

Zak (rugzak)

Breathable bag, rood

Rode rugtas bij benen slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976048

SIN AAOP9780NL

Touw

Touw/binddraad rond enkels en knieën slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976238

SIN AAOP9781NL

Touw

Betreft de bindmiddelen om de polsen. Touw, tape, riem, snoer.

PL0900-2022103043-2976241

SIN AAOP9782NL

Riem

Betreft de bretels om hoofd slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976387

SIN AAOP9783NL

Kleding (trui)

Breathable bag, groen

Trui groen om hoofd slachtoffer. (Voetnoot 7)

7. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) (van 21 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Woonkamer:

Op de eetkamertafel stond een geopende laptop met daarop een lege portemonnee.

Links naast de televisiekast lag een kunststof transparante menustandaard op de vloer. Op deze standaard was een schoenspoor zichtbaar.

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976755

SIN AAPD6382NL

Papier, breathable bag

17:49 nr. 12 houder voor A4 (schoenspoor?). (Voetnoot 8)

8. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 24 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Bindmiddelen AAOP9781NL

Het onderzoeksmateriaal betreft een touw, riem, kabel en tape die met elkaar zijn verbonden.

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAOP9781NL#01

knoop en mogelijk origineel uiteinde van het touw

AAOP9781NL#03

stekker van de kabel

AAOP9781NL#06

origineel uiteinde van de riem

AAOP9781NL#08, #09, #10 en #11

mogelijk originele uiteinden van de tape (#09 met bloed)

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9781NL#01

(knoop en uiteinde touw)

Minimaal drie personen:

- overleden slachtoffer [slachtoffer]

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- meer dan 1 miljard

AAOP9781NL#03 (stekker kabel)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- overleden slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één andere persoon

- meer dan 1 miljard

AAOP9781NL#06 (uiteinde riem)

Minimaal twee personen:

- overleden slachtoffer [slachtoffer]

- verdachte [medeverdachte 1]

- ongeveer 10 miljoen

AAOP9781NL#10 (uiteinde tape)

Verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAOP9781NL#10 (uiteinde tape)

Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] dat DNA-profiel AAOP9781NL#10 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [medeverdachte 1] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [medeverdachte 1] ) verwante persoon.

AAOP9781NL#01 (knoop en uiteinde tape) en #03 (stekker kabel)

DNA-mengprofielen AAOP9781NL#01 en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] , verdachte [medeverdachte 1] en een willekeurig onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

AAOP9781NL#06 (uiteinde riem)

DNA-mengprofiel AAOP9781NL#06 is ongeveer 10 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte

[medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon. (Voetnoot 9)

9. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 15 juli 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal rugzak met veter AAOP9779NL

AAOP9779NL#01

originele uiteinde van de veter

AAOP9779NL#02

originele uiteinde van de veter

AAOP9779NL#03

uiteinde van de veter

AAOP9779NL#04

uiteinde van de veter

AAOP9779NL#05

buitenzijde van de knoop

AAOP9779NL#06

binnenzijde van de knoop

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal touw AAOP9780NL

AAOP9780NL#01

deel van het uiteinde

AAOP9780NL#03

deel van het uiteinde

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal trui AAOP9783NL

AAOP9783NL#04

bovenzijde rechtermouw

AAOP9783NL#10

bovenzijde linkermouw

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Rugzak met veter AAOP9779NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9779NL#01

(uiteinde veter)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

AAOP9779NL#03 en #04 (uiteinden veter), en #05 (buitenzijde knoop veter)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- niet berekend vanwege resultaat AAOP9779NL01

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Touw AAOP9780NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9780NL#01

Minimaal twee personen:

- verdachte [medeverdachte 1]

- slachtoffer [slachtoffer]

- meer dan 1 miljard

AAOP9780NL#03

(deel uiteinde)

Minimaal drie personen:

- slachtoffer [slachtoffer]

- [medeverdachte 2] (zie: DNA-databank)

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Trui AAOP9783NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9783NL#04

(bovenzijde rechtermouw)

Minimaal twee personen:

- slachtoffer [slachtoffer] .

- verdachte [medeverdachte 1]

- ongeveer 54 miljoen

AAOP9783NL#10 (bovenzijde linkermouw)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- niet berekend vanwege resultaat AAOP9783NL#04

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

Bemonsteringen AAOP9779NL#01 (uiteinde veter), AAOP9780NL#01 (uiteinde touw) en AAOP9783NL#04 (bovenzijde rechtermouw)

DNA-mengprofielen AAOP9779NL#01 en AAOP9780NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.

DNA-mengprofiel AAOP9783NL#04 is ongeveer 54 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte

[medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.

Bemonstering AAOP9780NL#03 (uiteinde touw)

DNA-mengprofiel AAOP9780NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] , [medeverdachte 2] en één willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

DNA-mengprofiel AAOP9780NL#03 (uiteinde touw) is niet geschikt voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is daarom niet opgenomen. Wel is dit DNA-mengprofiel op 7 juni 2022 eenmalig vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is gericht gezocht naar de personen die naast slachtoffer [slachtoffer] DNA kunnen hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van:

[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1992 te [plaats] . Dit betekent dat een deel van het DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van [medeverdachte 2](Voetnoot 10)

10. Het proces-verbaal vooronderzoek lab (van 19 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Sporendrager:

SIN AAOP9782NL

Riem

Betreft de bretels om hoofd slachtoffer.

Veiliggestelde sporen:

SIN AAOI4069NL: alle gehele banden bretels. (Voetnoot 11)

11. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Tabel 2 Bemonstering van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAOI4069NL#01

Alle gehele banden bretels

Tabel 4 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Bretels AAOP9782NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOI4069NL#01

(alle gehele banden bretels)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- meer dan 1 miljard

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

Bemonsteringen AAOI4069NL#01 (gehele banden bretels)

Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen. De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX.

DNA-mengprofiel AAOI4069NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. (Voetnoot 12)

12. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op donderdag 14 april 2022 om 23.00 uur kwam ik voor forensisch onderzoek aan op het arrestantencomplex politie Midden-Nederland te [plaats] voor onderzoek aan de kleding en het lichaam van de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] .

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976938

AAOI4838NL, schoeisel (sport)

Nike rechterschoen, zwart

Rechterschoen witte zool.

PL0900-2022103043-2976940

AAPE2974NL, kleding (broek)

Jeans, zwart

Merk onbekend. (Voetnoot 13)

13. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 17 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Nike schoenen AAOI4823NL en AAOI4838NL van verdachte [medeverdachte 1]

De bemonsteringen zijn als respectievelijk AAOI4823NL#01 en AAOI4838NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.

Broek AAPE2974NL van verdachte [medeverdachte 1]

Hierbij zijn op de voorzijde ter hoogte van de linkerbroekzak twee bloedsporen aangetroffen. Deze twee bloedsporen zijn als respectievelijk AAPE2974NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Rechterschoen Nike AAOI4838NL van verdachte [medeverdachte 1]

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOI4838NL#01

(neus)

Minimaal twee personen:

- slachtoffer [slachtoffer] .

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

- zie toelichting 1

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Broek AAPE2974NL van verdachte [medeverdachte 1]

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAPE2974NL#01 en #02

(bloedsporen)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid DNA-hoofdprofiel):

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

- zie toelichting 1

Toelichtingen:

1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 1] en omdat het een bemonstering van een schoen of broek van verdachte

[medeverdachte 1] betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van verdachte [medeverdachte 1] in de bemonstering aanwezig is. De bewijskracht is daarom niet berekend.

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAOI4838NL#01 (neus van de Nike rechterschoen van [medeverdachte 1] )

DNA-mengprofiel AAOI4838NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en één willekeurige onbekende persoon.

AAPE2974NL#01 en #02 (bloedsporen op de broek van [medeverdachte 1] )

DNA-profiel AAPE2974NL#01 en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante) persoon. (Voetnoot 14)

14. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op donderdag 14 april 2022 om 23.00 uur kwam ik voor forensisch onderzoek aan op het arrestantencomplex politie te [plaats] voor onderzoek aan de hieronder te noemen verdachte.

Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1970.

Door een medewerker van het arrestantencomplex werden aan mij één paar sportschoenen van het merk Adidas overhandigd alsmede een schoudertasje van het merk Balr. Deze sporendragers had de verdachte gedragen dan wel bij zich gevoerd tijdens zijn aanhouding.

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976889

SIN AAPE2981NL

Tas (schouder), merk Balr.

SIN AAOI4824NL

Adidas linkerschoen.

SIN AAOI4825NL

Adidas rechterschoen. (Voetnoot 15)

15. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 29 juni 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven:

DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.

SIN

Omschrijving bemonstering

AAQD3667NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop

AAQD3669NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: gesp schouderband

Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAQD3667NL#01

(bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop)

Minimaal één persoon:

- slachtoffer [slachtoffer]

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAQD3667NL#01 (bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop)

Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon. DNA-profiel AAQD3667NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon. (Voetnoot 16)

16. Een geschrift, te weten een aanvullend rapport van het NFI (van 20 juli 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Onderstaande bemonstering is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek.

Tabel 1 Bemonstering van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAQD3669NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: gesp schouderband

Van het DNA in bemonstering AAQD3669NL#01 is een DNA-profiel verkregen van een man. Het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] komt overeen met dit DNA-profiel. Dit betekent dat het DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] .

Voor bemonstering AAQD3669NL#01 is de bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] berekend. DNA-profiel AAQD3669NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon. (Voetnoot 17)

17. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 26 augustus 2024), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

1
Vraagstelling

Forensische Opsporing politie-eenheid Midden-Nederland heeft verzocht om broek AAOP9791NL en trui en shirt AAOP9795NL, beide afkomstig van slachtoffer [slachtoffer] , te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op de broek, de trui en het shirt DNA aanwezig is van een andere persoon dan slachtoffer [slachtoffer] zelf en, zo ja, van wie dat DNA dan afkomstig kan zijn.

7
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

Trui en shirt AAOP9795NL van slachtoffer [slachtoffer]

AAOP9795NL#02 de buitenzijde van het shirt ter hoogte van de onderrug.

DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:

- een relatief grote hoeveelheid DNA van slachtoffer [slachtoffer] ;

- een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte [verdachte] en minimaal één onbekende persoon.

Bewijskracht t.a.v. verdachte [verdachte] : meer dan 1 miljard.

AAOP9795NL#08 de buitenzijde van de trui ter hoogte van de rechteroksel.

DNA kan afkomstig zijn van minimaal vier personen:

- een relatief grote hoeveelheid DNA van slachtoffer [slachtoffer] ;

- een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte [verdachte] en minimaal twee andere personen.

Bewijskracht t.a.v. verdachte [verdachte] : meer dan 1 miljard. (Voetnoot 18)

18. Het proces-verbaal van bevindingen (van 14 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

In dit proces-verbaal worden de bevindingen uit diverse processen-verbaal van de periode 12 april 2022 te 19.47 uur en 13 april 2022 te 09.09 uur tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] samengevat en in chronologische volgorde weergegeven. De tijden zijn de daadwerkelijke tijden.

(dossierpagina 711)

12-04-2022 19.47 uur – Camera portiek [adres] , zijde brievenbussen

Verdachte [medeverdachte 1] betreedt de portiek en kijkt in de brievenbus van zijn voormalige woning, [huisnummer] . Na enige tijd doet hij de capuchon af en wordt vervolgens om 19.48 via de intercom binnengelaten.

(dossierpagina 712)

12-04-2022 19.54 uur – Camera portiek [adres] , zijde trap-lift en brievenbussen

Drie personen komen via de trap naar beneden en verlaten de flat via de uitgang bij de brievenbussen. Man 1 is de verdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft om 19.47 uur de flat betreden. De tweede man wordt door collega’s van het wijkteam herkend als [medeverdachte 2] .

(dossierpagina 713 en 714)

13-04-2022 00.11 uur – Beelden portiek [adres 4]

Verdachte [medeverdachte 1] laat twee mannen binnen.

13-04-2022 01.11 uur – Beelden portiek [adres 4]

De verdachte [verdachte] komt de trap af. Hij draagt een geblokte jas/vest gelijkend op het vest dat hij bij zijn aanhouding droeg. [verdachte] pakt onder de ruimte onder de trap een rolstoel en verlaat het complex.

(dossierpagina 715)

13-04-2022 01.12 uur – Camerabeelden [adres 3] te [plaats]

Eén minuut nadat [verdachte] het portiek aan de [adres 4] met een rolstoel heeft verlaten lopen drie personen voorbij de camera vanuit de richting van de [adres 4] . De twee voorste mannen vertonen zeer sterke gelijkenissen met [medeverdachte 2] (kaal hoofd, donkere jas en rugzak) en [verdachte] (geblokte jas en nektas). De achterste man loopt waggelend. Deze man is vermoedelijk [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft uitval door het gebruik van lachgas.

(dossierpagina 722)

13-04-2022 07.31 uur – Camerabeelden [adres 3] te [plaats]

Drie personen lopen uit de richting van de [adres 4] voorbij de camera. De voorste man, met rugzak, vertoont zeer grote gelijkenissen met de verdachte [medeverdachte 1] . Vervolgens volgen twee personen. Eén van deze personen zit in een rolstoel. Deze persoon vertoont sterke gelijkenissen met [medeverdachte 2] . De rolstoel duwende man vertoont zeer grote gelijkenissen met de verdachte [verdachte] . Hij is gekleed in een donkere jas/vest en een lichtere broek.

Volgens de Google routeplanner bedraagt de loopafstand tussen de [adres 4] en de [adres] te [plaats] 10 minuten.

(dossierpagina 726)

13-04-2022 09.03 uur – Camerabeelden [adres 2]

De verdachte [medeverdachte 1] loopt naar het winkelcentrum [adres 2] . Hij draagt een bruine rugzak. Hij wordt enkele seconden later gevolgd door de verdachte [verdachte] en de verdachte [medeverdachte 2] (in rolstoel). [medeverdachte 2] wordt herkend door de wijkagent. [verdachte] lijkt een nektasje te dragen. Onder het geblokte vest is een donker kledingstuk te zien. (Voetnoot 19)

19. Het proces-verbaal van bevindingen (van 12 september 2024), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op 21 juni 2022 werd de hieronder genoemde mobiele telefoon in beslag genomen.

Categorie: Telefoon

Merk: Apple

Type: iPhone 13 Pro.

Op 19 juli 2022 werden de digitale gegevens van deze mobiele telefoon veiliggesteld en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. De telefoon werd in beslag genomen in de woning aan de [adres 5] te [plaats] . Destijds verbleef de verdachte [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1992, in deze woning.

Ik stelde een onderzoek in naar het eventueel uitzetten van deze mobiele telefoon op 13 april 2022 tussen 06.00 en 09.00 uur. Ik zag onder device events het volgende vermeld staan:

- Op 13-04-2022 om 07.34.54 uur wordt de telefoon uitgezet.

- Op 13-04-2022 om 09.07.36 uur wordt de telefoon aangezet. (Voetnoot 20)

20. Het proces-verbaal van bevindingen (van 15 augustus 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Getuige [benadeelde 1] had in een eerdere verklaring al verklaard dat hij het touw waarmee het slachtoffer was vastgebonden, had herkend als zijnde touw wat hij daar ooit een keer had achtergelaten. [benadeelde 1] verklaarde dat hij het touw bij de Ikea vandaan had. Hij was in augustus, september of oktober 2020 bij de Ikea geweest. Bij de Ikea stond een apparaat bij het laden en lossen waar je dit soort touw af kon rollen en gratis mee kon nemen. Dit heeft hij vervolgens ook gedaan. Als hij zou moeten schatten, zou het om tussen de 4 en 6 meter aan touw gaan. Hij heeft dit touw vervolgens in zijn fietstas gedaan en meegenomen naar de woning van het slachtoffer aan de [adres] te [plaats] . Hij dacht dat hij het touw in de kamer naast de slaapkamer van het slachtoffer had achtergelaten. Het touw is door [benadeelde 1] hierna nooit gebruikt. Door mij werd aan [benadeelde 1] een foto van het veiliggestelde touw getoond. [benadeelde 1] verklaarde na het zien van de foto dat dit touw een soortgelijk touw is als wat hij destijds had meegenomen bij de Ikea en had achtergelaten in de woning van [slachtoffer](Voetnoot 21)

Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:

1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 oktober 2023, 13 oktober 2023 en

8 november 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:

Ik ging op 13 april 2022 samen met [medeverdachte 1] naar zijn oude woning bij de [adres] . Het klopt dat we samen de brievenbus hebben opengebroken voor de pinpas. (Voetnoot 22)

2. Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens (van 14 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op 14 april 2022 heeft de officier van justitie van de ING-bank gevorderd dat deze gegevens verstrekt omtrent [slachtoffer] .

Betaalrekening: [rekeningnummer]

Op naam van: [slachtoffer]

Pasnummer: 006

Aangevraagd op: 11 april 2022 om 12.35 uur.

Bijzonderheden: pasnummer 006 is op 11 april 2022 om 12.35 uur aangevraagd met nieuwe pincode. De pinpas en pincode zijn in twee afzonderlijke brieven gestuurd naar het adres van de rekeninghouder, te weten: [adres] te [plaats] .

Op 13 april 2022 om 19.41 uur is er een geweigerde saldobevraging verricht bij Geldmaat gelegen op de Albert Heijn aan de [adres 6] te [plaats] met pasnummer 006. Opvallend hierbij is dat deze saldobevraging plaatsvond na het overlijden van [slachtoffer](Voetnoot 23)

3. Het proces-verbaal van bevindingen (van 10 mei 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld van twee camera’s uit de portiek van de flat aan de [adres] . De portiek biedt toegang tot de woningen van de [adres] [huisnummer] tot en met [huisnummer] te [plaats] .

(dossierpagina 461)

Tijdstip camera: 13-04-2022

Ik, [verbalisant] , zag op de beelden dat om 15.49.00 uur de postbode de portiek betrad. Om 15.49.24 doet de postbode een envelop in de brievenbus van slachtoffer [slachtoffer] .

(dossierpagina 462)

Tijdstip camera: 13-04-2022

Ik, [verbalisant] , zag op de beelden om 20.19.48 twee personen gehuld in donkere kleding. Persoon 1 heeft een zwarte parka met capuchon over het hoofd en een Albert Heijn-tas in de hand en donkere sneakers met witte zool. Bovenop de capuchon is een gesp te zien. Opvallend is dat dit dezelfde parka betreft als waarin verdachte [medeverdachte 1] eerder in te zien is en dat het postuur en de schoenen overeenkomen met het signalement van verdachte [verdachte] . Persoon 2 draagt een zwart mutsje, handschoenen en een zwarte fleecejack met witte rits, een donkere broek en donkere sneakers met een witte zoolrand.

(dossierpagina 463)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat op enig moment het gezicht van persoon 2 herkenbaar in beeld komt en te herkennen is als zijnde verdachte [medeverdachte 1] . Er lijkt een hoekige bolling ter hoogte van zijn buik te zijn. Mogelijk draagt hij een voorwerp met zich mee. Het is aannemelijk dat de persoon in de parka verdachte [verdachte] betreft.

(dossierpagina 464)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat verdachte [medeverdachte 1] in de brievenbus kijkt van perceelnummer [huisnummer] . Vervolgens drukt [medeverdachte 1] op de bel van nummer [huisnummer] en [huisnummer] .

(dossierpagina 465)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat er bij de persoon in de zwarte parka een schroevendraaier uit zijn rechterjaszak steekt. Deze schroevendraaier heeft een oranje transparant heft. Vervolgens lopen beide personen via de tussendeur naar de trapportiek. Op de capuchon is de gesp of lus goed te zien.

(dossierpagina 466)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat beide personen zijn doorgelopen naar de trapportiek. De schroevendraaier met het oranje transparante heft is wederom zichtbaar. Vervolgens lopen beide personen richting de lift, bedenken zich en lopen alsnog via de trap omhoog.

(dossierpagina 467)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat beide personen weer via de trap naar beneden komen lopen. De voorste persoon trekt nog net op beeld de capuchon over zijn hoofd. Ook zijn in de plastic tas contouren van de inhoud te zien. Dit is 1 minuut en 18 seconden later dan toen ze de lift instapten.

(dossierpagina 468)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat de persoon met de parka met de oranje schroevendraaier het postvakje van perceelnummer 86 openbreekt. Verdachte [medeverdachte 1] reikt de andere persoon een tweede schroevendraaier aan. Duidelijk is te zien dat de man in de zwarte parka de oranje schroevendraaier met blote handen vasthoudt. Opvallend is dat de parka onder de rechteroksel een grote scheur heeft.

(dossierpagina 469)

13-04-2022

Ik zie op de beelden dat verdachte [medeverdachte 1] een envelop uit de opengebroken brievenbus pakt en weer probeert het vakje te sluiten door de sluithaak terug te buigen. Verdachte [medeverdachte 1] probeert met zijn rechterhand, kennelijk met kracht, om de sluithaak terug te buigen. Vervolgens verlaten ze de portiek via de brievenbuszijde. (Voetnoot 24)

Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:

Gelet op de bekennende verklaring van verdachte volstaat het hof conform artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde.

1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 oktober 2023, 13 oktober 2023 en

8 november 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:

Het klopt dat we op 13 april 2022 in [plaats] twee keer hebben ingebroken bij restaurant [restaurant](Voetnoot 25)

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op p. 2192 e.v.).

3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (als bijlage op p. 588 e.v.).

4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (als bijlage op p. 627 e.v.).

Oordeel van het hof

Feit 1 subsidiair en feit 2

Verdachte heeft ten aanzien van deze feiten een alternatief scenario geschetst. Dat scenario komt erop neer dat verdachte samen met [medeverdachte 1] in de woning van [slachtoffer] heeft ingebroken om geld van hem te stelen. Zodra hij merkte dat [slachtoffer] thuis was, heeft verdachte zich uit de voeten gemaakt. Hij heeft de woning verlaten zonder geweld tegen [slachtoffer] te gebruiken.

Het hof is van oordeel dat dit alternatieve scenario wordt weerlegd door de bewijsmiddelen zoals deze hiervoor zijn weergegeven. In het bijzonder overweegt het hof het volgende.

Vast staat dat verdachte op 13 april 2022 in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] in [plaats] is geweest. Dit heeft hij ter zitting van het hof bekend. Ook staat niet ter discussie dat zijn schoenafdruk is aangetroffen op een memobord van [slachtoffer] dat in diens woning lag.

[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 13 april 2022 samen met verdachte en [medeverdachte 2] in de woning van [slachtoffer] is geweest. In die woning hebben zij - onder meer - een pinpas en geld van [slachtoffer] gestolen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben fors geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . Ook is [slachtoffer] door de verdachten vastgebonden en hebben zij een trui over zijn hoofd gedaan. [medeverdachte 1] moest bindmiddelen aangeven. Volgens [medeverdachte 1] droegen verdachte en [medeverdachte 2] handschoenen tijdens de woningoverval. [medeverdachte 1] zelf had op een gegeven moment geen handschoenen meer aan.

Naar het oordeel van het hof wordt deze verklaring van [medeverdachte 1] in voldoende mate ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaruit het hof het volgende concludeert. Het DNA van verdachte is aangetroffen aan de buitenzijde van het shirt en aan de buitenzijde van de trui van [slachtoffer] . Daarnaast zat er bloed van [slachtoffer] op het schoudertasje dat verdachte droeg op 13 april 2022. Dit alles past niet goed in de verklaring van verdachte dat hij de woning van [slachtoffer] meteen zou hebben verlaten toen hij er achter kwam dat [slachtoffer] thuis was, maar juist wel in de verklaring van [medeverdachte 1] dat ook verdachte betrokken is geweest bij de geweldshandelingen tegen [slachtoffer] en dat de drie verdachten [slachtoffer] samen hebben opgetild en vastgebonden.

Van [medeverdachte 1] is veel DNA aangetroffen in de woning. Zijn DNA zat zowel op bindmiddelen als op de kleding van [slachtoffer] . Van [medeverdachte 2] is DNA gevonden op het uiteinde van het touw waar [slachtoffer] mee is vastgebonden. Het hof gaat ervan uit dat dit het touw is dat door [benadeelde 1] bij de Ikea is meegenomen en vervolgens in de woning van [slachtoffer] is neergelegd, nu dit touw ook door [benadeelde 1] is herkend en nu uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij een touw heeft gepakt dat in de woning van [slachtoffer] lag. Uit de verklaring van [benadeelde 1] volgt dat dit touw al een lange tijd (ongeveer anderhalf jaar) in de woning moet hebben gelegen. Dat er veel DNA van [medeverdachte 1] is gevonden in de woning van [slachtoffer] en relatief weinig DNA van verdachte en [medeverdachte 2] past in de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte en [medeverdachte 2] handschoenen droegen en hijzelf op enig moment niet meer.

Nog meer ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte 1] vindt het hof in de beschrijving van wat er is te zien op de verschillende camerabeelden. Hieruit volgt dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] op 12 april 2022 - een dag voor de woningoverval bij [slachtoffer] - samen zijn gezien in het appartementencomplex van [slachtoffer] en dat zij op 13 april 2022, kort na de overval, ook met zijn drieën zijn gezien in de buurt van [slachtoffer] ’ flat. Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] blijkt bovendien dat hij zijn telefoon in de ochtend van 13 april 2022 tussen 07.34 en 09.07 uur heeft uitgezet. Ook dit ziet het hof als ondersteunend bewijs voor de verklaring van [medeverdachte 1] , nu de woningoverval bij [slachtoffer] in de ochtend van 13 april 2022 tussen deze tijdstippen moet zijn gepleegd.

Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet het hof gelet op het voorgaande geen reden om de verklaringen van [medeverdachte 1] uit te sluiten van het bewijs. De belastende verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door verschillende objectieve bewijsmiddelen, zoals hiervoor is vermeld. Daarentegen is er geen steunbewijs te vinden voor de alternatieve lezing van verdachte. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] zijn eigen aandeel in de tenlastegelegde feiten op onderdelen mogelijk kleiner heeft gemaakt dan in werkelijkheid het geval is geweest, betekent niet dat hij een onjuiste verklaring heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 2] bij de tenlastegelegde feiten. Het hof ziet niet in welke reden [medeverdachte 1] zou hebben om te liegen over die betrokkenheid, te meer nu [medeverdachte 1] zijn eigen betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft bekend en hij de straf die hiervoor aan hem is opgelegd door de rechtbank heeft geaccepteerd.

Gelet op alles wat hiervoor is overwogen - in onderling verband en samenhang bezien - is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feit. Het gaat dan om medeplegen van gekwalificeerde doodslag (feit 1 subsidiair) en medeplegen van diefstal met geweld met de dood tot gevolg (feit 2). Net als de rechtbank gaat het hof ervan uit dat bij deze twee feiten sprake is van eendaadse samenloop.

Feit 4

Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen komt het hof ook tot een bewezenverklaring van de onder 4 tenlastegelegde diefstal van de pinpas van [slachtoffer] . Het hof acht niet aannemelijk geworden dat verdachte - zoals hij ook nog tijdens de zitting bij het hof heeft betoogd - in de veronderstelling verkeerde dat de brievenbus die hij samen met [medeverdachte 1] heeft opengebroken van [medeverdachte 1] was.

In dit verband verwijst het hof naar de overwegingen bij feit 1 subsidiair en feit 2. Daaruit blijkt dat [verdachte] in de ochtend van 13 april 2022 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] is gegaan omdat zij geld van hem wilden hebben. In deze woning is [slachtoffer] door de verdachten mishandeld en vastgebonden, waarna zij de woning weer hebben verlaten. Later die dag zijn verdachte en [medeverdachte 1] teruggekomen naar het appartementencomplex van [slachtoffer] . Zij hebben toen de brievenbus van [slachtoffer] opengebroken en zijn nieuwe pinpas uit die brievenbus gehaald. Omdat verdachte en [medeverdachte 1] eerder die dag met [medeverdachte 2] in de woning van [slachtoffer] op de [adres] zijn geweest omdat zij op zijn geld uit waren en de gestolen pinpas in de brievenbus van dit huisnummer lag, acht het hof bewezen dat verdachte wist dat de brievenbus en de pinpas van [slachtoffer] waren.

Het hof verklaart bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] deze pinpas heeft gestolen.

Feit 6

Ten aanzien van feit 6 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Het hof komt tot een bewezenverklaring van dit feit op basis van de bewijsmiddelen die hiervoor zijn opgesomd.

Bewezenverklaring

Door de hiervoor weergegeven wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1
subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,

te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,

en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

2
hij, in of omstreeksde periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde(n),

heeft/hebben weggenomen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,

of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)

en/of

hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed,

dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ofte trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad);4.hij, op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een pinpas, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

6
hij, op en of meertijdstippen, te weten omstreeks 2:14 uur en/ofomstreeks 6:48 uur,

op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] , althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een geldkistje en/of een geldbedrag van (ongeveer 50 euro) en/of een blikje met krijtstiften en/of twee flessen wijn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of restaurant [restaurant] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren

en

medeplegen van diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar en 10 maanden.

Door de verdediging is in dit verband gewezen op het feit dat verdachte al geruime tijd vast zit, dat hij - kort voor de inhoudelijke behandeling van de zaak door het hof - afscheid van zijn moeder heeft moeten nemen en dat hij er de komende jaren nog wat van wil maken en een rol zou willen spelen bij de opvoeding van zijn dochter.

Bij het bepalen van de straf en/of maatregel houdt het hof rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.

Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval in de woning van [slachtoffer] . Als gevolg van het geweld dat bij deze overval door de verdachten is gebruikt, is [slachtoffer] komen te overlijden. Omdat de verdachten geld wilden hebben om in hun drugsverslaving te kunnen voorzien, zijn zij de woning van [slachtoffer] binnengegaan. In zijn woning zijn zij vervolgens op een afschuwelijke wijze tegen hem tekeer gegaan. Zij hebben zodanig geweld tegen hem gebruikt en hem zodanig toegetakeld dat hij uiteindelijk is overleden aan zijn verwondingen. De verdachten hebben [slachtoffer] daarbij ook vastgebonden (zijn enkels aan elkaar en zijn handen aan de poot van het bed) en een trui met bretels over zijn hoofd gedaan. In deze mensonterende toestand hebben de verdachten [slachtoffer] in zijn woning achtergelaten. Het slachtoffer moet de laatste momenten van zijn leven in een vreselijke doodsangst hebben geleefd.

De verdachten hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag: het doden om geld te krijgen. Dat is een strafbaar feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het gaat om één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Met zijn handelen heeft verdachte op gruwelijke wijze het meest elementaire recht van het slachtoffer geschonden, namelijk het recht op leven.

Later die dag is verdachte nog teruggegaan naar het appartementencomplex van [slachtoffer] . Daar heeft hij samen met [medeverdachte 1] de brievenbus van het slachtoffer opengebroken en zijn nieuwe pinpas gestolen. Het is onvoorstelbaar dat iemand dat doet terwijl het door hem en zijn mededaders zwaar toegetakelde en vastgebonden slachtoffer op dat moment stervend of inmiddels overleden op de grond in zijn woning lag. Verdachte heeft zich op dat moment op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn van het slachtoffer en leek alleen nog oog te hebben voor zijn eigen financiële gewin om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien.

Het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft zowel binnen als buiten de familie- en kennissenkring van het slachtoffer [slachtoffer] zeer veel afschuw opgeroepen. Verdachte heeft groot en onherstelbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, een verdriet dat zij voor de rest van hun leven als een schaduw met zich meedragen. Het hof verwijst in dit verband naar de indrukwekkende slachtofferverklaring van de heer [benadeelde 1] , de partner van [slachtoffer] , zoals deze ter zitting van het hof door hem is voorgedragen. De heer [benadeelde 1] is degene geweest die [slachtoffer] uiteindelijk overleden en vastgebonden heeft aangetroffen in zijn woning. De confrontatie met de toestand van [slachtoffer] moet verschrikkelijk en traumatisch voor hem zijn geweest.

In de nacht voorafgaande aan de woningoverval heeft verdachte zich ook nog samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan twee inbraken in het restaurant [restaurant] . Ook met dit handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Ook hier heeft verdachte kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.

Het hof rekent het verdachte ook zwaar aan dat hij nog altijd geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij wilde inbreken in de woning van [slachtoffer] en dat hij daarom in zijn woning is geweest, maar hij ontkent nog steeds zijn rol bij de geweldshandelingen. Daardoor heeft verdachte de nabestaanden van [slachtoffer] tot de dag van vandaag in een vorm van onzekerheid gelaten.

Het hof houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn strafblad van 29 september 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden erg vaak is veroordeeld voor (met name) vermogensdelicten.

Strafmatigend werkt de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep. Omdat verdachte in deze zaak in voorlopige hechtenis verblijft, bedraagt de redelijke termijn 16 maanden. Dat betekent dat deze termijn in eerste aanleg met ongeveer 3 maanden en in hoger beroep met ongeveer 8 maanden is overschreden. Deze schending moet in de strafoplegging worden gecompenseerd. Zonder schending van de redelijke termijn zou het hof in de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 17 jaar hebben opgelegd. Het hof zal nu een strafkorting van 6 maanden (een half jaar) toepassen.

Dat betekent dat het hof - gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden - een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden (met aftrek van voorarrest) zal opleggen.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 35.000,- ingediend. De rechtbank heeft dit bedrag voor een deel toegewezen tot een bedrag van € 32.500,-. De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd. Het hof zal daarom een beslissing nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.

Op de zitting is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte.

Affectieschade

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in de eerste plaats vergoeding van affectieschade gevorderd. Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat [benadeelde 1] affectieschade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten.

Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Deze vergoeding heeft een symbolisch karakter, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten.

De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders en (pleeg/stief)kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners. Voor de toekenning van affectieschade gelden de bedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade. In beginsel is de rechter aan die bedragen gebonden, behoudens de gevallen waarin de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid of gronden tot matiging daaraan in de weg staan.

De benadeelde partij heeft bij zijn vordering aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedrag onder categorie B: levensgezellen. Onder deze categorie vallen partners die een gezamenlijke huishouding voeren. Aangezien daar in het geval van de benadeelde partij [benadeelde 1] en het overleden slachtoffer geen sprake van was, is het hof van oordeel dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort in de zin van categorie G: overige nauwe persoonlijke relaties. Het hof zal dienovereenkomstig het bedrag conform het Besluit vergoeding affectieschade toewijzen, te weten een bedrag van

€ 17.500,-.

Het hof verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de overige gevorderde vergoeding aan affectieschade niet-ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter indienen.

Shockschade

In de tweede plaats heeft de benadeelde partij shockschade gevorderd. Volgens de Hoge Raad kan iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt - afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan plaatsvinden - ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.

Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:

de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad,

de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en

de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.

Aan de hand van onder meer deze gezichtspunten moet de rechter van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid. Hierbij geldt dat niet op voorhand aan één van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als één van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.

Het hof stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde 1] direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het strafbare feit, te weten de woningoverval in de woning van zijn partner [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] is komen te overlijden. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zijn partner levenloos, zwaar toegetakeld en vastgebonden op de grond aangetroffen in zijn woning. In zijn verklaring geeft de benadeelde partij aan dat hij meteen wist dat [slachtoffer] dood was. [slachtoffer] voelde koud aan en zijn voeten waren grijs. Het op deze manier aantreffen van een partner waar de benadeelde partij nog dagelijks voor zorgde, maakt dat de benadeelde partij ernstig in shock is geraakt. [benadeelde 1] ervaart veel psychische klachten en bij hem is PTSS vastgesteld. Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij een behandelplan van de psycholoog overgelegd. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van geestelijk letsel en oordeelt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten, ter hoogte van het gevorderde bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag zal worden toegewezen.

Het hof wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dus toe tot een bedrag van in totaal € 32.500,-. De vordering wordt hoofdelijk met de medeverdachte(n) toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.500,- ingediend. De rechtbank heeft dit bedrag voor een deel toegewezen tot een bedrag van € 17.500,-. De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd. Het hof moet daarom een beslissing nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] moet worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.

Op de zitting is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toewijsbaar is tot een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade. Het hof verwijst naar wat hiervoor bij de benadeelde partij [benadeelde 1] over de affectieschade is overwogen. De benadeelde partij [benadeelde 2] is de moeder van het overleden slachtoffer en zij behoort tot de kring van gerechtigden (te weten tot de categorie “meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders”). In het Besluit vergoeding affectieschade wordt aan deze categorie bij het overlijden door misdrijf een bedrag gekoppeld van € 17.500,-.

Ook dit bedrag zal hoofdelijk met de medeverdachte(n) worden toegewezen.

Het hof verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige door haar gevorderde. Dat geldt voor zowel de overig gevorderde vergoeding van affectieschade, als voor de gevorderde vergoeding van materiële schade. Aan materiële schade wordt een bedrag van

€ 500,- gevorderd, maar deze schade ziet op feit 3. Van dit feit is verdachte door de rechtbank vrijgesproken en dit feit is thans in hoger beroep niet meer aan de orde. Voornoemd bedrag komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

De benadeelde partij kan het niet-toegewezen deel van de vordering indienen bij de burgerlijke rechter.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 4] en

[benadeelde 3]

In eerste aanleg heeft [benadeelde 3] een vordering tot schadevergoeding van € 9.451,13 ingediend, bestaande uit € 8.951,13 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft haar echter niet-ontvankelijk verklaard in die vordering omdat de materiële schade is geleden door [benadeelde 4] (en niet duidelijk is wie de vorderingsgerechtigde is), terwijl de gevorderde immateriële schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd.

Het hof is van oordeel dat uit het door [benadeelde 3] in eerste aanleg ingediende formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ volgt dat zij heeft beoogd om zowel namens zichzelf als namens de vennootschap (waarvan zij bestuurder was) schadevergoeding te vorderen. In hoger beroep heeft de curator van de inmiddels gefailleerde vennootschap verduidelijkt dat [benadeelde 3] alleen immateriële schade heeft geleden en de materiele schade (dus) door de vennootschap is geleden.

Het hof zal de vorderingen daarom beoordelen als twee afzonderlijke vorderingen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert de vergoeding van een bedrag van € 500,- aan immateriële schade. Haar vordering heeft betrekking op de onder 6 bewezenverklaarde inbraken in het restaurant. Het hof overweegt dat uit de artikelen 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op “smartengeld”. In geval van vermogensdelicten bestaat die aanspraak niet, tenminste niet zonder meer.

In deze zaak kan niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b. van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zodat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] moet worden afgewezen.

De vordering van [benadeelde 4]

De curator heeft het gevorderde materiële schadebedrag in hoger beroep verlaagd met

€ 2.169,61 tot € 6.681,52.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [restaurant] toegewezen dient te worden tot het in hoger beroep gevorderde bedrag.

De verdediging heeft zich voor wat betreft de vorderingen tot schadevergoeding van het restaurant gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Naar het oordeel van het hof is deze vordering toewijsbaar tot een bedrag van in totaal

€ 175,66. Het gaat dan om de schadeposten “kasgeld” van € 40,- en het genoemde bedrag (exclusief btw) dat staat op de overgelegde kassabon van de Hornbach (productie 7 bij de vordering tot schadevergoeding) van € 135,66. Deze schadeposten zijn wat het hof betreft voldoende onderbouwd en komen dus voor toewijzing in aanmerking.

Het hof zal bepalen dat verdachte voor de betaling van dit bedrag hoofdelijk met zijn medeverdachte aansprakelijk is.

Voor wat betreft het resterende deel van de vordering is het hof van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade door het restaurant is geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 6 bewezenverklaarde inbraken. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in dit overige deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering indienen bij de burgerlijke rechter.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Beslag

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat conform de beslissing van de rechtbank op het beslag moet worden beslist.

De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.

Het hof zal - net als de rechtbank heeft gedaan - de teruggave aan verdachte gelasten van de op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder de nummers 1, 5, 6 en 9 tot en met 24 en 26 tot en met 35 vermelde goederen. Het hof zal de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon gelasten van het voorwerp met nummer 25 op deze aangehechte beslaglijst.

Wetsartikelen

De straf en/of maatregel is gebaseerd op de artikelen 36f, 55, 57, 288, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren en 6 (zes) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 32.500,- (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 32.500,- (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 197 (honderdzevenennegentig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 april 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 april 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 175,66 (honderdvijfenzeventig euro en zesenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 175,66 (honderdvijfenzeventig euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 april 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot schadevergoeding af.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Beslag

Gelast de teruggave aan verdachte van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 1, 5, 6 en 9 tot en met 24 en 26 tot en met 35 vermelde goederen.

Gelast de teruggave van het op de aangehechte beslaglijst onder nummers 25 vermelde goed aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

Aldus gewezen door

mr. A. van Maanen, voorzitter,

mr. R.H. Koning en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,

en op 25 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 november 2025.

Tegenwoordig:

mr. A. van Maanen, voorzitter,

mr. R.H. Koning en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,

mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,

mr. R. Jansen, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter sluit het onderzoek en spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoot

Voetnoot 1

In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens - tenzij anders aangegeven - verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MD4R022040, gesloten en getekend op 24 oktober 2022 door [naam] , opsporingsambtenaren van de politie-eenheid Midden-Nederland.

Voetnoot 2

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 107, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .

Voetnoot 3

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 3 oktober 2022, p. 237 e.v.

Voetnoot 4

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 1654 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .

Voetnoot 5

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 1957 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .

Voetnoot 6

Het proces-verbaal ter terechtzitting van 4 november 2025 van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, inhoudende de verklaring van verdachte.

Voetnoot 7

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 46 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 8

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 160 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 9

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 24 juni 2022, p. 428 e.v.

Voetnoot 10

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 juli 2022, p. 447 e.v.

Voetnoot 11

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 335 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant]

Voetnoot 12

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 22 april 2022, p. 421 e.v.

Voetnoot 13

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 282 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 14

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 17 juni 2022, p. 466 e.v.

Voetnoot 15

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 258 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 16

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 29 juni 2023, p. 2049 e.v.

Voetnoot 17

Een geschrift, te weten een (aanvullend) NFI-rapport van 20 juli 2023, p. 102 e.v.

Voetnoot 18

Een geschrift, te weten een (aanvullend) NFI-rapport van 26 augustus 2024.

Voetnoot 19

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 711 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 20

Het in de wettelijke vorm opgemaakte (aanvullend) proces-verbaal met BVH-nummer 2022103043, betreffende “Nader onderzoek iPhone 13”, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 21

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 165, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 22

Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 oktober 2023, 13 oktober 2023 en 8 november 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , inhoudende de verklaring van verdachte.

Voetnoot 23

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 259 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 24

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 420 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 25

Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2023, 13 oktober 2023 en 8 november 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , inhoudende de verklaring van verdachte.