Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2025:7378

Op 25 November 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-000445-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:7378. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-000445-24
Datum uitspraak:
25 November 2025
Datum publicatie:
21 November 2025

Indicatie

Het hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 jaar en 3 maanden (met aftrek van voorarrest) voor de gewelddadige beroving en de doodslag op een man in Utrecht op 13 april 2022

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000445-24

Uitspraakdatum: 25 november 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 november 2023 met parketnummer

16-147793-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,

huidig BRP-adres: [adres 1] .

Hoger beroep

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 en 25 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. W. Drummen en mr. J. Kuijper, en de advocaat van de benadeelde partijen, mr. A.M.R. van Ginneken, hebben aangevoerd.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van wat aan hem onder feit 3 is ten laste gelegd. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof te kennen gegeven dat het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraak van dit feit. Het hof zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak van feit 3.

Het vonnis

De rechtbank heeft verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrijgesproken. Daarbij heeft de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.

Het hof komt in dit arrest tot een andere beslissing over het bewijs dan de rechtbank.

Het hof vernietigt daarom het vonnis en doet opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de rechtbank Midden-Nederland is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde ten laste gelegd dat:

1
primair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen;

1
subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,

en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

1
meer subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen;

2
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres 1] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),

heeft/hebben weggenomen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,

of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)

en/of

hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres 1] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed,

dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad);

4
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf

om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,

weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,

te weten onbevoegd gebruik heeft/hebben gemaakt van de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben geprobeerd te pinnen met de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben gebruik gemaakt van de bij die creditcard horende pincode

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van feit 1 primair

Net als de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met het vooropgezette plan om [slachtoffer] te doden. Om die reden spreekt het hof hem vrij van de onder 1 primair tenlastegelegde moord.

Vrijspraak van feit 4

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde feit.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest.

Het hof zal verdachte vrijspreken van feit 4, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte heeft geprobeerd te pinnen met de van [slachtoffer] gestolen creditcard. Uit het dossier kan ook overigens niet worden afgeleid dat verdachtes bijdrage aan dit feit voldoende is om hem als medepleger te kunnen aanmerken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. Daartoe is - kort gezegd - betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn, zodat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Uit het DNA-bewijs volgt namelijk dat de rol van [medeverdachte 1] veel groter is geweest dan hij zelf heeft verklaard. Met zijn verklaringen heeft hij dus vooral geprobeerd om de schuld af te schuiven op verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , aldus de verdediging.

Uit het DNA-bewijs kan niet worden geconcludeerd dat verdachte in de woning van [slachtoffer] is geweest. Van verdachte zijn enkel DNA-mengprofielen aangetroffen in de woning van [slachtoffer] : één op de broekspijp van het slachtoffer en één op het touw. Deze mengprofielen kunnen volgens de verdediging niet bijdragen tot het bewijs omdat de conclusie dat het daadwerkelijk om DNA van verdachte gaat onvoldoende betrouwbaar is bij een mengprofiel met verschillende donoren. Ten aanzien van het spoor op het touw geldt bovendien dat dit touw een verplaatsbaar object is, dat mogelijk via één van de medeverdachten in de woning van [slachtoffer] terecht is gekomen. Het DNA van verdachte zou dan al eerder op dit touw terecht kunnen zijn gekomen. Er staat dan ook niet vast dat het touw waarop het mengprofiel van verdachte is gevonden, hetzelfde touw is als door [benadeelde 1] in de woning van [slachtoffer] is gelegd. Het had dan immers voor de hand gelegen dat er ook DNA van [benadeelde 1] op dit touw was gevonden, maar dat is niet het geval. Tenslotte kan het ook zijn dat het DNA van verdachte via [medeverdachte 1] door secundaire overdracht op dit touw terecht is gekomen.

Voor het geval het hof voornoemde DNA-mengprofielen wel tot het bewijs wil gebruiken, heeft de verdediging de volgende voorwaardelijke verzoeken gedaan:

ter beschikking stellen van de stukken met betrekking tot het DNA-spoor op de broekspijp aan de verdediging voor een onderzoek op bronniveau en het horen van de deskundige Gits over dit DNA-spoor;

ter beschikking stellen van de stukken met betrekking tot het DNA-spoor op het touw aan de verdediging voor een onderzoek op bronniveau en het horen van de deskundige Gits over dit DNA-spoor;

onderzoek laten doen op activiteitenniveau met betrekking tot het DNA dat is aangetroffen op het touw en op de broekspijp.

Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst, onvoldoende kan worden weerlegd door de bewijsmiddelen. Dit alternatieve scenario komt erop neer dat verdachte buiten in zijn rolstoel heeft gewacht toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de flat van [slachtoffer] binnengingen. Met de dood van [slachtoffer] heeft verdachte naar eigen zeggen niets te maken.

Het oordeel van het hof

Inleiding

Het hof geeft hierna eerst een overzicht van de relevante bewijsmiddelen, waarvan de redengevende onderdelen voor het bewijs worden gebruikt. Vervolgens wordt de beoordeling door het hof van de tenlastelegging besproken.

Bewijsmiddelen  (Voetnoot 1)

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde:

1. Het proces-verbaal van verhoor (van 14 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [benadeelde 1]:

Op dinsdagavond (het hof begrijpt: dinsdag 12 april 2022) rond 20.00 uur heb ik voor het laatst contact met [slachtoffer] gehad. Op woensdag 13 april werd ik wakker. Ik kreeg geen contact met [slachtoffer] dus besloot ik om naar zijn woning te gaan. Ik kwam rond 22.15 uur aan bij de woning van [slachtoffer] . Ik zag meteen dat het een ontzettende puinhoop was in zijn woonkamer. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] naast het bed lag op zijn rechterzij. Ik zag dat zijn benen waren opgetrokken en aan elkaar waren vastgebonden met touw en tape. Ik herkende de tape omdat ik een soortgelijke tape bij [slachtoffer] had achtergelaten. Het touw herkende ik ook omdat ik dit ook daar een keer heb achtergelaten. Ik voelde direct dat [slachtoffer] koud aanvoelde. Ik zag dat zijn voeten grijs gekleurd waren. Ook zag ik dat [slachtoffer] zijn trui over zijn hoofd had met een soort van riem eromheen. Ik wist meteen dat [slachtoffer] dood was. (Voetnoot 2)

2. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 3 oktober 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden

1
Overledene

Naam: [slachtoffer]

Geboortedatum: [geboortedag] 1961

Geboorteplaats: [geboorteplaats] .

Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen in de [adres 1] te [plaats] op 13 april 2022.

5
Resultaten

A. Postmortale radiologie

Voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht via het Maastricht UMC+. Hierbij werd onder andere het volgende gezien:

- Forse buikwandbreuk met vet en enkele met vocht gevulde delen.

- Meerdere ribbreuken.

- Vrij vocht rondom de lever en de milt, alsook in het kleine bekken.

6
Interpretatie van resultaten

Traumatische letsels

Aan de buik was een onscherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting met begeleidende bloeduitstorting in de weke delen en verscheuring van de ophangband van de dunne darm. In de buikholte was circa 3 liter bloed. Deze letsels zijn ontstaan door zeer hevige stomp botsende krachtinwerking ter hoogte van de buik (zoals hevig schoppen of slaan) en hebben geleid tot het ernstige bloedverlies op basis waarvan het overlijden kan worden verklaard.

Voorts waren er aan het hoofd, in de mond en ter hoogte van de romp en ledematen letsels van stomp botsende en deels schavende krachtinwerking (zoals geslagen worden, stevig beetgepakt worden of stoten/schaven). De letsels op het hoofd kunnen gezien de locatie hebben geleid tot bewustzijnsdaling. De letsels in de mond kunnen tevens zijn ontstaan door een (af)drukkende krachtinwerking, zoals smoren. De ribbreuken kunnen hebben geleid tot ademhalingsfunctiestoornissen.

Op de polsen en enkels waren enkele letsels die qua aspect en locatie, mede op basis van de aangeleverde informatie, zouden kunnen passen bij een omsnoerende krachtinwerking zoals knevelen. Volgens de aangeleverde informatie zou het fixatiemateriaal relatief los hebben gezeten, hetgeen de relatief geringe letsels zou kunnen verklaren. De geringe letsels zouden tevens verklaard kunnen worden door beperkt verweer, bijvoorbeeld in het kader van een bewustzijnsdaling (zoals door een krachtinwerking op het hoofd of in het kader van het overlijdensproces/bloedverlies).

De punt- tot stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden duiden op bloedstuwing bij leven. Dergelijke bloedstuwing (in het hoofd) kan onder meer ontstaan door belemmering van de veneuze afvloed ter hoogte van de hals (zoals door samendrukkende of toesnoerende krachtinwerking), verhoogde druk in de borstkas en/of rechtszijdig hartfalen.

7
Conclusie

Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , 61 jaar oud geworden, wordt het overlijden verklaard door verbloeding als gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking op de buik. Een toxicologische beïnvloeding ten tijde van het overlijden is niet gebleken. (Voetnoot 3)

3. Het proces-verbaal van verhoor (van 20 december 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1]:

V: Wie bedoel je met [medeverdachte 2] ?

G ( [medeverdachte 1] ): [medeverdachte 2] . Ik zag hem als een drugsmaatje. [medeverdachte 2] regelde drugs, bruin en bori van mijn geld. [medeverdachte 2] wist dat ik nergens heen kon. Iedereen had zo zijn eigen beweegredenen. Zo ook [bijnaam 1] , die veel langs kwam.

G ( [medeverdachte 1] ): [slachtoffer] kwam aanfietsen. Ik vroeg geld aan hem. Bij het pinnen drukte hij verkeerd, waarop ik ging helpen. Ik zag dat er € 10.000,- op zijn rekening stond. Ik belde aan boven en vroeg of ik mocht binnenkomen. Ik vroeg om een kopje thee en toen kreeg [slachtoffer] telefoon. Dat gaf mij de kans om de portemonnee te pakken. Ik pakte zijn jas van de kapstok en rende de trap af naar beneden. Ik wilde

€ 10.000,- pinnen. Er kwam € 500,- uit geloof ik. Anderen hoorden ook van het verhaal. Eenmaal teruggekomen bij [bijnaam 2] kwam [bijnaam 1] en werd er samen bedacht door ons waarvan ik de namen niet ga verklaren.

G ( [medeverdachte 1] ): Dat we er heen zouden gaan. Ik zou zijn portemonnee pakken en telefoon en geld pinnen of overboeken. Wij gingen richting [adres 1] . We gingen via het fietspad, zodat we niet gezien konden worden. Ik en nog een persoon gingen achterom en de andere ging met de lift. Eenmaal boven liepen we elkaar tegemoet. De één ging aanbellen, de ander stond achter hem en ik ging links staan. Als hij thuis was, zouden we hem overmeesteren. We dachten dat [slachtoffer] zijn pas weer had geactiveerd. Eenmaal aangebeld, deed [slachtoffer] de deur open. De twee renden zowat langs hem heen. Ze gingen het hele huis door. Ik ben op de bank gaan zitten. De twee waren bezig om [slachtoffer] stil te houden. Ik probeerde met alle moed zijn telefoon te pakken. In de tussentijd hoorde ik gekreun en andere geluiden die ik moeilijk kan plaatsen. Ik liep naar de hal en zag [slachtoffer] liggen. Bloed, bril stuk, iets onder zijn hoofd gedrukt. Ik zag bloed bij de anderen. Op een gegeven moment kwam ik er achter dat ik geen handschoenen meer aan had. Die had ik uitgedaan toen ik de telefoon moest ontgrendelen. Ik heb zonder handschoenen geholpen om [slachtoffer] naar de slaapkamer te brengen. Zijn hoofd en een gedeelte van zijn lichaam waggelden mee. Ik hield het niet meer waardoor we [slachtoffer] voorzichtig op de grond legden. Toen heb ik de bindmiddelen aangegeven. Ik wist dat ik geen handschoenen aan had. Ik pakte het touw dat in de kamer lag. Ik ging met mijn voet op de ventilator staan en met mijn andere hand rukte ik de kabel los. Ik kreeg ook tape in mijn handen en bretels. Die lagen in de slaapkamer. De anderen pakten een trui. Ik nam de telefoon, pinpas en mappen waar alles in zat mee en ook de creditcard met twee pincodes. Eenmaal buiten liep ik voorop. [bijnaam 2] liep richting [bijnaam 1] . Ik liep naar de pinautomaat. (Voetnoot 4)

4. Het proces-verbaal van verhoor (van 27 januari 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1]:

Bij [medeverdachte 2] thuis is het allemaal ontstaan.

V: Wat is daar ontstaan?

A: Het idee dat we bij [slachtoffer] de deur open zouden flipperen, naar binnen zouden gaan, de pinpas pakken en creditcards en weg zouden gaan. Met het idee dat er tienduizend op stond want dat had ik gezien. Ik wist de pincode ook.

V: Van wie kwam dat voorstel?

A: Van ons alle drie.

V: Het gaat nu over dat jullie voor het eerst bij [slachtoffer] naar binnen gaan.

V: Dus jullie kwamen uit het huis van [medeverdachte 2] ?

A: En dat wisten jullie niet?

V: En dan over de [adres 2] .

A: Ja, zo ja. En dan via het buurtteam. Daar zijn we over de brug gegaan en toen rechts en dan kom je op de [adres 1] op een gegeven moment. En dan kan je binnendoor en dan ga je het park in achter ons en dan heb je de ingang van dat hek wat op slot zit. En ik ben daar toen met [verdachte] heen gegaan. Toen heb ik zijn rolstoel links in de bosjes gegooid zodat mensen het niet zouden zien. Toen zou [medeverdachte 2] de deur voor ons openmaken.

V: En dat is die ochtend van de dertiende.

A: Ja.

V: Jij zegt ik heb die rolstoel in de bosjes gegooid zodat het niet gezien zou worden van [verdachte] en jullie staan dan aan die zijkant bij de nooduitgang.

A: Ja.

V: En jullie dachten dat [medeverdachte 2] de deur open zou gaan doen?

A: Dat heeft hij ook gedaan. Hij deed de deur open en toen zijn wij met z’n drieën richting de deur van [slachtoffer] gaan lopen. Ik stond aan de rechterzijde van de deur met [medeverdachte 2] en [verdachte] als ik het goed uitspreek.

V: [verdachte] .

A: [verdachte] , die stonden aan de linkerkant. De reden waarom ik niet kon aanbellen en de reden waarom ik niet gezien kon worden, was omdat ik al betrapt was met het stelen van de portemonnee. [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) belde aan, die zou [slachtoffer] vasthouden. De deur wordt open gedaan en ze rennen langs hem heen en gaan dat hele huis op z’n kop gooien. [slachtoffer] begon herrie te maken en uiteindelijk pakken ze hem vast. Ik heb nog nooit zoveel agressie meegemaakt. Ik ging er heen en zag dat [slachtoffer] op de grond lag, bebloed. Z’n bril was stuk. [medeverdachte 2] lag op hem en sloeg hem van links naar rechts. [verdachte] sloeg hem in z’n middel.

V: Op een gegeven moment besef jij je dat je je handschoenen uit hebt. Maar wat hadden [medeverdachte 2] en [verdachte] ?

A: Die hadden handschoenen aan.

Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] een keer op hem lag en dat [medeverdachte 2] hem sloeg en dat [verdachte] hem sloeg. Dus u wilt nu weten hoe [slachtoffer] naar de slaapkamer is gebracht. Ik heb hem gepakt bij zijn linkerarm, [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) bij z’n middel en [medeverdachte 2] bij z’n benen. Toen gingen we naar de slaapkamer. [verdachte] en [medeverdachte 2] lieten [slachtoffer] zakken. Toen kwam zijn hoofd op mijn voet en moest ik mijn voet onder zijn hoofd weghalen. Vandaar dat dat bloed op mijn schoen zat. En toen moest ik bindmiddelen aangeven.

V: Aan wie?

A: Aan [verdachte] .

V: Wat vroeg hij?

A: Dat ik hem spullen moest aangeven zodat hij hem kon vastbinden. Ik heb aangegeven wat ik kon aangeven.

V: Samengevat komt het erop neer dat [slachtoffer] is overmeesterd en hier in de gang op de grond gewond is geraakt.

A: Ja.

V: [slachtoffer] ligt op de slaapkamer op de grond en er wordt van alles aangereikt om hem mee vast te binden. Jij zegt dat [verdachte] met name het vastbinden doet.

A: Nou, die heeft alles vastgebonden en ik heb het aangegeven. [medeverdachte 2] kwam volgens mij om het tape te brengen.

V: Het lukte [verdachte] dus om [slachtoffer] in z’n eentje vast te binden?

A: Ja. Hoe het op mij overkwam is dat hij zich gewonnen gaf. Hij was rustig, hij kreunde wel. Hij was nog in ademhaling.

A: [medeverdachte 2] was bezig met z’n broek. Hij was de bloedvlekken aan het verwijderen die hij op z’n broek had.

V: Hoe deed hij dat dan?

A: Hij heeft altijd een tasje mee voor z’n spuit en voor andere dingen. Daar zit waarschijnlijk een schaartje in of een mesje. Hij haalde iets uit zijn tasje en toen ging hij de spetters waar bloed op zat wegsnijden bij beide broekspijpen.

V: In je vorige verklaring had je het over [bijnaam 2] en [bijnaam 1] .

A: [bijnaam 1] is [verdachte] en [bijnaam 2] is [medeverdachte 2](Voetnoot 5)

5. Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] (van 19 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Op 14 april 2022 kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] , [postcode] [plaats] . Er zou een manspersoon levenloos op het adres [adres 1] te [plaats] zijn aangetroffen waarbij zijn handen en voeten gekneveld zouden zijn en zijn hoofd bedekt en omwonden.

Overledene: [slachtoffer] .

Wij zagen dat de woonkamer een verstoorde indruk maakte. Wij zagen dat de salontafel vol lag met diverse papieren waaronder die van de ING. Wij zagen dat er een bril met koordje en één missend glas achter de tussendeur van de gang, naast de deur van het gangetje naar de slaapkamer, op de vloer lag.

Op de slaapkamer zagen wij tegenover de deur in de hoek een open kast met daarnaast een kast met een deur en laatjes. Wij zagen dat het deurtje open stond en dat er goederen voor de kast lagen. Op de vloer, tussen de kast en het bed, zagen wij een ventilator liggen waarvan een gedeelte van het snoer miste.

Wij zagen dat de overledene gekleed was in een donkerblauwe sweater met daaronder een wit shirt. Bij zijn onderbenen zagen wij een rood met zwartkleurige rugzak liggen waarvan de nylon draagbanden rond de enkels van overledene waren gewikkeld en vastgeknoopt. Een lus van zogeheten paracord, behorende bij de tas, zat losjes om de enkels. Om de kuiten van de overledene was bindtouw gewikkeld. Dit was vijf keer losjes rond de kuiten gewikkeld en het uiteinde richting de bondage ging rond de polsen. Wij zagen dat er een groenkleurige sweater om het hoofd was gewikkeld waarbij het achterhoofd onbedekt was. Om deze sweater waren legergroenkleurige bretels gewikkeld. De polsen van de overledene bevonden zich ter hoogte van de bedpoot. Wij zagen dat er een leren riem om de polsen en de bedpoot was gewikkeld. Ook was er een stuk duct-tape, een zwartkleurig elektriciteitssnoer inclusief stekker en het bindtouw om de polsen en de bedpoot gewikkeld.

De volgende sporen en sporendragers werden veiliggesteld:

PL0900-2022103043-2976040

SIN AAOP9779NL

Zak (rugzak)

Breathable bag, rood

Rode rugtas bij benen slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976048

SIN AAOP9780NL

Touw

Touw/binddraad rond enkels en knieën slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976238

SIN AAOP9781NL

Touw

Betreft de bindmiddelen om de polsen. Touw, tape, riem, snoer.

PL0900-2022103043-2976241

SIN AAOP9782NL

Riem

Betreft de bretels om hoofd slachtoffer.

PL0900-2022103043-2976387

SIN AAOP9783NL

Kleding (trui)

Breathable bag, groen

Trui groen om hoofd slachtoffer. (Voetnoot 6)

6. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] [plaats] ) (van 21 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Woonkamer:

Op de eetkamertafel stond een geopende laptop met daarop een lege portemonnee.

Links naast de televisiekast lag een kunststof transparante menustandaard op de vloer. Op deze standaard was een schoenspoor zichtbaar.

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976755

SIN AAPD6382NL

Papier, breathable bag

17:49 nr. 12 houder voor A4 (schoenspoor?). (Voetnoot 7)

7. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 24 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Bindmiddelen AAOP9781NL

Het onderzoeksmateriaal betreft een touw, riem, kabel en tape die met elkaar zijn verbonden.

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAOP9781NL#01

knoop en mogelijk origineel uiteinde van het touw

AAOP9781NL#03

stekker van de kabel

AAOP9781NL#06

origineel uiteinde van de riem

AAOP9781NL#08, #09, #10 en #11

mogelijk originele uiteinden van de tape (#09 met bloed)

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9781NL#01

(knoop en uiteinde touw)

Minimaal drie personen:

- overleden slachtoffer [slachtoffer]

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- meer dan 1 miljard

AAOP9781NL#03 (stekker kabel)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- overleden slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één andere persoon

- meer dan 1 miljard

AAOP9781NL#06 (uiteinde riem)

Minimaal twee personen:

- overleden slachtoffer [slachtoffer]

- verdachte [medeverdachte 1]

- ongeveer 10 miljoen

AAOP9781NL#10 (uiteinde tape)

Verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAOP9781NL#10 (uiteinde tape)

Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] dat DNA-profiel AAOP9781NL#10 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [medeverdachte 1] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [medeverdachte 1] ) verwante persoon.

AAOP9781NL#01 (knoop en uiteinde tape) en #03 (stekker kabel)

DNA-mengprofielen AAOP9781NL#01 en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] , verdachte [medeverdachte 1] en een willekeurig onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

AAOP9781NL#06 (uiteinde riem)

DNA-mengprofiel AAOP9781NL#06 is ongeveer 10 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte

[medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon. (Voetnoot 8)

8. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 15 juli 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal rugzak met veter AAOP9779NL

AAOP9779NL#01

originele uiteinde van de veter

AAOP9779NL#02

originele uiteinde van de veter

AAOP9779NL#03

uiteinde van de veter

AAOP9779NL#04

uiteinde van de veter

AAOP9779NL#05

buitenzijde van de knoop

AAOP9779NL#06

binnenzijde van de knoop

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal touw AAOP9780NL

AAOP9780NL#01

deel van het uiteinde

AAOP9780NL#03

deel van het uiteinde

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal trui AAOP9783NL

AAOP9783NL#04

bovenzijde rechtermouw

AAOP9783NL#10

bovenzijde linkermouw

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Rugzak met veter AAOP9779NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9779NL#01

(uiteinde veter)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

AAOP9779NL#03 en #04 (uiteinden veter), en #05 (buitenzijde knoop veter)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- niet berekend vanwege resultaat AAOP9779NL01

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Touw AAOP9780NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9780NL#01

Minimaal twee personen:

- verdachte [medeverdachte 1]

- slachtoffer [slachtoffer]

- meer dan 1 miljard

AAOP9780NL#03

(deel uiteinde)

Minimaal drie personen:

- slachtoffer [slachtoffer]

- [verdachte] (zie: DNA-databank)

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Trui AAOP9783NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOP9783NL#04

(bovenzijde rechtermouw)

Minimaal twee personen:

- slachtoffer [slachtoffer] .

- verdachte [medeverdachte 1]

- ongeveer 54 miljoen

AAOP9783NL#10 (bovenzijde linkermouw)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- niet berekend vanwege resultaat AAOP9783NL#04

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

Bemonsteringen AAOP9779NL#01 (uiteinde veter), AAOP9780NL#01 (uiteinde touw) en AAOP9783NL#04 (bovenzijde rechtermouw)

DNA-mengprofielen AAOP9779NL#01 en AAOP9780NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.

DNA-mengprofiel AAOP9783NL#04 is ongeveer 54 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte

[medeverdachte 1] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.

Bemonstering AAOP9780NL#03 (uiteinde touw)

DNA-mengprofiel AAOP9780NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer [slachtoffer] , [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

DNA-mengprofiel AAOP9780NL#03 (uiteinde touw) is niet geschikt voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is daarom niet opgenomen. Wel is dit DNA-mengprofiel op 7 juni 2022 eenmalig vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is gericht gezocht naar de personen die naast slachtoffer [slachtoffer] DNA kunnen hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van:

[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992 te [plaats] . Dit betekent dat een deel van het DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van [verdachte](Voetnoot 9)

9. Het proces-verbaal vooronderzoek lab (van 19 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Sporendrager:

SIN AAOP9782NL

Riem

Betreft de bretels om hoofd slachtoffer.

Veiliggestelde sporen:

SIN AAOI4069NL: alle gehele banden bretels. (Voetnoot 10)

10. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Tabel 2 Bemonstering van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAOI4069NL#01

Alle gehele banden bretels

Tabel 4 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Bretels AAOP9782NL

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOI4069NL#01

(alle gehele banden bretels)

Minimaal drie personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA:

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- minimaal één onbekende persoon

- meer dan 1 miljard

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

Bemonsteringen AAOI4069NL#01 (gehele banden bretels)

Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen. De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX.

DNA-mengprofiel AAOI4069NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. (Voetnoot 11)

11. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op donderdag 14 april 2022 om 23.00 uur kwam ik voor forensisch onderzoek aan op het arrestantencomplex politie Midden-Nederland te [plaats] voor onderzoek aan de kleding en het lichaam van de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] .

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976938

AAOI4838NL, schoeisel (sport)

Nike rechterschoen, zwart

Rechterschoen witte zool.

PL0900-2022103043-2976940

AAPE2974NL, kleding (broek)

Jeans, zwart

Merk onbekend. (Voetnoot 12)

12. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 17 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Nike schoenen AAOI4823NL en AAOI4838NL van verdachte [medeverdachte 1]

De bemonsteringen zijn als respectievelijk AAOI4823NL#01 en AAOI4838NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.

Broek AAPE2974NL van verdachte [medeverdachte 1]

Hierbij zijn op de voorzijde ter hoogte van de linkerbroekzak twee bloedsporen aangetroffen. Deze twee bloedsporen zijn als respectievelijk AAPE2974NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Rechterschoen Nike AAOI4838NL van verdachte [medeverdachte 1]

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAOI4838NL#01

(neus)

Minimaal twee personen:

- slachtoffer [slachtoffer] .

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

- zie toelichting 1

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek – Broek AAPE2974NL van verdachte [medeverdachte 1]

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAPE2974NL#01 en #02

(bloedsporen)

Minimaal twee personen:

Een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid DNA-hoofdprofiel):

- slachtoffer [slachtoffer] .

Een relatief kleine hoeveelheid DNA:

- verdachte [medeverdachte 1]

- meer dan 1 miljard

- zie toelichting 1

Toelichtingen:

1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 1] en omdat het een bemonstering van een schoen of broek van verdachte

[medeverdachte 1] betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van verdachte [medeverdachte 1] in de bemonstering aanwezig is. De bewijskracht is daarom niet berekend.

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAOI4838NL#01 (neus van de Nike rechterschoen van [medeverdachte 1] )

DNA-mengprofiel AAOI4838NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 1] en één willekeurige onbekende persoon.

AAPE2974NL#01 en #02 (bloedsporen op de broek van [medeverdachte 1] )

DNA-profiel AAPE2974NL#01 en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante) persoon. (Voetnoot 13)

13. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon (van 22 april 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op donderdag 14 april 2022 om 23.00 uur kwam ik voor forensisch onderzoek aan op het arrestantencomplex politie te [plaats] voor onderzoek aan de hieronder te noemen verdachte.

Verdachte: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1970.

Door een medewerker van het arrestantencomplex werden aan mij één paar sportschoenen van het merk Adidas overhandigd alsmede een schoudertasje van het merk Balr. Deze sporendragers had de verdachte gedragen dan wel bij zich gevoerd tijdens zijn aanhouding.

Sporendragers:

PL0900-2022103043-2976889

SIN AAPE2981NL

Tas (schouder), merk Balr.

SIN AAOI4824NL

Adidas linkerschoen.

SIN AAOI4825NL

Adidas rechterschoen. (Voetnoot 14)

14. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 29 juni 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven:

DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.

SIN

Omschrijving bemonstering

AAQD3667NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop

AAQD3669NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: gesp schouderband

Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAQD3667NL#01

(bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop)

Minimaal één persoon:

- slachtoffer [slachtoffer]

- meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAQD3667NL#01 (bloed; tas AAPE2981NL: li.z. bij zilveren knop)

Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon. DNA-profiel AAQD3667NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon. (Voetnoot 15)

15. Een geschrift, te weten een aanvullend rapport van het NFI (van 20 juli 2023), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

Onderstaande bemonstering is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek.

Tabel 1 Bemonstering van sporenmateriaal

SIN

Omschrijving bemonstering

AAQD3669NL#01

bloed; tas AAPE2981NL: gesp schouderband

Van het DNA in bemonstering AAQD3669NL#01 is een DNA-profiel verkregen van een man. Het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] komt overeen met dit DNA-profiel. Dit betekent dat het DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] .

Voor bemonstering AAQD3669NL#01 is de bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] berekend. DNA-profiel AAQD3669NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon. (Voetnoot 16)

16. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (van 9 mei 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten:

Wij zagen een afdruk van een schoen op de plexiglas A4 displayhouder (SIN AAPD6382NL). Deze werd door verbalisant [verbalisant] fotografisch vastgelegd en door verbalisant [verbalisant] veiliggesteld op schoenspoorfolie (SIN AAOI2300NL). (Voetnoot 17)

17. Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek (van 22 juli 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Ontvangen materiaal:

- [1] Twee folies met een schoenafdrukspoor, voorzien van SIN AAOI2300NL.

- [A] Een linkerschoen van het merk Adidas, type Daily 3.0, maat 43 1/3 en voorzien van SIN AAOI4824NL, inbeslaggenomen onder [medeverdachte 2] .

- [B] Een rechterschoen van het merk Adidas, type Daily 3.0, maat 43 1/3 en voorzien van SIN AAOI4825NL, inbeslaggenomen onder [medeverdachte 2] .

Resultaten:

Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [1] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:

- het profiel overeenkomt;

- de afmetingen praktisch overeenkomen;

- negen onregelmatigheden in het schoenafdrukspoor [1] qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met negen beschadigingen in de zool van de linkerschoen [A];

- de door het schoenafdrukspoor [1] weergegeven slijtage overeenkomt met de slijtage aan de linkerschoen [A];

- onverklaarbare verschillen werden door mij niet waargenomen.

Conclusies:

Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat het schoenafdrukspoor [1] is veroorzaakt met de linkerschoen [A](Voetnoot 18)

18. Een geschrift, te weten een rapport van het NFI (van 26 augustus 2024), inhoudende - zakelijk weergegeven:

Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 13 april 2022

1
Vraagstelling

Forensische Opsporing politie-eenheid Midden-Nederland heeft verzocht om broek AAOP9791NL en trui en shirt AAOP9795NL, beide afkomstig van slachtoffer [slachtoffer] , te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op de broek, de trui en het shirt DNA aanwezig is van een andere persoon dan slachtoffer [slachtoffer] zelf en, zo ja, van wie dat DNA dan afkomstig kan zijn.

7
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

Trui en shirt AAOP9795NL van slachtoffer [slachtoffer]

AAOP9795NL#02 de buitenzijde van het shirt ter hoogte van de onderrug.

DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:

- een relatief grote hoeveelheid DNA van slachtoffer [slachtoffer] ;

- een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte [medeverdachte 2] en minimaal één onbekende persoon.

Bewijskracht t.a.v. verdachte [medeverdachte 2] : meer dan 1 miljard.

AAOP9795NL#08 de buitenzijde van de trui ter hoogte van de rechteroksel.

DNA kan afkomstig zijn van minimaal vier personen:

- een relatief grote hoeveelheid DNA van slachtoffer [slachtoffer] ;

- een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte [medeverdachte 2] en minimaal twee andere personen.

Bewijskracht t.a.v. verdachte [medeverdachte 2] : meer dan 1 miljard. (Voetnoot 19)

19. Het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

In dit proces-verbaal worden de bevindingen uit diverse processen-verbaal van de periode 12 april 2022 te 19.47 uur en 13 april 2022 te 09.09 uur tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] samengevat en in chronologische volgorde weergegeven. De tijden zijn de daadwerkelijke tijden.

(dossierpagina 711)

12-04-2022 19.47 uur – Camera portiek [adres 1] , zijde brievenbussen

Verdachte [medeverdachte 1] betreedt de portiek en kijkt in de brievenbus van zijn voormalige woning, nummer [huisnummer] . Na enige tijd doet hij de capuchon af en wordt vervolgens om 19.48 via de intercom binnengelaten.

(dossierpagina 712)

12-04-2022 19.54 uur – Camera portiek [adres 1] , zijde trap-lift en brievenbussen

Drie personen komen via de trap naar beneden en verlaten de flat via de uitgang bij de brievenbussen. Man 1 is de verdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft om 19.47 uur de flat betreden. De tweede man wordt door collega’s van het wijkteam herkend als [verdachte] .

(dossierpagina 713 en 714)

13-04-2022 00.11 uur – Beelden portiek [adres 3]

Verdachte [medeverdachte 1] laat twee mannen binnen.

13-04-2022 01.11 uur – Beelden portiek [adres 3]

De verdachte [medeverdachte 2] komt de trap af. Hij draagt een geblokte jas/vest gelijkend op het vest dat hij bij zijn aanhouding droeg. [medeverdachte 2] pakt onder de ruimte onder de trap een rolstoel en verlaat het complex.

(dossierpagina 715)

13-04-2022 01.12 uur – Camerabeelden [adres 2] te [plaats]

Eén minuut nadat [medeverdachte 2] het portiek aan de [adres 3] met een rolstoel heeft verlaten lopen drie personen voorbij de camera vanuit de richting van de [adres 3] . De twee voorste mannen vertonen zeer sterke gelijkenissen met [medeverdachte 1] (kaal hoofd, donkere jas en rugzak) en [medeverdachte 2] (geblokte jas en nektas). De achterste man loopt waggelend. Deze man is vermoedelijk [verdachte] . [verdachte] heeft uitval door het gebruik van lachgas.

(dossierpagina 722)

13-04-2022 07.31 uur – Camerabeelden [adres 2] te [plaats]

Drie personen lopen uit de richting van de [adres 3] voorbij de camera. De voorste man, met rugzak, vertoont zeer grote gelijkenissen met de verdachte [medeverdachte 1] . Vervolgens volgen twee personen. Eén van deze personen zit in een rolstoel. Deze persoon vertoont sterke gelijkenissen met [verdachte] . De rolstoel duwende man vertoont zeer grote gelijkenissen met de verdachte [medeverdachte 2] . Hij is gekleed in een donkere jas/vest en een lichtere broek.

Volgens de Google routeplanner bedraagt de loopafstand tussen de [adres 3] en de [adres 1] te [plaats] 10 minuten.

(dossierpagina 726)

13-04-2022 09.03 uur – Camerabeelden [adres 4]

De verdachte [medeverdachte 1] loopt naar het winkelcentrum [adres 4] . Hij draagt een bruine rugzak. Hij wordt enkele seconden later gevolgd door de verdachte [medeverdachte 2] en de verdachte [verdachte] (in rolstoel). [verdachte] wordt herkend door de wijkagent. [medeverdachte 2] lijkt een nektasje te dragen. Onder het geblokte vest is een donker kledingstuk te zien. (Voetnoot 20)

20. Het proces-verbaal van bevindingen (van 12 september 2024), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Op 21 juni 2022 werd de hieronder genoemde mobiele telefoon in beslag genomen.

Categorie: Telefoon

Merk: Apple

Type: iPhone 13 Pro.

Op 19 juli 2022 werden de digitale gegevens van deze mobiele telefoon veiliggesteld en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. De telefoon werd in beslag genomen in de woning aan de [adres 5] te [plaats] . Destijds verbleef de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992, in deze woning.

Ik stelde een onderzoek in naar het eventueel uitzetten van deze mobiele telefoon op 13 april 2022 tussen 06.00 en 09.00 uur. Ik zag onder device events het volgende vermeld staan:

- Op 13-04-2022 om 07.34.54 uur wordt de telefoon uitgezet.

- Op 13-04-2022 om 09.07.36 uur wordt de telefoon aangezet. (Voetnoot 21)

21. Het proces-verbaal van bevindingen (van 15 augustus 2022), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:

Getuige [benadeelde 1] had in een eerdere verklaring al verklaard dat hij het touw waarmee het slachtoffer was vastgebonden, had herkend als zijnde touw wat hij daar ooit een keer had achtergelaten. [benadeelde 1] verklaarde dat hij het touw bij de Ikea vandaan had. Hij was in augustus, september of oktober 2020 bij de Ikea geweest. Bij de Ikea stond een apparaat bij het laden en lossen waar je dit soort touw af kon rollen en gratis mee kon nemen. Dit heeft hij vervolgens ook gedaan. Als hij zou moeten schatten, zou het om tussen de 4 en 6 meter aan touw gaan. Hij heeft dit touw vervolgens in zijn fietstas gedaan en meegenomen naar de woning van het slachtoffer aan de [adres 1] te [plaats] . Hij dacht dat hij het touw in de kamer naast de slaapkamer van het slachtoffer had achtergelaten. Het touw is door [benadeelde 1] hierna nooit gebruikt. Door mij werd aan [benadeelde 1] een foto van het veiliggestelde touw getoond. [benadeelde 1] verklaarde na het zien van de foto dat dit touw een soortgelijk touw is als wat hij destijds had meegenomen bij de Ikea en had achtergelaten in de woning van [slachtoffer](Voetnoot 22)

Oordeel van het hof

Feit 1 subsidiair en feit 2

Volgens de verdediging is de belastende verklaring van [medeverdachte 1] niet betrouwbaar en kan uit het DNA-bewijs niet worden afgeleid dat verdachte in de woning van [slachtoffer] is geweest. Verdachte zat buiten te wachten in zijn rolstoel toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [slachtoffer] naar binnen gingen en zijn DNA heeft al eerder op het touw gezeten of moet via secundaire overdracht op het touw terecht zijn gekomen.

Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe het volgende.

[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 13 april 2022 samen met verdachte en [medeverdachte 2] in de woning van [slachtoffer] is geweest. In die woning hebben zij - onder meer - een pinpas en geld van [slachtoffer] gestolen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben fors geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . Ook is [slachtoffer] door de verdachten vastgebonden en hebben zij een trui over zijn hoofd gedaan. [medeverdachte 1] moest bindmiddelen aangeven. Volgens [medeverdachte 1] droegen verdachte en [medeverdachte 2] handschoenen tijdens de woningoverval. [medeverdachte 1] zelf had op een gegeven moment geen handschoenen meer aan.

Naar het oordeel van het hof wordt deze verklaring van [medeverdachte 1] in voldoende mate ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaruit het hof het volgende concludeert. Het DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen aan de buitenzijde van het shirt en aan de buitenzijde van de trui van [slachtoffer] . Daarnaast zat er bloed van [slachtoffer] op het schoudertasje dat [medeverdachte 2] droeg op 13 april 2022 en is er van [medeverdachte 2] een schoenspoor gevonden op een memobord in de flat. Van [medeverdachte 1] is veel DNA aangetroffen in de woning. Zijn DNA zat zowel op bindmiddelen als op de kleding van [slachtoffer] . Van verdachte is DNA gevonden op het uiteinde van het touw waar [slachtoffer] mee is vastgebonden. Het hof gaat ervan uit dat dit het touw is dat door [benadeelde 1] bij de Ikea is meegenomen en vervolgens in de woning van [slachtoffer] is neergelegd, nu dit touw ook door [benadeelde 1] is herkend en nu uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij een touw heeft gepakt dat al in de woning van [slachtoffer] lag. Uit de verklaring van [benadeelde 1] volgt dat dit touw al een lange tijd (ongeveer anderhalf jaar) in de woning moet hebben gelegen.

Het hof gaat dus voorbij aan het verweer van de verdediging dat het een ander touw kan betreffen, namelijk een touw dat door één van de medeverdachten was meegenomen naar de woning van [slachtoffer] . Dat laatste wordt weersproken door de verklaring van [medeverdachte 1] en is ook overigens op geen enkele manier aannemelijk geworden.

Het feit dat er DNA van verdachte op het touw zat dat al heel lang bij [slachtoffer] in de woning lag, past niet in de verklaring van verdachte dat hij buiten zat te wachten in zijn rolstoel en dat hij dus helemaal niet in de woning van [slachtoffer] is geweest. Het past juist wel in de verklaring van [medeverdachte 1] dat ook verdachte betrokken is geweest bij de geweldshandelingen tegen [slachtoffer] en dat de drie verdachten [slachtoffer] samen hebben opgetild en vastgebonden. Aan de mogelijkheid dat verdachtes DNA op het touw is gekomen door secundaire overdracht gaat het hof, gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen, dan ook voorbij. Dat er veel DNA van [medeverdachte 1] is gevonden in de woning van [slachtoffer] en relatief weinig DNA van verdachte en [medeverdachte 2] past in de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte en [medeverdachte 2] handschoenen droegen en hijzelf op enig moment niet meer.

Nog meer ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte 1] vindt het hof in de beschrijving van wat er is te zien op de verschillende camerabeelden. Hieruit volgt dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] op 12 april 2022 - een dag voor de woningoverval bij [slachtoffer] - samen zijn gezien in het appartementencomplex van [slachtoffer] en dat zij op 13 april 2022, kort na de overval, ook met zijn drieën zijn gezien in de buurt van [slachtoffer] ’ flat.

Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt bovendien dat hij zijn telefoon in de ochtend van 13 april 2022 tussen 07.34 en 09.07 uur heeft uitgezet. Ook dit ziet het hof als ondersteunend bewijs voor de verklaring van [medeverdachte 1] , nu de woningoverval bij [slachtoffer] in de ochtend van 13 april 2022 tussen deze tijdstippen moet zijn gepleegd.

Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet het hof gelet op het voorgaande geen reden om de verklaringen van [medeverdachte 1] niet ten laste van verdachte te gebruiken voor het bewijs. De belastende verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door verschillende objectieve bewijsmiddelen, zoals hiervoor is vermeld. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] zijn eigen aandeel in de tenlastegelegde feiten op onderdelen mogelijk kleiner heeft gemaakt dan in werkelijkheid het geval is geweest, betekent niet dat hij een onjuiste verklaring heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 2] bij de tenlastegelegde feiten. Het hof ziet niet in welke reden [medeverdachte 1] zou hebben om te liegen over die betrokkenheid, te meer nu [medeverdachte 1] zijn eigen betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft bekend en hij de straf die hiervoor aan hem is opgelegd door de rechtbank heeft geaccepteerd.

Daarbij komt dat er in het dossier noch anderszins steunbewijs te vinden is voor de alternatieve lezing van verdachte dat hij buiten in zijn rolstoel zat te wachten toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [slachtoffer] naar binnen gingen. Verdachte heeft deze alternatieve lezing geen handen en voeten kunnen geven. Ter zitting van het hof heeft hij op vragen over wat hij heeft gedaan toen hij zat te wachten, terwijl zijn telefoon uit stond, geen overtuigend antwoord gegeven. Hij heeft evenmin duidelijk kunnen of willen maken waarom zijn telefoon uitstond. Datzelfde geldt voor het feit dat, zoals hiervoor is vastgesteld, zijn DNA is aangetroffen op een touw dat al heel lang in de woning van [slachtoffer] lag en dat is gebruikt om het slachtoffer vast te binden. De aanwezigheid van verdachtes DNA op dit touw vraagt om een verklaring en die heeft verdachte als gezegd niet kunnen of willen geven. Het hof schuift het alternatieve scenario dus terzijde, nu deze door de bewijsmiddelen wordt weerlegd.

Gelet op alles wat hiervoor is overwogen - in onderling verband en samenhang bezien - is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feit. Het gaat dan om medeplegen van gekwalificeerde doodslag (feit 1 subsidiair) en medeplegen van diefstal met geweld met de dood tot gevolg (feit 2). Net als de rechtbank gaat het hof ervan uit dat bij deze twee feiten sprake is van eendaadse samenloop.

De voorwaardelijke verzoeken

De verdediging heeft, zoals hiervoor al is vermeld, meerdere voorwaardelijke verzoeken gedaan. Deze verzoeken komen er in het kort op neer dat de verdediging een aanvullend onderzoek wil laten doen met betrekking tot de DNA-sporen op de broekspijp en het touw (zowel op bronniveau als op activiteitenniveau), als het hof deze DNA-sporen tot het bewijs gebruikt.

Uit de weergave van de bewijsmiddelen blijkt dat het hof het DNA-spoor op de broekspijp niet tot het bewijs heeft gebruikt. Dat betekent dat het hof geen beslissing hoeft te nemen op de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging met betrekking tot dit DNA-spoor.

Het hof heeft het DNA-spoor op het touw wel tot het bewijs gebruikt. Het hof zal daarom een beslissing nemen op de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging ten aanzien van dit spoor.

Het hof begrijpt de verzoeken van de verdediging zo, dat enerzijds gevraagd wordt om de verdediging in de gelegenheid te stellen een tegenonderzoek op bronniveau te laten verrichten en de deskundige die over dat bronniveau rapporteerde op te roepen zodat hem daarover vragen kunnen worden gesteld, en dat anderzijds wordt verzocht om een aanvullend onderzoek op activiteitenniveau te laten verrichten.

Het hof overweegt over de twee verzoeken als volgt.

Bronniveau

Bij de beoordeling van een verzoek tot tegenonderzoek zijn de volgende omstandigheden van belang:

de gronden waarop het verzoek steunt;

het belang van het gevraagde tegenonderzoek in het licht van bijvoorbeeld de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat;

de omstandigheid dat het verzoek is gedaan op een zodanig tijdstip dat zo’n onderzoek nog mogelijk is;

e omstandigheid dat het verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan. (vgl. HR 08-02-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7228).

Bezien in dat licht overweegt het hof dat de verdediging het verzoek voor het eerst gedaan op de inhoudelijke zitting van het hof. Aan dit verzoek heeft de verdediging niet veel meer ten grondslag gelegd dan de algemene, op een wetenschappelijk artikel gebaseerde stelling dat een DNA-mengprofiel als het onderhavige (met minimaal vier donoren) niet automatisch geschikt is voor analyse. Het hof stelt verder vast dat het touw waar het om gaat, door het NFI is onderzocht. Uit de conclusies van het NFI neergelegd in het rapport van 15 juli 2022 heeft het hof afgeleid dat er DNA van verdachte zat op het uiteinde van het touw dat is gebruikt om het slachtoffer [slachtoffer] mee vast te binden. Dit NFI-rapport was ook al beschikbaar tijdens de behandeling van deze zaak in eerste aanleg. Naar het oordeel van het hof had de verdediging het verzoek om een tegenonderzoek te laten verrichten op bronniveau dus veel eerder kunnen doen. Daarbij komt dat de verdediging de resultaten uit het NFI-rapport van 15 juli 2022 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist in het licht van de overige bewijsmiddelen in het dossier. Het hof wijst in dit verband met name op de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte in de woning bij de gewelddadige woningoverval betrokken was en op de camerabeelden van voor en na de tenlastegelegde feiten, waarop verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is te zien.

Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wijst het hof het verzoek om de verdediging in de gelegenheid te stellen tegenonderzoek te laten verrichten, af.

Omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht op dit punt wordt ook verzoek tot het horen van de deskundige afgewezen.

Activiteitenniveau

Het verzoek om op activiteitenniveau een nader onderzoek te laten doen naar dit DNA-spoor is eerder gedaan door de verdediging. Op de regiezitting van 3 september 2024 is dit verzoek door het hof afgewezen met de motivering dat de scenario’s die zouden moeten worden onderzocht onvoldoende concreet zijn en ook niet voldoende zijn onderbouwd. De door de verdediging geschetste scenario’s waren te algemeen om aan het NFI voor te kunnen leggen.

Naar het oordeel van het hof is dat nog steeds het geval. Ook nu heeft de verdediging geen voldoende concrete scenario’s geschetst die door het NFI zouden kunnen worden onderzocht. Het hof acht het daarom ook thans niet noodzakelijk om op activiteitenniveau een nader onderzoek te laten doen naar het DNA-spoor op het touw. Daarbij betrekt het hof ook weer de omstandigheid dat het DNA-spoor op het touw niet het enige bewijsmiddel is waarop de bewezenverklaring van het hof steunt. Zoals hiervoor ook al is overwogen, is er meer bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij de gewelddadige woningoverval (onder meer de belastende verklaring van [medeverdachte 1] en de camerabeelden). Gelet op al het voorgaande wijst het hof ook dit voorwaardelijke verzoek van de verdediging af.

Eerlijk proces

Het afwijzen van de verzoeken is naar het oordeel van het hof in overeenstemming met het door art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van “the overall fairness of the trial”. Het recht van de verdediging op een eerlijk proces is door de afwijzing van de verzoeken niet geschonden.

Bewezenverklaring

Door de hiervoor weergegeven wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1
subsidiair:hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,

en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

2
hij, in of omstreeksde periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres 1] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),

heeft/hebben weggenomen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,

of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)

en/of

hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] ,

in ieder geval in Nederland,

in een woning, gelegen aan de [adres 1] ,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed,

dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door

- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of

- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of

- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad).

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren

en

medeplegen van diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 subsidiair, 2 en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden.

Bij het bepalen van de straf en/of maatregel houdt het hof rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.

Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval in de woning van [slachtoffer] . Als gevolg van het geweld dat bij deze overval door de verdachten is gebruikt, is [slachtoffer] komen te overlijden. Omdat de verdachten geld wilden hebben om in hun drugsverslaving te kunnen voorzien, zijn zij de woning van [slachtoffer] binnengegaan. In zijn woning zijn zij vervolgens op een afschuwelijke wijze tegen hem tekeer gegaan. Zij hebben zodanig geweld tegen hem gebruikt en hem zodanig toegetakeld dat hij uiteindelijk is overleden aan zijn verwondingen. De verdachten hebben [slachtoffer] daarbij ook vastgebonden (zijn enkels aan elkaar en zijn handen aan de poot van het bed) en een trui met bretels over zijn hoofd gedaan. In deze mensonterende toestand hebben de verdachten [slachtoffer] in zijn woning achtergelaten. Het slachtoffer moet de laatste momenten van zijn leven in een vreselijke doodsangst hebben geleefd.

De verdachten hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag: het doden om geld te krijgen. Dat is een strafbaar feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het gaat om één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Met zijn handelen heeft verdachte op gruwelijke wijze het meest elementaire recht van het slachtoffer geschonden, namelijk het recht op leven.

Het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft zowel binnen als buiten de familie- en kennissenkring van het slachtoffer [slachtoffer] zeer veel afschuw opgeroepen. Verdachte heeft groot en onherstelbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, een verdriet dat zij voor de rest van hun leven als een schaduw met zich meedragen. Het hof verwijst in dit verband naar de indrukwekkende slachtofferverklaring van de heer [benadeelde 1] , de partner van [slachtoffer] , zoals deze ter zitting van het hof door hem is voorgedragen. De heer [benadeelde 1] is degene geweest die [slachtoffer] uiteindelijk overleden en vastgebonden heeft aangetroffen in zijn woning. De confrontatie met de toestand van [slachtoffer] moet verschrikkelijk en traumatisch voor hem zijn geweest.

Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij nog altijd geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Hij ontkent nog altijd zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Daardoor heeft verdachte de nabestaanden van [slachtoffer] tot de dag van vandaag in een vorm van onzekerheid gelaten.

Het hof houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn strafblad van 29 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Strafmatigend werkt de (geringe) overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Omdat verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven tijdens de behandeling van deze zaak in eerste aanleg, bedroeg de redelijke termijn in eerste aanleg 16 maanden. Dat betekent dat deze termijn met ongeveer 1 maand is overschreden. Deze schending moet in de strafoplegging worden gecompenseerd. Zonder schending van de redelijke termijn zou het hof in de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden hebben opgelegd. Het hof zal nu een strafkorting van 3 maanden toepassen. Dat betekent dat het hof - gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden - de oplegging van een gevangenisstraf van 16 jaar en 3 maanden (met aftrek van voorarrest) passend en geboden vindt. Het hof zal die straf dan ook opleggen.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 35.000,- ingediend. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering omdat verdachte van alle tenlastegelegde feiten is vrijgesproken. De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd.

Het hof zal daarom een beslissing nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

Op de zitting is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte.

Affectieschade

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in de eerste plaats vergoeding van affectieschade gevorderd. Het hof is van oordeel dat [benadeelde 1] affectieschade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten.

Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Deze vergoeding heeft een symbolisch karakter, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten.

De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders en (pleeg/stief)kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners. Voor de toekenning van affectieschade gelden de bedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade. In beginsel is de rechter aan die bedragen gebonden, behoudens de gevallen waarin de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid of gronden tot matiging daaraan in de weg staan.

De benadeelde partij heeft bij zijn vordering aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedrag onder categorie B: levensgezellen. Onder deze categorie vallen partners die een gezamenlijke huishouding voeren. Aangezien daar in het geval van de benadeelde partij [benadeelde 1] en het overleden slachtoffer geen sprake van was, is het hof van oordeel dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort in de zin van categorie G: overige nauwe persoonlijke relaties. Het hof zal dienovereenkomstig het bedrag conform het Besluit vergoeding affectieschade toewijzen, te weten een bedrag van

€ 17.500,-.

Het hof verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de overige gevorderde vergoeding aan affectieschade niet-ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter indienen.

Shockschade

In de tweede plaats heeft de benadeelde partij shockschade gevorderd. Volgens de Hoge Raad kan iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt

- afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan plaatsvinden - ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.

Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:

de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad,

de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en

de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.

Aan de hand van onder meer deze gezichtspunten moet de rechter van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid. Hierbij geldt dat niet op voorhand aan één van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als één van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.

Het hof stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde 1] direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het strafbare feit, te weten de woningoverval in de woning van zijn partner [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] is komen te overlijden. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zijn partner levenloos, zwaar toegetakeld en vastgebonden op de grond aangetroffen in zijn woning. In zijn verklaring geeft de benadeelde partij aan dat hij meteen wist dat [slachtoffer] dood was. [slachtoffer] voelde koud aan en zijn voeten waren grijs. Het op deze manier aantreffen van een partner waar de benadeelde partij nog dagelijks voor zorgde, maakt dat de benadeelde partij ernstig in shock is geraakt. [benadeelde 1] ervaart veel psychische klachten en bij hem is PTSS vastgesteld. Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij een behandelplan van de psycholoog overgelegd. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van geestelijk letsel en oordeelt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten, ter hoogte van het gevorderde bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag zal worden toegewezen.

Het hof wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dus toe tot een bedrag van in totaal € 32.500,-. De vordering wordt hoofdelijk met de medeverdachte(n) toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.500,- ingediend. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering omdat verdachte van alle tenlastegelegde feiten is vrijgesproken. De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd. Het hof moet daarom een beslissing nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 17.500,-.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

Op de zitting is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toewijsbaar is tot een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade. Het hof verwijst naar wat hiervoor bij de benadeelde partij [benadeelde 1] over de affectieschade is overwogen.

De benadeelde partij [benadeelde 2] is de moeder van het overleden slachtoffer en zij behoort tot de kring van gerechtigden (te weten tot de categorie “meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders”). In het Besluit vergoeding affectieschade wordt aan deze categorie bij het overlijden door misdrijf een bedrag gekoppeld van € 17.500,-.

Ook dit bedrag zal hoofdelijk met de medeverdachte(n) worden toegewezen.

Het hof verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige door haar gevorderde. Dat geldt voor zowel de overig gevorderde vergoeding van affectieschade, als voor de gevorderde vergoeding van materiële schade. Aan materiële schade wordt een bedrag van

€ 500,- gevorderd, maar deze schade ziet op feit 3. Van dit feit is verdachte door de rechtbank vrijgesproken en dit feit is thans in hoger beroep niet meer aan de orde. Voornoemd bedrag komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

De benadeelde partij kan het niet-toegewezen deel van de vordering indienen bij de burgerlijke rechter.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Beslag

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat conform de beslissing van de rechtbank op het beslag moet worden beslist.

De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.

Het hof zal - net als de rechtbank heeft gedaan - de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 2, 4 en 6 vermelde goederen onttrekken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.

Het hof zal de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van de voorwerpen met nummers 3 en 5 op deze aangehechte beslaglijst.

Gebleken is dat nummer 1 (de personenauto) reeds aan verdachte is geretourneerd zodat het hof daarop geen beslissing meer hoeft te nemen.

Vordering gevangenneming

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting de gevangenneming van verdachte gevorderd, met ingang van de datum waarop het hof arrest wijst in deze zaak.

De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over deze vordering tot gevangenneming.

Het hof overweegt het volgende.

Omdat verdachte door de rechtbank van alle tenlastegelegde feiten is vrijgesproken, is zijn voorlopige hechtenis op 8 november 2023 opgeheven.

Het hof komt - zoals hiervoor is vermeld - anders dan de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten. Als vermeld gaat het gaat om (de eendaadse samenloop) van het medeplegen van een gekwalificeerde doodslag en het medeplegen van diefstal met geweld met de dood tot gevolg. Voor deze feiten is voorlopige hechtenis toegelaten.

Het hof is van oordeel dat, gelet op de veroordeling bij dit arrest, sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte. Het gaat om strafbare feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, en het hof is van oordeel dat de rechtsorde door deze feiten ernstig is geschokt. De gevangenneming van verdachte is dus mogelijk.

In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof geen aanleiding om een bevel tot gevangenneming achterwege te laten. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij verslaafd is en uit zijn strafblad leidt het hof af dat hij ook na de beëindiging van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak nog is veroordeeld voor strafbare feiten tot - onder meer - een onherroepelijke gevangenisstraf.

Gelet op al het voorgaande zal het hof de vordering van de advocaat-generaal daarom toewijzen.

Het hof zal de gevangenneming van verdachte bevelen met ingang van heden (25 november 2025) en bepalen dat de tenuitvoerlegging zal geschieden in een huis van bewaring of in een andere wettige plaats van detentie in Nederland.

Het hof heeft hierbij gelet op het bepaalde in de artikelen 66, 66a, 67, 67a en 75 van het Wetboek van Strafvordering.

Wetsartikelen

De straf en/of maatregel is voorts gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en doet in zoverre opnieuw recht:

Wijst af alle voorwaardelijke verzoeken van de verdediging met betrekking tot het DNA-spoor op het touw.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren en 3 (drie) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 32.500,- (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 32.500,- (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 197 (honderdzevenennegentig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 april 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 april 2022.

Beslag

Verklaart de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 2, 4 en 6 vermelde voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

Gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3 en 5 vermelde voorwerpen.

Gevangenneming

Beveelt de gevangenneming van verdachte met ingang van heden.

Aldus gewezen door

mr. A. van Maanen, voorzitter,

mr. R.H. Koning en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,

en op 25 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 november 2025.

Tegenwoordig:

mr. A. van Maanen, voorzitter,

mr. R.H. Koning en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,

mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,

mr. R. Jansen, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter sluit het onderzoek en spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoot

Voetnoot 1

In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens - tenzij anders aangegeven - verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MD4R022040, gesloten en getekend op 24 oktober 2022 door [naam] , opsporingsambtenaren van de politie-eenheid Midden-Nederland.

Voetnoot 2

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 107, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .

Voetnoot 3

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 3 oktober 2022, p. 237 e.v.

Voetnoot 4

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 1654 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .

Voetnoot 5

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 1957 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .

Voetnoot 6

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 46 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 7

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 160 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 8

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 24 juni 2022, p. 428 e.v.

Voetnoot 9

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 juli 2022, p. 447 e.v.

Voetnoot 10

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 335 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant]

Voetnoot 11

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 22 april 2022, p. 421 e.v.

Voetnoot 12

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 282 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant]

Voetnoot 13

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 17 juni 2022, p. 466 e.v.

Voetnoot 14

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 258 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 15

Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 29 juni 2023, p. 2049 e.v.

Voetnoot 16

Een geschrift, te weten een (aanvullend) NFI-rapport van 20 juli 2023, p. 102 e.v.

Voetnoot 17

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 346, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] .

Voetnoot 18

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 350 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 19

Een geschrift, te weten een (aanvullend) NFI-rapport van 26 augustus 2024.

Voetnoot 20

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 711 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 21

Het in de wettelijke vorm opgemaakte (aanvullend) proces-verbaal met BVH-nummer 2022103043, betreffende “Nader onderzoek iPhone 13”, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Voetnoot 22

Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, p. 165, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .