Op 7 September 2010 heeft de Gerechtshof Arnhem een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.044.012, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARN:2010:BN5824.
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.044.012
(zaaknummer rechtbank 102140)
arrest van de derde civiele kamer van 7 september 2010
inzake
de vennootschap naar Deens recht
House of Brides A/S,
gevestigd te Kopenhagen,
appellante,
advocaat: mr. M.G. Spijker,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Très Chic Bruidsmode B.V.,
gevestigd te Hengevelde,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.J. Dommerholt.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
2 september 2009 dat de rechtbank Almelo tussen appellante (hierna te noemen: House of Brides) als gedaagde in de hoofdzaak tevens incidenteel eiseres enerzijds en geïntimeerde (hierna te noemen: Très Chic) als eiseres in de hoofdzaak tevens incidenteel verweerster anderzijds heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 House of Brides heeft bij exploot van 24 september 2009 Très Chic aangezegd van dat vonnis van 2 september 2009 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Très Chic voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft House of Brides twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en gevorderd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het bestreden vonnis zal vernietigen en rechtens zal bepalen dat de incidentele vordering moet worden toegewezen en dat de Nederlandse rechter onbevoegd moet worden verklaard om van het geschil kennis te nemen, met veroordeling van Très Chic in de kosten van het incident in beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft Très Chic de grieven bestreden en een productie in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, House of Brides in het hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans de vorderingen zal afwijzen, en het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden, met veroordeling van House of Brides in de kosten van het geding in beide instanties.
2.4 Daarna heeft House of Brides zich bij akte uitgelaten, waarna Très Chic zich bij antwoordakte heeft uitgelaten.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3. De motivering van de beslissing in het incident
3.1 Très Chic heeft House of Brides gedagvaard voor de rechtbank en een aantal vorderingen ingesteld, door de rechtbank gedeeltelijk weergegeven in het vonnis onder 1.
House of Brides heeft bij incidentele conclusie geconcludeerd tot onbevoegdheid van de rechtbank. Nadat Très Chic de door House of Brides opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij vonnis van 2 september 2009 in het incident de exceptie verworpen en in de hoofdzaak de zaak naar de rolzitting verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord door House of Brides. Tegen dit vonnis heeft House of Brides hoger beroep ingesteld.
3.2 Het hof overweegt als volgt. Een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, is een tussenuitspraak (vergelijk HR 4 februari 2005, LJN AR6188 en HR 17 maart 2006, LJN AU8325). Op grond van art. 337 lid 2 Rv. is tussentijds hoger beroep daarvan uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, LJN AL7051). Bij gebreke van een zodanige beslissing van de rechter die de bestreden tussenuitspraak heeft gedaan, dient de appellant die tussentijds beroep instelt, in dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonodig ambtshalve (HR 14 juli 2006, LJN AV9442).
3.3 De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 2 september 2009 geen tussentijds hoger beroep opengesteld op de voet van 337 lid 2 Rv. Niet gesteld of gebleken is dat ná het tussenvonnis van 2 september 2009 door House of Brides verlof is gevraagd en verkregen om binnen de beroepstermijn tussentijds hoger beroep te mogen instellen (vergelijk HR 23 januari 2004, LJN AL7051). De conclusie luidt dat House of Brides niet-ontvankelijk in haar hoger beroep moet worden verklaard.
3.4 Als de in het ongelijk gestelde partij zal House of Brides in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad zoals door Très Chic gevorderd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart House of Brides niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Almelo van 2 september 2009;
veroordeelt House of Brides in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Très Chic begroot op € 1.341,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 313,-- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, L.M. Croes en B.J. Lenselink en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2010.