10. [appellante] heeft in eerste aanleg geen conclusie van antwoord genomen en de rechtbank heeft van het niet dienen akte verleend. [appellante] wil in hoger beroep haar omissie in eerste aanleg herstellen. Zij concludeert in hoger beroep tot vernietiging van het vonnis en alsnog afwijzing van de vorderingen.
10. [appellante] heeft een enkele grief aangevoerd. Deze heeft als strekking (i) dat zij de woning als huurder heeft bewoond, (ii) dat zij een vergoeding voor het gebruik van de woning heeft betaald, (iii) dat zij van de kort gedingrechter op 20 augustus 2019 en ook in hoger beroep op 14 april 2020 steeds gelijk heeft gekregen waarbij werd geoordeeld dat vooralsnog niet aannemelijk was dat sprake was van een bruikleenovereenkomst (iv) dat thans geen aanleiding is om een ander standpunt in te nemen, (v) dat van beheersactiviteiten van Alvast haar niet of nauwelijks is gebleken, als die al noodzakelijk zouden zijn geweest. [appellante] heeft in dit verband (vi) benadrukt dat de huurprijzen in Nederland vrij zijn, terwijl (vii) de VvE dan wel de Gemeente verantwoordelijk was voor het groot onderhoud en ook de Gemeente de eigenaarslasten heeft betaald, niet Alvast. Daarnaast (viii) heeft zijzelf de huurdersheffingen betaald. Hiermee werd Alvast evenmin belast. Ook (ix) heeft zij zelf steeds het binnen-onderhoud gepleegd (zoals het vervangen van douchekranen en toiletonderdelen).
10. Alvast c.s. heeft hier, samengevat, het volgende tegenover gesteld. De woning is om beleidsredenen tijdelijk om niet in gebruik (anti-kraak) gegeven. Inmiddels heeft politieke besluitvorming geleid tot afstoting van vastgoed dat de Gemeente niet meer voor haar kerntaken nodig heeft. De woning behoort hiertoe. Alvast is een gerenommeerd en gecertificeerd leegstandsbeheerder en heeft kosten moeten maken voor dit beheer. Alvast bezit het Keurmerk Leegstandsbeheer (KLB). Als de nutsvoorzieningen op naam van de gebruiker staan is volgens het Keurmerk een vergoeding van maximaal € 180,-- toegestaan; [appellante] betaalde minder, aanvankelijk € 125,-- en later € 150,--. Het is niet reëel om te vergen dat alleen de kosten die rechtstreeks aan een concrete woning kunnen worden gekoppeld, in rekening mogen worden gebracht. Het is gebruikelijk om een gemiddelde (maximale) prijs als vergoeding te aanvaarden.
10. De vergoeding die [appellante] aan Alvast betaalde houdt verband met de kosten die Alvast moest maken voor het leegstandsbeheer (de gemaakte kosten van dienstverlening), aldus nog steeds Alvast c.s.. Het gaat daarbij, zoals weergegeven in productie 16 (specificatie bruikleenovereenkomst Alvast B.V), om: (a) beheer: het geschikt maken van het pand voor tijdelijk gebruik, het vervaardigen en opstellen van huisregels, het zoeken naar geschikte gebruikers, maandelijkse controle van het pand en rapportage, het bevorderen van energiezuinig gebruik, de communicatie met omwonenden, de melding tijdelijk gebruik bij de overheid, het rapporteren en behandelen van klachten en incidenten, het informeren en coördineren van pandbezoek namens de eigenaar, (b) communicatie, (c) incasso, (d) noodlijn Alvast, (e) Administratie,(f) Acquisitie, (g) Onderhoud ten behoeve van de eigenaar en bruiklener.
10. Daarnaast heeft nog te gelden dat de Gemeente als eigenaar van de woning al die jaren naast de zakelijke lasten voor een VvE extra VvE-kosten heeft betaald die normaal aan de gebruiker worden doorberekend. Het gaat daarbij om glasverzekering, elektra algemene ruimte, schoonmaakkosten algemene ruimte, service-abonnement riolering, tezamen een bedrag van € 27,18 per maand.
10. Alvast c.s. concludeert daarom, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep. Daarbij heeft ze haar subsidiaire vordering in eerste aanleg gehandhaafd (zie overweging 7).