GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 17 april 2013
Zaaknummer : 200.118.567/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-5552
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech te Den Haag,
de GEMEENTE DEN HAAG,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: G.B. Hannappel.
Procesverloop
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 14 december 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 september 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De gemeente heeft op 24 januari 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
op 21 december 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
op 1 maart 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 14 maart 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
de heer [A] namens de gemeente.
Procesverloop
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het bedrag dat de man ten aanzien van de kosten van bijstand, verleend aan [de moeder](verder: de moeder), mede ten behoeve van zijn minderjarige kind Mandy Michelle VAN OSCH, geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats], (verder: de minderjarige) met ingang van 1 juni 2011 aan de gemeente dient te betalen, vastgesteld op € 425,- per maand, zolang en voor zover die bijstandsverlening aan de moeder mede ten behoeve van de minderjarige voortduurt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
Overwegingen
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1.
In geschil is de omvang van de verhaalsbijdrage ten laste van de man.
2.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de gemeente alsnog af te wijzen dan wel een lagere bijdrage vast te stellen en de ingangsdatum van enige bijdrage op 9 oktober 2012 te stellen, althans enig moment later gelegen dan 1 juli 2011.
3.
De gemeente verweert zich daartegen en verzoekt het hof het door de man ingestelde hoger beroep af te wijzen.
4.
De man voert - kort samengevat - het volgende aan. Hij beschikt door zijn schuldenlast niet over voldoende draagkracht om enige verhaalsbijdrage te voldoen. Pas op het moment van de indiening van het verzoekschrift van de gemeente zou de man rekening hebben kunnen houden met een bijdrage en daarvoor kunnen reserveren. De man heeft het verzoekschrift nimmer ontvangen, zodat een eventuele bijdrage eerst kan ingaan op de datum dat hij bekend is geworden met het verzoek van de gemeente (9 oktober 2012).
5.
De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het loonbeslag voldoet volgens de gemeente niet aan de wettelijke maatstaven. De maandelijkse inkomsten van de man dienen feitelijk hoger vastgesteld te worden. De man heeft nagelaten om, onder toezending van desbetreffende bewijzen van zijn uitgaven, de deurwaarder te verzoeken zijn beslagvrije voet aan te passen. De man heeft verzuimd bewijs te leveren van zijn stelling dat de vele schulden waarop hij aflost, stammen uit de periode van samenleving met de moeder. De man heeft zijn woning tijdelijk verhuurd. De gemeente gaat ervan uit dat de man in die periode inkomsten uit huur heeft ontvangen. Verplichtingen aan derden als gevolge van de penibele financiële situatie van de man dienen niet te prevaleren boven de verschuldigde onderhoudsbijdrage. De gemeente verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2012, NJ 2012, 531. Meermalen heeft de gemeente de man bij brief op de hoogte gesteld dat zij een verhaalsbijdrage van hem zou vorderen. De man had daarmee dan ook bekend moeten zijn.
6.
Het hof stelt voorop dat in beginsel alle schulden van invloed zijn op de draagkracht van de onderhoudsplichtige (vgl. HR 29 september 1978, NJ 1979, 143 en HR 10 december 1999, NJ 2000,4). Voorts geldt dat voor het in aanmerking nemen van een schuld niet vereist is dat op de schuld wordt afgelost. (vgl. HR 7 juni 1985, NJ 1985,719, HR 11 juli 2008, NJ 2008, 402 en HR 24 juni 2011, LJN: BP9872).
7.
Het hof overweegt als volgt. In de periode van juni 2011 tot heden lag het inkomen van de man feitelijk gezien rond bijstandsniveau, gelet op de daarop gelegde loonbeslagen. Zelfs indien - zoals de gemeente betoogt - de beslagvrije voet zou worden aangepast, heeft de man nog steeds een inkomen op bijstandsniveau.
De man heeft een aanzienlijke schuldenlast, die gedeeltelijk door middel van de loonbeslagen wordt afgelost. Niet is gebleken dat de schulden onnodig zijn aangegaan of anderszins onredelijk zijn ten opzichte van de alimentatiegerechtigden, zodat het hof de schulden in aanmerking neemt. Of de schulden wel of niet afkomstig zijn uit de periode dat de man samenleefde met de vrouw doet niet ter zake voor de vraag of daar rekening mee wordt gehouden bij de bepaling van de draagkracht van de man.
Ter zitting heeft de man nader verklaard dat hij geen inkomsten uit verhuur ontvangt, aangezien de woning onbewoonbaar is verklaard. Aangezien die verklaring niet is weersproken, zal het hof geen rekening houden met enige inkomsten uit verhuur.
Gezien de hoogte van zowel zijn inkomen als de schuldenlast, is het hof van oordeel dat de man geen draagkracht heeft om enige verhaalsbijdrage te voldoen.
8.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige stellingen van partijen geen nadere bespreking meer. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de gemeente afwijzen.
Beslissing
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek van de gemeente.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Husson en Sierksma, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2013.