4.3.
“15. De rechtbank is van oordeel dat de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten geschikt zijn ter onderbouwing van de waarde van de woning. Het betreft woningen van eenzelfde type (vrijstaande woning), uit dezelfde bouwperiode (jaren ’60-‘70) en gelegen in of nabij dezelfde
[woonplaats]
woonwijk. De vergelijkingsobjecten hebben minder inhoud en daarom hebben die objecten vanwege het afnemend grensnut een hogere inhoudsprijs. De verschillen in kwaliteit en staat van onderhoud zijn eveneens in de inhoudsprijs tot uitdrukking gebracht. Onder meer gelet op de scheurvorming (die er onweersproken is), maar tevens met inachtneming van de renovatie, heeft verweerder de kwaliteit op ‘matig’ gezet. De staat van onderhoud is eveneens op ‘matig’ gesteld. Dat dit in de matrix (ten onrechte) niet tot uitdrukking komt, maakt daarbij niet dat de waarde van de woning te hoog is bepaald. Die vermindering valt weg in de veel hogere getaxeerde waarde. Een ter zake deskundige taxateur is tot die beoordeling gekomen na een inpandige opname van de woning. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd (zonder tegenrapport van een deskundige) geen aanknopingspunten om die inschatting van de staat voor onjuist te houden. De rechtbank heeft ook geen aanknopingspunten om te oordelen dat de aftrek voor de overlast van het sportcomplex (die er onweersproken is) niet voldoende het waardedrukkend effect hiervan tot uitdrukking brengt. Het vergelijk dat eiser maakt met de inschatting van de staat op andere waardepeildata kan daar niet aan af doen, nu een dergelijke inschatting altijd in relatie tot de staat van de gekozen vergelijkingsobjecten staat en die objecten niet ieder belastingjaar hetzelfde zijn. Daarbij is van belang dat de ligging van de vergelijkingsobjecten aan een doorgaande weg evenmin ideaal is en desalniettemin de ligging van de woning lager dan de ligging van de vergelijkingsobjecten is ingeschat (respectievelijk factor 2 en 3). Van de zijde van eiser zijn geen bewijsmiddelen overgelegd die onderbouwen dat die aftrek onvoldoende is. Dat de overlast door handhavend optreden wellicht kan worden beëindigd, is voor de onderhavige waardering van de woning niet relevant. Uit het vorenstaande volgt dat de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten een waarde van de woning inclusief de in de matrix genoemde grond en bijgebouwen van € 388.000,- onderbouwen. Dat betekent dat, rekening houdend met factor 2 voor de staat van onderhoud en voor zover al onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de door eiser genoemde waardedrukkende omstandigheden, in de waardering een marge van € 64.000,- is aangehouden die in dat geval als een extra correctie op de waarde zou kunnen worden aangemerkt.”