3.6.2.
Vaststaat dat
[de werknemer]
op grond van zijn arbeidsovereenkomst verplicht was alle poststukken te bezorgen en PostNL ervan in kennis te stellen indien hem dat niet lukte. Hij is daarover uitvoerig geïnformeerd (rov. 3.1.2. t/m 3.1.4.), zowel bij indiensttreding als regelmatig tussentijds bij wijze van herinnering. Daarbij is
[de werknemer]
gewezen op het grote belang voor PostNL dat zij haar wettelijke taak naar behoren uitvoert en klanten op tijdige en adequate bezorging en daarmee op PostNL kunnen vertrouwen. Ook staat vast dat
[de werknemer]
over meerdere jaren een groot aantal poststukken niet heeft bezorgd zonder PostNL daarvan in kennis te stellen.
Anders dan PostNL stelt, kan de psychische gesteldheid van
[de werknemer]
echter niet los worden gezien van voornoemde gedragingen die PostNL
[de werknemer]
verwijt. De uitzichtloze situatie van
[de werknemer]
toen hij werd aangetroffen in zijn woning, zoals de verwaarloosde staat van zijn lichaam en van zijn woning zijn niet betwist en staan daarmee vast. Deze omstandigheden duiden erop dat
[de werknemer]
al langere tijd met problemen kampte. Ook uit het rapport van de psychiatrisch behandelaar van
[de werknemer]
, leidt het hof af dat de oorzaak van de situatie waarin
[de werknemer]
werd aangetroffen, is gelegen in een stoornis in alcoholgebruik met onderliggende problematiek (rov. 3.1.10). In het rapport staat dat
[de werknemer]
op het moment dat hij werd aangetroffen in de woning in dusdanige staat verkeerde, dat hij een einde wilde maken aan zijn leven. Het rapport bevestigt dat
[de werknemer]
al langere tijd met problemen kampte. Verder staat in het rapport dat
[de werknemer]
wantrouwen heeft richting zorgverlening en als gevolg daarvan niet snel zorg accepteert.
In de door werkgevers en bedrijfsartsen veel gebruikte STECR Werkwijzer Verslaving en Werk wordt ervan uitgegaan dat verslaving aan alcohol een progressieve en destructieve chronische ziekte is met een grote ziektelast en een hoog overlijdensrisico. Dit past bij de door
[de werknemer]
geschetste gang van zaken waarin zijn situatie over de jaren heen verergerde. Dat
[de werknemer]
als gevolg daarvan niet alleen zijn lichaam en woning, maar ook zijn werk verwaarloosde, acht het hof aannemelijk. Dat zijn psychische problemen en verslaving in de tijd zijn toegenomen en
[de werknemer]
in 2014 al kampte met problemen, acht het hof eveneens aannemelijk. Het hof verwerpt het betoog van PostNL dat
[de werknemer]
geen onderbouwing geeft voor zijn stelling dat zijn handelwijze gedurende de gehele periode, te rekenen vanaf 2014, niet verwijtbaar zou zijn. PostNL verwijst naar de brief van de psychiater in opleiding waarin wordt aangehaald dat
[de werknemer]
sinds het breken van zijn enkel in 2017 zijn lichamelijke toestand en woonomgeving heeft verwaarloosd. Het hof leest in de aangehaalde brief niet dat de diagnose zoals door de psychiater in opleiding gesteld, eerst zou kunnen worden gesteld in 2017.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de medische verslaglegging en de daarin weergegeven ernst van de situatie waarin
[de werknemer]
in januari 2022 werd aangetroffen, dat hij al geruime tijd kampte met psychische problemen en een alcoholverslaving. Nu dit van invloed is geweest op de wijze waarop
[de werknemer]
zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd, of beter gezegd, heeft nagelaten zijn werkzaamheden behoorlijk uit te voeren, kan niet worden vastgesteld dat dit nalaten hem in ernstige mate kan worden verweten.
Het hof gaat voorbij aan het betoog van PostNL dat uit de wijze waarop de post is achtergehouden zou blijken dat er geen sprake is van een stoornis met achterliggende problematiek, althans dat het achterhouden van de post daarmee niet in verband staat. Dat
[de werknemer]
bewust trachtte te voorkomen dat het achterhouden van poststukken zou worden ontdekt (en wist dat dit niet werd geaccepteerd binnen PostNL), past naar het oordeel van het hof bij de problematiek en de angst- en paniekklachten waarmee
[de werknemer]
kampte.
Indien zou komen vast te staan dat een aantal van de poststukken/-pakketten zou zijn geopend, hetgeen PostNL heeft gesteld en
[de werknemer]
heeft betwist, maakt dat het voorgaande niet anders. PostNL heeft in dit kader niet (voldoende) gesteld dat
[de werknemer]
zou zijn uitgeweest op eigen gewin en bijvoorbeeld niet nader gespecificeerd hoeveel van de poststukken/-pakketten volgens haar zouden zijn geopend, terwijl uit eigen onderzoek van PostNL (productie 28 bij inleidend verzoekschrift, pagina 2) blijkt dat de inhoud van de open poststukken/-pakketten nog aanwezig was en het grootste deel van de poststukken/-pakketten niet was geopend. Het kan dus goed zo zijn dat een aantal poststukken/-pakketten bij
[de werknemer]
beschadigd is aangeleverd en niet door hemzelf is geopend, zoals
[de werknemer]
ter zitting in eerste aanleg heeft toegelicht.