9.6.3.
Uit de door [appellant] overgelegde stukken blijkt dat hij een aanzienlijk lager loon is gaan verdienen bij [bedrijf 2] (€ 2.825,- bruto per maand, terwijl hij bij Oranjegroep € 4.375,- per maand verdiende). Inmiddels is [appellant] gaan werken vanuit een eigen onderneming en kent hij zichzelf een aanzienlijk hoger salaris toe. [appellant] lost maandelijks € 1.000,- af aan Oranjegroep. Gelet op zijn inkomens- en vermogenspositie is dit voor [appellant] een fors bedrag. Op het moment van de mondelinge behandeling had [appellant] € 25.000,- voldaan.
[appellant] heeft volgens Oranjegroep € 374.000,00 aan boetes verbeurd wegens overtreding van het concurrentiebeding. Deze stelling van Oranjegroep illustreert dat het boetebeding een buitensporig karakter heeft en tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Gelet op de nietigheid van het relatiebeding heeft [appellant] geen boetes verbeurd ter zake dat beding. Oranjegroep heeft zelf de boetes gematigd tot € 75.000,00, maar daarbij is zij ervan uitgegaan dat [appellant] ook een boete is verschuldigd wegens overtreding van het relatiebeding. Het hof begrijpt daaruit dat Oranjegroep heeft bedoeld zelf te matigen tot ongeveer € 37.500,00 per beding. Het hof acht dat voor [appellant] nog steeds een heel fors bedrag (ook vanwege de eveneens verschuldigde en steeds verder oplopende wettelijke rente), dat met name zo hoog is opgelopen door het boetebedrag van € 1.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt bovenop het bedrag van € 10.000,- op het enkele feit van de overtreding. Hoewel [appellant] sinds juni 2021 in staat is geweest iedere maand € 1.000,00 af te lossen, is het hof van oordeel dat ook het door Oranjegroep zelf gematigde bedrag nog steeds te hoog is. Het hof ziet daarin aanleiding tot verdere matiging. Alles tegen elkaar afwegende is het hof van oordeel dat de boete gematigd dient te worden tot € 10.000,00 (in hoofdsom).