3.2.
[appellant] stelt in zijn beroepschrift - kort weergegeven - het volgende. De vordering van [B.V.] ad € 21.369,38 is niet correct, wat [appellant] betreft staat slechts een bedrag open van€ 13.598,28.
Voorts is tijdens het verhandelde ter zitting in eerste aanleg het bestaan van een steunvordering niet summierlijk gebleken en reeds om die reden lag het verzoek voor afwijzing gereed. Zelfs al zou er wel sprake zijn van pluraliteit van schuldeisers, dan dient nog steeds te worden onderzocht of [appellant] in een toestand verkeert waarin hij is opgehouden te betalen.
[appellant] heeft met enkele partijen een betalingsregeling getroffen en deze is door hen
uitdrukkelijk geaccordeerd. Zij hebben dan ook geen enkel belang bij een faillissement
van [appellant] .
Het is dus onvoldoende aannemelijk geworden dat er op dit moment steunvorderingen zijn, maar ook ten tijde van de bestreden uitspraak was dit niet aannemelijk. Aan het pluraliteitsvereiste is derhalve niet voldaan en derhalve ook niet aan de vereisten voor faillietverklaring. De rechtbank heeft dus ten onrechte het faillissement uitgesproken. Het verzoek van [B.V.] dient derhalve alsnog te worden afgewezen en het vonnis van 12 september 2023 te worden vernietigd.
[appellant] verzoekt tot slot om [B.V.] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties alsmede in de faillissementskosten en het salaris van de curator.