Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hoger beroep personen- en familierecht

ECLI:NL:GHSHE:2014:5128

Op 4 December 2014 heeft de Gerechtshof 's-Hertogenbosch een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is F 200.148.289_01, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHSHE:2014:5128. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
F 200.148.289_01
Datum uitspraak:
4 December 2014
Datum publicatie:
8 December 2014
Advocaat:
mr. G.L Brokking-van Alphen;mr. H.A.H.M. Albrecht

Indicatie

Kinderalimentatie

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 4 december 2014

Zaaknummer: F 200.148.289/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/264790 / FARK 13-3315

in de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw],

wonende te

[woonplaats],

appellante principaal appel,

verweerster in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen,

tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],

verweerder in principaal appel,

appellant in incidenteel appel,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. H.A.H.M. Albrecht.

1
Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2014.

2
Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 mei 2014, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verder verzocht zoals in het beroepschrift is weergegeven.

2.2.

Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 23 september 2014, heeft de man verzocht zoals in het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel is weergegeven.

2.3.

Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 16 oktober 2014, heeft de vrouw verzocht zoals in het verweerschrift in incidenteel appel is weergegeven.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

de vrouw, bijgestaan door mr. Brokking-Van Alphen;

de man, bijgestaan door mr. Albrecht.

2.4.2.

Het hof heeft de minderjarige [kind 2] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 14 oktober 2014. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.5.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 15 oktober 2014.

Overwegingen

3
De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel

3.1.

Partijen zijn op 3 september 1994 met elkaar gehuwd.

Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

- [kind 1] (ook te noemen: [kind 1]), op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats];

- [kind 2] (ook te noemen: [kind 2]), op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats];

- [kind 3] (ook te noemen: [kind 3]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. [kind 1] had tot [datum bereiken van het 18e levensjaar] 2014 het hoofdverblijf bij de man. [kind 2] heeft het hoofdverblijf bij de man en [kind 3] bij de vrouw.

3.2.

Bij beschikking van 21 januari 2011 heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 9 mei 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.3.

Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts de tussen partijen onderling getroffen regelingen – zoals neergelegd in het echtscheidingsconvenant d.d. 13 december 2010 – opgenomen in de beschikking. Partijen zijn, voor zover thans van belang, overeengekomen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal voldoen een bedrag van € 139,- per kind per maand.

3.4.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank voormelde beschikking van 21 januari 2011 en het daarbij behorende echtscheidingsconvenant gewijzigd voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en deze bijdrage met ingang van

10 februari 2014 nader bepaald op € 200,- per kind per maand.

3.5.

Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.

3.6.1.

Het hof heeft partijen voorgehouden dat wanneer partijen het over de financiële gevolgen van een co-ouderschap c.q. ruime zorgregeling niet eens kunnen worden, de rechter ervan uitgaat dat de kosten van een kind voor rekening komen van de ouder waar het betreffende kind het hoofdverblijf heeft. Indien een ouder die het kind in het kader van het co-ouderschap c.q. de ruime zorgregeling verzorgt niet over voldoende middelen beschikt om de (dagelijkse) kosten voor het kind te kunnen voldoen, kan de andere ouder om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding worden verzocht.

3.6.2.

Tijdens de zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en overeenstemming bereikt over deze bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij partijen zijn uitgegaan van hetgeen in de vorige rechtsoverweging is verwoord.

3.6.3.

Partijen zijn het navolgende overeengekomen.

De man zal aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 3] voldoen een bedrag van € 182,- per maand ingaande 10 februari 2014 en als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] een bedrag van € 125,- per maand vanaf 10 februari 2014 tot 28 mei 2014 en vanaf 1 november 2014, ervan uitgaande dat [kind 2] vanaf dat moment weer de helft van de tijd bij de vrouw zal verblijven. Indien de man voor [kind 1], [kind 2] of [kind 3] een hogere onderhoudsbijdrage heeft voldaan dan waartoe hij krachtens hetgeen is overeengekomen verplicht is, hoeft de vrouw het teveel betaalde niet terug te betalen. De man verzoekt zijnerzijds niet om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de bij hem ingeschreven kinderen ten laste van de vrouw.

3.7.

Op grond van het vorenstaande zal het hof thans beschikken zoals door partijen verzocht.

Beslissing

4
De beslissing

Het hof:

op het principaal en incidenteel appel:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2014, behoudens voor wat betreft de compensatie van de proceskosten,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijzigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 januari 2011 en het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant d.d. 13 december 2010, voor wat betreft de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind 1], [kind 2] en [kind 3], aldus dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal voldoen:

- ten behoeve van [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats], een bedrag van € 182,- per maand met ingang van 10 februari 2014, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;

- ten behoeve van [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], een bedrag van € 125,- per maand met ingang van 10 februari 2014 tot 28 mei 2014 en met ingang van 1 november 2014, ervan uitgaande dat [kind 2] vanaf 1 november 2014 weer de helft van de tijd bij de vrouw zal doorbrengen,

voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;

en bepaalt de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats], door de man te voldoen aan de vrouw, met ingang van 10 februari 2014 op nihil;

bepaalt dat de vrouw niet gehouden is eventueel teveel ontvangen onderhoudsbijdragen ten behoeve van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] aan de man terug te betalen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, M.C. Bijleveld-van der Slikke en M. Breur en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2014.