Parketnummer: 20-004542-06
Uitspraak : 19 juni 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 29 november 2006 in de strafzaak met parketnummer 03-703274-06 tegen:
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een gedeelte van EUR 260,- toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] tot een gedeelte van EUR 66,- toegewezen. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, het hoger beroep van verdachte niet ontvankelijk zal verklaren voor zover het ziet op de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] , bewezen zal verklaren de feiten onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7, verdachte daarbij zal ontslaan van alle rechtsvervolging met last dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en met gehele toewijzing van de vorderingen van alle benadeelde partijen, met dien verstande dat er geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zal worden.
Het beroepen vonnis - voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] (brigadier van politie) van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met een momentsleutel, althans ijzeren staaf, in elk geval met een (hard) voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht aan een persoon genaamd [benadeelde 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk een of meermalen met een momentsleutel, althans ijzeren staaf, in elk geval met een (hard) voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 1] te slaan;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1] (brigadier van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen met een momentsleutel, althans ijzeren staaf, in elk geval met een (hard) voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht [slachtoffer 2] (inspecteur van politie) en/of [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van
voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] een momentsleutel, althans een ijzeren staaf, in elk geval een (hard) voorwerp boven zijn, verdachtes, hoofd geheven, althans gehouden en/of tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of tegen hem vergezellende politie-ambtena(a)r(en) gezegd: "Ik sla jullie kapot";
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van voornoemde [benadeelde 2] een momentsleutel, althans een ijzeren staaf, in elk geval een (hard) voorwerp gestaan en/of boven zijn, verdachtes, hoofd geheven, althans gehouden;
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd;
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te Maastricht, opzettelijk mishandelend een of meer ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde 3] (brigadier van politie) en/of [benadeelde 4] (hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/diens bediening, een of meermalen heeft geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 27 april 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ), heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 12 april 2006 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of een portierraampje van die auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte richt zich mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging tegen [slachtoffer 1] . Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair -.
hij op 01 juni 2006 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] (brigadier van politie), van het leven te beroven, met dat opzet met een momentsleutel tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 01 juni 2006 te Maastricht [slachtoffer 2] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van voornoemde [slachtoffer 2] een momentsleutel boven zijn hoofd geheven en tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd: "Ik sla je kapot".
hij op 01 juni 2006 te Maastricht [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van voornoemde [benadeelde 2] met een momentsleutel gestaan en deze boven zijn, verdachtes, hoofd geheven.
hij op 01 juni 2006 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto toebehorende aan [benadeelde 6] , heeft vernield.
hij op 01 juni 2006 te Maastricht, opzettelijk mishandelend ambtenaren, te weten [benadeelde 3] (brigadier van politie) en [benadeelde 4] (hoofdagent van politie), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, meermalen heeft geslagen en geschopt, waardoor voornoemde ambtenaren letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
hij op 27 april 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ), heeft geslagen en gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
hij op 12 april 2006 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto en een portierraampje van die auto, toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft vernield en beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt alsdan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 - primair - is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht in samenhang bezien met artikel 45, eerste lid van diezelfde wet.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 304 onder 2° van het Wetboek van Strafrecht in samenhang bezien met artikel 300, eerste lid van diezelfde wet.
Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 7 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door prof. dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport d.d. 29 augustus 2006, welk rapport als conclusie - zakelijk weergegeven - vermeldt:
psychiatrisch diagnostisch weerhouden we bij onderzochte met zekerheid een amfetamine afhankelijkheid, die tot een psychotische stoornis kan leiden. Daarnaast is er een onderliggende psychiatrische stoornis, die op grond van de beschikbare informatie moeilijk differentiaal te specificeren is en bestaat uit ofwel een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken, ofwel een schizofreniforme stoornis, ofwel een POS-NAO, of combinaties van deze drie. Op basis van de vaststellingen ten tijde van het onderzoek van de mederapporteur, kan de diagnose van schizofreniforme stoornis actueel als meest waarschijnlijk gesteld worden;
ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren de kenmerken van hoger genoemde amfetamine afhankelijkheidsstoornis ook aanwezig, met psychotische ontsporing van de schizofreniforme stoornis door misbruik;
de ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van onderzochte beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, in die mate dat het ten laste gelegde geheel vanuit psychotische pathologie verantwoord kan worden;
de aanwezigheid van de psychotische stoornis op grond van amfetamine afhankelijkheid en de schizofreniforme stoornis heeft een essentiële rol gespeeld ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Onderzochte’s gedrag werd immers geheel gestuurd door zijn paranoïde getinte waandenkbeelden.
op grond hiervan is een volledige ontoerekeningsvatbaarheid te adviseren ten tijde van de feiten, zo deze bewezen geacht worden.
Ten aanzien van verdachte is door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut en vast gerechtelijk deskundige, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte hetgeen heeft geresulteerd in een rapport d.d. 7 september 2006, welk rapport als conclusie - zakelijk weergegeven - vermeldt:
er is bij onderzochte een ziekelijke stoornis vastgesteld, te weten misbruik van amfetamine. Tevens is er schizofrenie van het paranoïde type vastgesteld;
ten tijde van de tenlastegelegde feiten was er bij onderzochte sprake van amfetamine-intoxicatie als gevolg van het misbruik van amfetamine, en van een psychotische episode van paranoïde aard, eerder genoemde schizofrenie;
het misbruik van amfetamine en de schizofrenie zijn beiden van invloed geweest op de gedragingen en gedragskeuzes van onderzochte;
door het misbruik van amfetamine was onderzochte ten tijde van het tenlastegelegde, indien het bewezen geacht wordt onder invloed van amfetamine, te weten speed (…). Daarbij komt, dat onderzochte lijdende is aan een paranoïde schizofrenie. De ontremmende werking van de amfetamine-intoxicatie in combinatie met de paranoïde hallucinaties en wanen, hebben ertoe geleid dat onderzochte opging in zijn wanen en hallucinaties en daarbij de controle over zijn agressieve impulsen verloor. De daden zijn, indien het tenlastegelegde bewezen geacht wordt, gedaan op de grens van bewustheid en controle van betrokkene over zijn gedrag.
Ondergetekenden hebben getwijfeld tussen een advies van sterk verminderd toerekeningsvatbaar en volledig toerekeningsvatbaar. Uiteindelijk is er gekozen om onderzochte, indien het tenlastegelegde bewezen geacht wordt, sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten, omdat onderzochte in het verleden al psychotisch werd van drugsgebruik en onderzochte desondanks speed bleef gebruiken.
Het hof verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport van dr. C.E.P. Dillen gegeven conclusie, nu blijkens het rapport voldoende is gebleken, dat verdachte de feiten heeft gepleegd onder invloed van zijn psychose, en niet enkel en alleen onder invloed van zijn drugsgebruik. Het hof maakt de conclusie van dr. C.E.P. Dillen met betrekking tot de ontoerekeningsvatbaarheid mitsdien tot de zijne.
Het hof is derhalve van oordeel, dat aangaande de onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7, genoemde feiten de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
De verdachte is derhalve niet strafbaar.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder is gelet op de persoon van de verdachte in relatie tot de bewezen verklaarde feiten, waarbij het hof in aanmerking heeft genomen de hiervoor weergegeven inhoud van de rapporten van prof. dr. C.E.P. Dillen en drs. J.H.A.M. Kobussen, die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht.
Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van de aanvullende rapporten van prof. C.E.P. Dillen (d.d. 30 april 2007) en van drs. J.H.A.M. Kobussen (d.d. 24 mei 2007).
De terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Het hof neemt daarbij in aanmerking de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde alsmede de inhoud van de voornoemde rapportages, met name de navolgende passages.
Het aanvullend rapport van prof. dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige, houdt - voor zover relevant en zakelijk weergegeven - in:
Bij de heer [verdachte] kan een diagnose van schizofreniforme tot schizofrene stoornis weerhouden worden. Deze vertoonde kenmerken van paranoïde aard. Daarnaast zijn er toch ook kenmerken van een antisociale onderliggende persoonlijkheidstoornis, of minstens deels kenmerken hiervan. Uiteraard is er ook een amfetamine afhankelijkheid in de voorgeschiedenis te weerhouden.
Dit alles maakt, dat de bespreking gevoerd in het vorige verslag kan behouden blijven, met uitzondering van de adviezen naar behandeling en juridisch kader. Het grote verschil zit hem er uiteraard in, dat betrokkene actueel wel akkoord is met een behandeling, onder meer via psychopharmaca en dat dit een gunstig effect heeft op zijn psychotisch denken. Daartegenover staat dat het bereikte ziekte-inzicht toch maar zeer beperkt is en zelfs tijdens huidig onderzoek al aan het wankelen kon worden gebracht.
Dit alles maakt dat een behandeling actueel wel kan overwogen worden, maar dat er een voldoende strak en duidelijk juridisch kader omheen moet bestaan om betrokken in deze behandeling te houden. Betrokkene ligt ‘niet meer dwars’ ten aanzien van behandeling, hij vindt het alleen niet echt nodig, wat toch een heel wat gunstiger uitgangspunt is, dan bij vorig onderzoek.
Het recidive risico blijft met andere woorden wel bestaan, maar is beter controleerbaar en inschatbaar dan ten tijde van vorige onderzoeken wat een ander juridisch kader rechtvaardigt.
Concreet ziet ondergetekende een behandeling haalbaar gedurende 6 maanden tot één jaar in een forensische psychiatrische afdeling, mits dit kadert in een duidelijk juridische context die bij ontsporingen voor adequate bijsturing kan zorgen.
Gezien de ernst van de pathologie en de zeer wankele bereikte behandeling tot heden (in penitentiaire context), adviseert ondergetekende om deze behandeling (eerste fase in een FPA) te laten doorgaan in het kader van een TBS met voorwaarden.
Het aanvullend rapport van drs. J.H.A.M.Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut en vast gerechtelijk deskundige, houdt - voor zover relevant en zakelijk weergegeven - in:
Betrokkene geeft in het aanvullend onderzoek aan, dat hij zichzelf niet onder controle had. Hij bagatelliseert daarbij echter de ernst van de klachten van de behandelaars. Hieruit blijkt ten eerste de moeilijke behandelbaarheid van onderzochte in het verleden. Ten tweede blijkt, dat onderzochte nog steeds weinig ziekte-inzicht heeft.
Betrokkene zegt wel aan iedere vorm van behandeling dan wel begeleiding mee te willen werken. Gezien de bovenstaande gecompliceerde problematiek, het deels ontbreken van ziekte-inzicht en een mogelijk terugval in drugsgebruik is het zeer wenselijk, dat betrokkene een gestructureerde omgeving heeft om van een behandeling te profiteren.
Aangezien er een evidente verbetering zichtbaar is in het functioneren van betrokkene wordt het eerdere advies van TBS met dwangverpleging na heroverweging en in overleg met de heer C.E.P. Dillen omgezet in een advies TBS met voorwaarden.
Het hof verenigt zich met voornoemde conclusies en met de gestelde adviezen en maakt deze tot de zijne.
Voorts neemt het hof in aanmerking de inhoud van het maatregelrapport van de Mondriaan Zorggroep, Justitiële Verslavingszorg Limburg, d.d. 30 mei 2008 opgemaakt door de heer [rapporteur] . Dit rapport houdt - voor zover relevant - het navolgende in:
Gekeken naar het verloop van de behandeling, de motivatie van betrokkene en het perspectief van behandelbaarheid van betrokken, kan gesteld worden dat een voortzetting van de behandeling in de Piet Roorda Kliniek wenselijk is;
De behandelaars geven te kennen de behandeling voort te willen zetten in het kader van de TBS met voorwaarden.
? Betrokkene onderwerpt zich aan de klinische behandeling en de voorwaarden zoals gesteld door de Piet Roorda kliniek en de medicamenteuze behandeling;
? Betrokkene richt zich naar de aanwijzingen aan hem gegeven door of namens de Justitiële verslavingszorg te Sittard;
? Betrokkene recidiveert niet in middelengebruik en/of delict gedrag;
Het hof verenigt zich met voornoemde deskundige oordelen en met de conclusies en maakt deze tot de zijne.
De door verdachte begane en bewezen verklaarde feiten zijn onder meer misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld (feit 1), dan wel apart in artikel 37a, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht zijn genoemd (de feiten 2 en 3).
De algemene veiligheid van personen (en/of goederen) eist oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte.
Het hof neemt daarbij in aanmerking de inhoud van voornoemde rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde.
Omdat het hof met genoemde gedragsdeskundigen van oordeel is dat, gelet op de positieve gedragsveranderingen die na het vonnis van de rechtbank bij verdachte hebben plaats gevonden, thans een bevel als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht (dwangverpleging) niet is aangewezen zal het hof, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen (en/of goederen) na te noemen voorwaarden stellen, tot naleving waarvan verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk bereid heeft verklaard.
Voorts zal het hof als voorwaarde stellen dat verdachte zich zal stellen onder toezicht van de Mondriaan Zorggroep, Justitiële Verslavingszorg Limburg te Sittard en zich zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens deze instelling, zolang de instelling zulks noodzakelijk en wenselijk oordeelt.
Het hof zal die instelling opdragen aan verdachte, ter zake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde, hulp en steun te verlenen.
Verdachte heeft zich bereid verklaard genoemde voorwaarden na te leven.
De vorderingen benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 817,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006 tot aan de dag van algehele voldoening. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 - primair - bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1060,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 260,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 227,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 150,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 887,31. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 66,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 5] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De beslissing met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het onder 1 - primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 37a, 38, 45, 57, 285, 287, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
BESLISSING
Verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover betrekking hebbend op de vrijspraak van de eerste rechter van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging tegen [slachtoffer 1] .
Vernietigt het vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen -, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde oplevert:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
5.
mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
7.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Verklaart verdachte met betrekking tot de onder 1 - primair -, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde feiten niet strafbaar.
Ontslaat verdachte met betrekking tot die feiten van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
? Betrokkene onderwerpt zich aan de klinische behandeling en de voorwaarden zoals gesteld door de Piet Roorda kliniek en de medicamenteuze behandeling;
? Betrokkene richt zich naar de aanwijzingen aan hem gegeven door of namens de Justitiële verslavingszorg te Sittard;
? Betrokkene recidiveert niet in middelengebruik en/of delict gedrag;
Stelt voorts als voorwaarde dat de ter beschikking gestelde zich zal stellen onder toezicht van de Mondriaan Zorggroep, Justitiële verslavingszorg Limburg te Sittard en zich zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de instelling, zolang die instelling zulks noodzakelijk en wenselijk oordeelt.
Draagt die instelling op, aan de ter beschikking gestelde ter zake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
1 - 1.00 STK Handgereedschap kl: zilver (Dopsleutel)..
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 817,00 (achthonderdzeventien euro), vermeerderd met de wettelijke rente van 1 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 260,00 (tweehonderdzestig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 227,00 (tweehonderdzevenentwintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij Pol. Limburg Zuid, [benadeelde 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 150,00 (honderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 66,00 (zesenzestig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. W. van Nierop en mr. W.E.C.A. Valkenburg,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, griffier,
en op 19 juni 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.