9.4
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer van de raadslieden wordt weerlegd door de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 november 2021. De verdachte heeft, nadat hem de inhoud van het verwijt van het onder 4 tenlastegelegde is voorgehouden, verklaard dat hij op zoek is geweest naar foto’s, afbeeldingen, waarvan hij kon leren hoe je beter foto’s kunt maken en dat bij het downloaden aan het begin foto’s zijn meegekomen die hij niet had verwacht. Daarna is hij gericht gaan zoeken. Op den duur is het uit de hand gelopen en dat heeft hij geconstateerd. Hij heeft gebroken met dat wat een gebruik was geworden, zo heeft de verdachte verklaard. Het hof stelt vast dat de verdachte in zijn verklaring onmiskenbaar een bekennende verklaring heeft afgelegd van het verwerven en/of in bezit hebben van 392 afbeeldingen die in het onderhavige onderzoek zijn aangetroffen en waarvan is vastgesteld dat dit afbeeldingen van seksuele gedragingen zijn, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken. Op basis van die verklaring, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen volgt, stelt het hof de beschikkingsmacht en wetenschap van de verdachte vast. De omstandigheid dat het volgens de raadslieden van de verdachte feitelijk onmogelijk is dat hij 6 uur per dag, 546 dagen achter elkaar, 355 URL’s per uur, ongeveer 6 per minuut, zou hebben bezocht, maakt dat niet anders.
Het hof verwerpt het verweer.
Voorts stelt het hof vast dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij heeft gebroken met dat wat een gebruik was geworden, betrekking heeft op een gewoonte maken van het verwerven en/of in bezit hebben van de betreffende afbeeldingen. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
De tenlastelegging in de onderhavige zaak is tevens toegesneden op artikel 240b, tweede lid Sr. Het hof gaat er daarbij van uit dat de in de tenlastelegging voorkomende term ‘gewoonte’ is gebruikt in de betekenis die deze term heeft in artikel 240b, tweede lid Sr. Het hof stelt daarbij het volgende voorop.
Het maken van een ‘gewoonte’ fungeert soms als wettelijke strafverzwaringsgrond, in de vorm van een extra bestanddeel of als bijzondere strafbepaling. Wil aan het maken van een gewoonte van het misdrijf het wettelijke strafverzwarende gevolg zijn verbonden, dan moet het maken van een gewoonte worden tenlastegelegd en bewezen verklaard. Als wordt bewezen verklaard dat de verdachte van het plegen van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt, moet dit onderdeel van de bewezenverklaring ook uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid. Inhoudelijk komt aan de term ‘gewoonte’ in de tenlastelegging voldoende feitelijke betekenis toe. (Voetnoot 312) Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een ‘gewoonte’, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat de verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan het misdrijf, of dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan. (Voetnoot 313)
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 april 2016 tot en met 1 juli 2018 op meerdere momenten (een gegevensdrager bevattende) meerdere afbeeldingen van seksuele gedragingen, tot een totaal van 392, heeft verworven en/of in bezit gehad, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken.
Blijkens de opgenomen bewijsmiddelen heeft de verdachte gezien de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld, in de bewezenverklaarde periode een gewoonte gemaakt van het in het verwerven en/of in bezit hebben van – kort gezegd – kinderporno.
Ten overvloede overweegt het hof met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde feit als volgt. In het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 18 november 2018 met proces-verbaalnummer 2018-03, waarin een beschrijving van het in de tenlastelegging bedoelde aangetroffen kinderpornografische materiaal, in totaal 392 afbeeldingen, is opgenomen, wordt verwezen naar de processen-verbaal van bevindingen met nummers 2018-01 en 2018-02. In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2018 met proces-verbaalnummer 2018-01 wordt verwezen naar eerder op de Packard Bell PC aangetroffen afbeeldingen en in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2018 met proces-verbaalnummer 2018-02 wordt melding gemaakt van digitale gegevensbestanden afkomstig uit het onderzoek TGO Hei. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van (een gewoonte maken van het verwerven en/of in bezit hebben van) afbeeldingen, te weten foto’s (2018-02), en/of een gegevensdrager (te weten een Packard Bell PC; 2018-01), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiairhij in de periode van 10 augustus 1998 tot en met 11 augustus 1998 in de gemeente(n) Landgraaf en/of Brunssum en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk N. Verstappen van het leven heeft beroofd door smorend geweld op en/of tegen het hoofd van die Verstappen toe te passen, ten gevolge waarvan voornoemde Verstappen is overleden;
2. subsidiairhij in de periode van 10 augustus 1998 tot en met 11 augustus 1998 in de gemeente(n) Landgraaf en/of Brunssum en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, met N. Verstappen, geboren op 13 maart 1987, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, door met zijn, verdachtes, hand(en) de (blote) penis en/of anus, althans schaamstreek en/of de billen, van die Verstappen te betasten;
3. primairhij in de periode van 10 augustus 1998 tot en met 11 augustus 1998 in de gemeente(n) Landgraaf en/of Brunssum en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk N. Verstappen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die Verstappen op enig moment tegen diens vrije wil mee te nemen en die Verstappen gedurende enige tijd tegen diens vrije wil in zijn macht en/of onder zijn (fysieke) controle te houden.
4.
hij in de periode van 28 april 2016 tot en met 1 juli 2018 in de gemeente Simpelveld en/of in Frankrijk, afbeeldingen, te weten foto’s, – en/of een gegevensdrager (te weten een Packard Bell PC), bevattende afbeeldingen – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of in bezit gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis en/of (een) vinger(s)/hand oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met een voorwerp (te weten een dildo) anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o (een foto, nr. 1, met bestandsnaam: [bestandsnaam 1] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 2, met bestandsnaam: [bestandsnaam 2] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 5, met bestandsnaam: [bestandsnaam 3] , p. 5 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 6, met bestandsnaam: [bestandsnaam 4] , p. 5 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 9, met bestandsnaam: [bestandsnaam 5] , p. 6 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 10, met bestandsnaam: [bestandsnaam 6] , p. 6 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 7, met bestandsnaam: [bestandsnaam 7] , p. 5 pv beschrijving kipo)
en/of
het met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o (een foto, nr. 3, met bestandsnaam: [bestandsnaam 8] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 4, met bestandsnaam: [bestandsnaam 9] , p. 4 en 5 pv beschrijving kipo)
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens)
in opeenvolgende afbeeldingen van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
o (een foto, nr. 7, met bestandsnaam: [bestandsnaam 10] , p. 5 pv beschrijving kipo en/of
o een foto, nr. 8, met bestandsnaam: [bestandsnaam 11] , p. 6 pv beschrijving kipo)
- spuiten van en/of zichtbaar maken van een op sperma gelijkende substantie op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o (een foto, nr. 7, met bestandsnaam: [bestandsnaam 12] , p. 5 pv beschrijving kipo)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en/of in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte ter zake van gekwalificeerde doodslag, het betasten en penetreren van Nicky Verstappen, de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer en een gewoonte maken van het bezit van kinderporno zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest en overleveringsdetentie heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft expliciet naar voren gebracht geen strafmaatverweer te voeren, maar heeft in het kader van een eventueel op te leggen straf wel enkele opmerkingen gemaakt. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de argumentatie van de advocaten-generaal voor de eis van 20 jaren niet deugt. Voorts heeft de verdediging in het kader van een eventueel op te leggen straf gewezen op de gevolgen van de invoering van de Wet straffen en beschermen en gesuggereerd dat dient te worden gestraft naar de normen in 1998.
De algemene overwegingen van het hof aangaande de strafoplegging
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De aard en ernst van en omstandigheden waaronder de feiten jegens Nicky Verstappen zijn gepleegd
Nicky Verstappen maakte in 1998 deel uit van een groep van 37 kinderen uit Heibloem en omstreken, die van 8 tot en met 14 augustus zou verblijven op kampeerterrein ‘ [naam kampeerterrein] ’, gelegen op de Brunssummerheide te Brunssum. In de vroege ochtend van 10 augustus 1998 bleek Nicky Verstappen uit het tentenkamp te zijn verdwenen. Na twee dagen zoeken waarin de ouders van Nicky Verstappen en met hen vele anderen tussen hoop en vrees leefden, werd het slachtoffer in de avond van 11 augustus 1998 levenloos in een kerstbomenperceel op de Brunssummerheide aangetroffen. Hij was slechts gekleed in een pyjamabroek met daaronder een onderbroek, beide binnenstebuiten en achterstevoren gekeerd. Op 12 augustus 1998 werd door het Recherche Bijstandsteam (RBT) Heikop een grootschalig onderzoek gestart, dat in 2013 is overgedragen aan TGO Hei. Jarenlang werd er geen dader gevonden; niettemin zijn veel mogelijke daders uitgesloten. Het hof wijst in dit verband ook op de prominente rol van wijlen Peter R. de Vries, die – zoals ook van de zijde van het Openbaar Ministerie en de verdediging naar voren is gebracht – altijd aandacht is blijven vragen voor deze zaak.
De mogelijkheden om DNA-sporen te onderzoeken zijn in de loop van de jaren enorm toegenomen. Na vele jaren kwam onbekende man 2 uit het onderzoek naar voren als de donor van de sporen onder meer in en op de onderbroek van het slachtoffer. Het profiel van onbekende man 2 bleek in 2018 te matchen met het profiel van de verdachte. De verdachte was op dat moment echter op de vlucht geslagen. Hij had voorafgaand aan zijn vlucht een dwaalspoor opgezet om te voorkomen dat hij met de feiten in verband kon worden gebracht. Na een zoektocht door de politie werd de verdachte op 26 augustus 2018 in Spanje aangehouden.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een of meer ontuchtige handeling(en) met Nicky Verstappen. Door dat feit te plegen heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte Nicky Verstappen in ieder geval ten tijde van het plegen van de ontuchtige handeling(en) wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden door het slachtoffer tegen zijn vrije wil in zijn macht en/of onder zijn (fysieke) controle te houden. Het kan niet anders zijn dan dat het slachtoffer daardoor bijzonder angstige momenten heeft beleefd.
De verdachte heeft door zijn handelen Nicky Verstappen van het leven beroofd en daarmee een 11-jarige jongen die nog een leven voor zich had moeten hebben, het meest kostbare dat een mens bezit, het recht op leven, ontnomen. De dood van het slachtoffer betekent voor de nabestaanden, meer in het bijzonder voor zijn ouders en zus, het zeer pijnlijke en onomkeerbare verlies van hun dierbare ‘Nick’. Nicky Verstappen wordt omschreven als een lieve, leuke en spontane jongen met een klein hartje. Hij zou na het zomerkamp naar groep 8 van [basisschool] gaan en voetbalde bij [voetbalvereniging] te Heibloem. Hij was een voetballer met een passie voor Ajax. De nabestaanden zullen nooit weten hoe Nicky zich zou hebben ontwikkeld; hij is nooit meer teruggekeerd van het kamp en is op een compleet onverwacht moment uit hun leven gerukt. Nicky zal dan ook voor altijd 11 jaar blijven. Zijn dood heeft diep ingegrepen in het leven van zijn ouders en zus, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep zijn voorgelezen. Zijn moeder en zus hebben ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren gebracht dat hun leven is veranderd in een nachtmerrie, waaruit geen ontwaken mogelijk is, en dat de lege plek die Nicky achterliet door niets kan worden opgevuld. De vader van het slachtoffer heeft ter terechtzitting in hoger beroep benadrukt dat Nicky nog iedere dag wordt gemist. De ouders steken al die jaren dagelijks een kaarsje voor hem aan, dat zijn er ondertussen meer dan 8.500.
Voorts weegt het hof mee dat de plotselinge verdwijning van een jongen van 11 jaar van een kamp en de feiten die jegens hem zijn gepleegd, zeer schokkend zijn voor de samenleving als geheel en bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtsorde is ernstig geschokt.
De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de feiten en daarmee ook jegens de nabestaanden van het slachtoffer geen spijt betuigd over zijn handelen. De nabestaanden hebben sinds augustus 1998 tot augustus 2018 in onzekerheid geleefd met de vraag of er ooit iemand verantwoordelijk zal worden gehouden voor de feiten die jegens Nicky Verstappen zijn gepleegd. Na de aanhouding van de verdachte was er de hoop dat hij duidelijkheid zou geven over de laatste momenten die Nicky heeft beleefd. De verdachte is veelvuldig in de gelegenheid gesteld daarover duidelijkheid te verschaffen, maar heeft vragen daarover onbeantwoord gelaten. Het hof kan zich indenken dat dit de verwerking van het verlies van Nicky en van de feiten die jegens hem zijn gepleegd, voor de nabestaanden extra bemoeilijkt. Ook de omstandigheid dat de verdachte heeft gesproken over een verklaring die hij als ‘troef’ achter de hand houdt, acht het hof schrijnend gezien de verwijten die hem worden gemaakt en de situatie waarvoor de nabestaanden zich gesteld zien. Op enig moment heeft de verdachte in een videoboodschap een verklaring afgelegd, die veel vragen heeft opgeroepen. Die verklaring bevat geen antwoord op de vragen waarmee de nabestaanden achterblijven. Heeft Nicky nog lang geleefd? Heeft hij pijn gehad? Heeft hij om zijn ouders en zus geschreeuwd? De nabestaanden zullen in onzekerheid achterblijven met vragen over wat Nicky Verstappen tussen het moment van zijn verdwijning en het aantreffen van zijn lichaam allemaal heeft moeten doormaken en wat hij in zijn laatste momenten moet hebben beleefd. Het hof is van oordeel dat de verdachte hiermee onnodig extra leed bij de nabestaanden heeft veroorzaakt. Enig teken van berouw over zijn daden kan het hof uit dit handelen niet afleiden, integendeel.
Het hof is van oordeel dat – gelet op de aard en ernst van de voormelde bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan – niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor zeer lange duur met zich brengt.
Een gewoonte maken van het verwerven en/of in bezit hebben van kinderporno
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich in de periode van 28 april 2016 tot en met 1 juli 2018 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – een gewoonte maken van het verwerven en/of in bezit hebben van kinderporno.
Ter zake van het bewezenverklaarde gewoonte maken van het verwerven en/of in bezit hebben van kinderporno oordeelt het hof dat bij de straftoemeting rekening zal worden gehouden met het grootschalige karakter van het delict, ook al bevat de tenlastelegging geen nadere aanduiding van of verwijzing naar de hoeveelheid, doch slechts de beschrijving van een beperkt aantal afbeeldingen. Immers, geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de strafrechter naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting bij de strafoplegging rekening houdt met feiten en omstandigheden die kunnen gelden als omstandigheden waaronder het feit is begaan. (Voetnoot 314) De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het grootschalige karakter van het verwerven en/of in bezit hebben van kinderporno, nadat dit aan hem te hebben voorgehouden, niet betwist.
Door aldus te handelen heeft de verdachte indirect het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak zeer jonge kinderen door volwassenen aan zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen, bevorderd. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend is – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksuele misbruik van jeugdigen en de exploitatie van hen te worden tegengegaan. De verdachte heeft zich van het vorenstaande kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens.
De persoon van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten niet onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Behoudens de sepotbeslissing van 5 december 1985 met betrekking tot de onder overweging 5.4. genoemde zaak uit 1985, staan er geen andere zaken op voornoemd uittreksel vermeld.
Geen oplegging van de tbs-maatregel
De advocaten-generaal hebben naar voren gebracht dat zij oplegging van de tbs-maatregel niet hebben gevorderd, nu zij van mening zijn dat aan het gevaarscriterium, een voorwaarde voor het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging, niet is voldaan. Ook zullen de behandelmogelijkheden ten aanzien van de bij de verdachte vastgestelde stoornis van pedofilie zeer beperkt zijn, aldus de advocaten-generaal.
Met de advocaten-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat bij de verdachte weliswaar sprake is van de stoornis van pedofilie, maar dat een onderbouwd zicht op het risico op herhaling ontbreekt. Onder die omstandigheden ziet het hof af van het opleggen van de tbs-maatregel.
Tussenconclusie
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 17 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in overleveringsdetentie en voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het hof komt daarmee tot een gevangenisstraf van langere duur dan de rechtbank heeft opgelegd, doch van kortere duur dan de advocaten-generaal hebben gevorderd. Daarbij is in aanmerking genomen dat het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair tenlastegelegde doodslag op Nicky Verstappen, doch de verdachte heeft vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde seksueel binnendringen van zijn lichaam. Anders dan de advocaten-generaal hebben gevorderd, heeft het hof de verdachte bovendien vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag.
Anders dan de verdediging heeft gesuggereerd, ziet het hof geen aanleiding te straffen naar de normen in 1998. Het is immers aan de verdachte te wijten dat hij niet in die tijd, maar meer dan 20 jaren later is vervolgd en berecht.
De overschrijding van de redelijke termijn
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM overweegt het hof het navolgende.
Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat bij een gedetineerde verdachte de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 6 september 2018 in Nederland in bewaring is gesteld en merkt die datum aan als de datum waarop vorenbedoelde termijn is aangevangen. Het vonnis van de rechtbank dateert van 20 november 2020 en is derhalve niet binnen de genoemde termijn van 16 maanden gewezen. Bij de bepaling van de redelijkheid van de duur van de zaak heeft het hof gelet op de omstandigheid dat de zaak zeer ingewikkeld is, alsmede op de aard en omvang van het verrichte onderzoek en het horen van vele getuigen en deskundigen. Aangezien een deel van de verrichte onderzoekshandelingen is verzocht door het Openbaar Ministerie en is geïnitieerd door de rechtbank, meent het hof dat het daardoor opgetreden tijdsverloop niet voor rekening van de verdachte moet komen. Ook de omstandigheden dat de totstandkoming van het einddossier vertraging heeft opgelopen door het onverwachtse overlijden van de forensisch coördinator van het onderzoek TGO Hei medio maart 2019 en de inhoudelijke behandeling in mei 2020 geen doorgang kon vinden vanwege de overheidsmaatregelen en het daarop gebaseerde beleid vanwege de uitbraak van het coronavirus zijn niet aan de verdachte te wijten.
Aldus is het hof van oordeel dat in eerste aanleg de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. In de fase van het hoger beroep is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de op te leggen straf, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd van 17 jaren tot 16 jaren.
Eindconclusie
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in overleveringsdetentie en voorarrest heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
In hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, ziet het hof geen reden om te komen tot een andere strafoplegging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaten-generaal hebben naar voren gebracht dat de inbeslaggenomen voorwerpen in verband met het onderzoek naar kinderporno in beginsel dienen te worden onttrokken aan het verkeer indien op de betreffende voorwerpen (het hof begrijpt: gegevensdragers) strafbare feiten of handelingen staan.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben geen standpunt ingenomen met betrekking tot een beslissing op de inbeslaggenomen voorwerpen.
Het oordeel van het hof
In de onderhavige zaak zijn gegevensdragers, te weten een Packard Bell PC en externe harde schijven, in gebruik bij de verdachte, in beslag genomen. De gegevensdragers bevatten afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken. De beslissing over het beslag wordt genomen op basis van de staat van het inbeslaggenomen goed ten tijde van de inbeslagneming. Daarbij worden de Packard Bell PC (met daarin één of meerdere harde schijven) en de externe harde schijven beoordeeld als één geheel of ‘een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan’. (Voetnoot 315) Alle inbeslaggenomen voorwerpen worden beschouwd als voorwerpen met behulp waarvan het feit is begaan, die bovendien – in hun geheel dus – van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd zijn met de wet of het algemeen belang en zijn daarmee vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De inbeslaggenomen voorwerpen worden dan ook onttrokken aan het verkeer.
Vordering van de [benadeelde partij]
Oorspronkelijke vordering
Namens de nabestaanden van Nicky Verstappen (hierna: [benadeelde partij] ) is in eerste aanleg bij brief van 14 september 2020 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.831,43 aan materiële schade. De vordering is onderverdeeld in de volgende posten:
Kosten uitvaart: € 2.066,98
Kosten grafrechten (2 x 20 jaren): € 1.200,00
Reiskosten (niet zijnde proceskosten) (6.870 kilometer x € 0,235 per kilometer): € 1.164,45
Kosten overig geschat: € 200,00
Reiskosten (niet zijnde proceskosten) hoger beroep: € 200,00
Voorts is namens de benadeelde partij een vergoeding van proceskosten gevorderd ter hoogte van een bedrag van € 1.643,37. Deze kosten bestaan uit reiskosten (het hof begrijpt: in de fase van eerste aanleg) ter hoogte van een bedrag van € 1.443,37 (6.142 kilometer x € 0,235 per kilometer) en toekomstige reiskosten in hoger beroep ter hoogte van een bedrag van € 200,00.
Met betrekking tot de toekomstige reiskosten in hoger beroep (reiskosten niet zijnde proceskosten ter hoogte van een bedrag van € 200,00 en reiskosten zijnde proceskosten eveneens ter hoogte van een bedrag van € 200,00) is namens de benadeelde partij te kennen gegeven dat deze kosten in dit stadium worden gevorderd, gelet op het feit dat de vordering in hoger beroep niet kan worden verhoogd. Hierbij is verzocht dat de rechtbank de vordering ten aanzien van deze kosten in eerste aanleg niet-ontvankelijk zal verklaren.
Derhalve is namens de benadeelde partij primair verzocht dat de rechtbank de vordering zal toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 4.631,43 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de verdachte zal veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij tot een bedrag ter hoogte van € 1.443,37. Subsidiair is verzocht dat de rechtbank op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de schade zal schatten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten slotte is namens de benadeelde partij verzocht dat indien de rechtbank van oordeel is dat de vordering deels een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, dat de rechtbank het gedeelte dat niet onevenredig belastend is zal toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in plaats van dat gedeelte van de vordering af te wijzen.
Aanvulling vordering materiële schade
Bij brief van 1 oktober 2020 is namens de benadeelde partij de vordering met betrekking tot de materiële schade aangevuld met de kosten van de grafsteen. Hierbij is primair verzocht aan de rechtbank om de kosten van de grafsteen te schatten op een bedrag ter hoogte van € 1.000,00 en subsidiair dat de rechtbank een redelijke schatting zal maken met betrekking tot deze kosten. De benadeelde partij heeft derhalve verzocht aan de rechtbank om de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een verhoogd bedrag ter hoogte van € 5.631,43 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 5.934,95 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2019 tot aan de dag van volledige voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten (niet zijnde proceskosten) tot een bedrag ter hoogte van € 1.164,45 heeft de rechtbank een rekenfout hersteld. De rechtbank heeft dit bedrag vervangen door een bedrag van € 1.614,45 (6.870 kilometer x € 0,235 per kilometer).
Tevens heeft de rechtbank een andere verdeling gehanteerd met betrekking tot de reiskosten die als materiële schade dienen te worden aangemerkt en reiskosten die als proceskosten moeten worden beschouwd. De reiskosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt teneinde de terechtzittingen bij de rechtbank in Maastricht en de schouw bij te wonen heeft de rechtbank als proceskosten aangemerkt, te weten tot een bedrag ter hoogte van € 589,85. De rechtbank is hierbij uitgegaan van 16 zittingsdagen waarop de nabestaanden aanwezig zijn geweest en de schouw. De rechtbank gaat hierbij uit van 2.510 kilometer (het hof begrijpt: 2.400 kilometer ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen (16 x route Heibloem/ [woonplaats benadeelde partij] – Maastricht à 150 kilometer retour) en 110 kilometer ten behoeve van het bijwonen van de schouw (route Heibloem – Brunssum à 110 kilometer retour) en een bedrag van € 0,235 per kilometer.
De overige gemaakte reiskosten tot een bedrag ter hoogte van € 2.467,97 (het hof begrijpt: 10.502 kilometer x € 0,235 per kilometer, namelijk 6.142 + 6.870 – 2.510 kilometer) heeft de rechtbank als materiële schade aangemerkt.
Met betrekking tot de gevorderde kosten in hoger beroep, naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 450,00, heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in dat deel van de vordering.
Aldus heeft de rechtbank de vordering tot een bedrag ter hoogte van € 5.934,95 (het hof begrijpt: kosten uitvaart à € 2.066,98 + kosten grafrechten à € 1.200,00 + reiskosten à € 2.467,97 + overige kosten à € 200,00) aan materiële schade toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2019 tot aan de dag van volledige voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de verdachte veroordeeld in de door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, begroot op een bedrag ter hoogte van € 589,85.
Vordering
Bij e-mailbericht van 14 november 2021 is te kennen gegeven dat de benadeelde partij zich in hoger beroep voegt voor het bedrag zoals is toegewezen door de rechtbank, met uitzondering van de kosten die conform het verzoek van de benadeelde partij niet-ontvankelijk werden verklaard (het hof begrijpt: waarin de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk werd verklaard). Met betrekking tot de gemaakte reiskosten in hoger beroep is namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat dit een bedrag van € 467,90 behelst, te weten een bedrag ter hoogte van € 88,82 aan materiële schade (2 x route [woonplaats benadeelde partij] – ’s-Hertogenbosch à 145,8 kilometer retour x € 0,26 per kilometer en 1 x route [woonplaats benadeelde partij] – Roermond à 50 kilometer retour x € 0,26 per kilometer ten behoeve van gesprekken met het Openbaar Ministerie) en een bedrag ter hoogte van € 379,08 aan proceskosten (10 x route [woonplaats benadeelde partij] – ’s-Hertogenbosch à 145,8 kilometer retour x € 0,26 per kilometer ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen). Voorts is namens de benadeelde partij verzocht dat het hof het op voorhand gevorderde bedrag van € 450,00 aanvullend zal toewijzen, waarbij is verzocht dat het bedrag ter hoogte van € 88,82 zal worden toegewezen als materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de verdachte voor het overige zal worden veroordeeld in de proceskosten.
Ter terechtzitting van 24 november 2021 heeft [advocate benadeelde partij] naar aanleiding van enkele vragen van het hof omtrent de vordering namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat de volgende kosten als materiële schade worden gevorderd:
Kosten uitvaart: € 2.066,98;
Kosten grafrechten (2 x 20 jaren): € 1.200,00;
Kosten grafsteen: € 1.000,00.
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten in eerste aanleg heeft [advocate benadeelde partij] te kennen gegeven dat de benadeelde partij zich schaart achter de door de rechtbank gehanteerde verdeling van die kosten en dat derhalve een bedrag ter hoogte van € 2.467,97 aan materiële schade en een bedrag ter hoogte van € 589,85 aan proceskosten wordt gevorderd.
De reiskosten vallen derhalve – zo begrijpt het hof – uiteen in de volgende onderdelen:
4. Reiskosten bestaande uit materiële schade à € 2.467,97 (10.502 kilometer x € 0,235 per kilometer):
a. Heibloem – Tilburg (510 kilometer in totaal);
b. Heibloem – Brunssum (440 kilometer in totaal (550 kilometer – 110 kilometer aan reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de schouw, die onder proceskosten worden geschaard));
c. Heibloem – Roermond (210 kilometer in totaal);
d. Heibloem – Amsterdam (1.280 kilometer in totaal);
e. Heibloem/ [woonplaats benadeelde partij] – Amsterdam (4.320 kilometer in totaal);
f. Heibloem/ [woonplaats benadeelde partij] – Maastricht (600 kilometer in totaal (3.000 kilometer – 2.400 kilometer aan reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen, die onder proceskosten worden geschaard));
g. [woonplaats benadeelde partij] – ’s-Hertogenbosch (592 kilometer in totaal);
h. [woonplaats benadeelde partij] – Wijchen en Ewijk (2.550 kilometer in totaal)
en Reiskosten bestaande uit proceskosten à € 589,85 (2.510 kilometer x € 0,235 per
kilometer):
i. Heibloem – Brunssum (110 kilometer ten behoeve van de het bijwonen van de schouw);
j. Heibloem/ [woonplaats benadeelde partij] – Maastricht (2.400 kilometer ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen).
Ten slotte heeft [advocate benadeelde partij] zich ten aanzien van de in eerste aanleg gevorderde toekomstige kosten op het standpunt gesteld dat deze kosten niet meer kunnen bedragen dan de oorspronkelijk gevorderde kosten ter hoogte van een bedrag van € 400,00 en niet ter hoogte van een bedrag van € 450,00, zoals opgenomen in het vonnis en bij e-mailbericht van 14 november 2021 van [advocate benadeelde partij] . Gelet daarop is aan het hof verzocht de reiskosten in hoger beroep als materiële schade tot een bedrag ter hoogte van € 88,82 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de verdachte te veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten bestaande uit reiskosten in hoger beroep tot een bedrag ter hoogte van € 311,18.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaten-generaal hebben ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de gehele vordering zal toewijzen (het hof begrijpt: tot een bedrag van € 6.823,77), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met de daarbij horende gijzeling en te vermeerderen met de gevorderde proceskosten voor zover die voor vergoeding in aanmerking komen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, indien het hof tot een bewezenverklaring (het hof begrijpt: van (een van) de onder 1, 2 en/of 3 tenlastegelegde feiten) komt, met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het oordeel van het hof
Ingevolge artikel 51f, tweede lid Sv kunnen de personen genoemd in artikel 6:108, eerste en tweede lid BW zich als benadeelde voegen in het strafproces indien het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit is overleden. De aansprakelijke is verplicht aan degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, zo bepaalt artikel 6:108, tweede lid BW. In haar algemeenheid heeft degene die deze kosten heeft gedragen een eigen vorderingsrecht jegens de aansprakelijke verdachte. Het moet gaan om in redelijkheid gemaakte kosten gelet op de omstandigheden waarin de overledene leefde.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij kosten van de uitvaart (post 1) van het slachtoffer heeft gemaakt. Het hof wijst in dit verband op het als bijlage 1 bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde e-mailbericht van [uitvaartverzorging] d.d. 9 maart 2020. Uit de aantekeningen van het opdrachtformulier uit het archief blijkt dat aan kosten een bedrag van in totaal ƒ 4.555,03 is genoteerd. Het namens de benadeelde partij gevorderde bedrag ter hoogte van € 2.066,98 komt omgerekend naar guldens overeen met het genoteerde bedrag. Het hof is van oordeel dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Dit toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 1998, zijnde de dag van de uitvaart en derhalve het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de kosten van de grafrechten (post 2) overweegt het hof als volgt. Ter onderbouwing van deze kosten zijn als bijlage 2 bij het verzoek tot schadevergoeding de tarieven van de [Parochie] gevoegd, waaruit blijkt dat het tarief in 2015 voor grafrechten ten behoeve van een enkel en dubbel diep graf voor 20 jaren € 600,00 behelst. Het hof gaat ervan uit dat ten tijde van de begrafenis op 15 augustus 1998 grafrechten verschuldigd waren en dat die grafrechten – na ommekomst van een periode van 20 jaren – in 2018 zijn vernieuwd. Ten aanzien van de kosten van de grafrechten voor de eerste 20 jaren ziet het hof zich niet in staat de daadwerkelijke omvang van de geleden schade nauwkeurig vast te stellen en derhalve zal het hof voor de begroting van deze kosten op grond van artikel 6:97 BW gebruikmaken van zijn schattingsbevoegdheid. Het hof begroot de geleden schade op een bedrag van € 300,00. Met betrekking tot de kosten van de grafrechten voor de daaropvolgende 20 jaren zoekt het hof aansluiting bij de hiervoor vermelde tarieven en bepaalt deze kosten op een bedrag ter hoogte van € 600,00. De totaal geleden schade voor wat betreft de kosten van de grafrechten behelst derhalve een bedrag ter hoogte van € 900,00. Het hof zal de benadeelde partij in het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren. Het toe te wijzen bedrag ter hoogte van € 300,00 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 1998, zijnde de dag van de uitvaart en derhalve het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening en het bedrag van € 600,00 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2018, zijnde het moment dat naar verwachting de grafrechten zijn verlengd en derhalve het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de kosten van de grafsteen (kostenpost 3) zal het hof eveneens op grond van artikel 6:97 BW gebruikmaken van zijn schattingsbevoegdheid. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag ter hoogte van een bedrag van € 1.000,00 in redelijkheid gemaakte kosten betreffen, zodat het hof de geleden schade ten aanzien van deze kostenpost zal begroten op een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1999 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof gaat uit van een latere ingangsdatum dan de datum van de uitvaart, omdat een grafsteen later dan de dag van de uitvaart wordt geplaatst. De ingangsdatum van de renteverplichting heeft het hof om die reden bepaald op 1 januari 1999.
Aldus is het hof van oordeel dat de kosten van de uitvaart, de grafrechten en de grafsteen onder kosten van lijkbezorging kunnen worden geschaard. Het hof zal deze schade toewijzen tot een bedrag van in totaal (€ 2.066,98 + € 900,00 + € 1.000,00) = € 3.966,98.
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten als materiële schade overweegt het hof het navolgende.
Ten aanzien van bezoeken aan advocaten is namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat in totaal (510 kilometer in de periode 1998 – 2000 ten behoeve van diensten van [advocaat 1] in Tilburg (onder a), 210 kilometer in de periode 2000 – 2002 ten behoeve van een samenwerking met [advocaat 2] in Roermond (onder c) en 1.280 kilometer in de periode 2002 – 2018 ten behoeve van een samenwerking met [advocaat 3] in Amsterdam (onder d)) 2.000 kilometer is afgelegd.
Het hof is van oordeel dat de reiskosten naar de advocaten die de benadeelde partij heeft gemaakt niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De benadeelde partij zal derhalve in de vordering tot vergoeding van reiskosten in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Evenmin zijn deze kosten te beschouwen als toewijsbare proceskosten, gelet op de beoordeling van vergelijkbare kosten in civiele zaken, in het licht van het bepaalde in artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Hierbij neemt het hof in aanmerking dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad een redelijke uitleg van artikel 592a (oud; thans: artikel 532) Sv meebrengt dat bij de begroting van toewijsbare proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures.
Voorts is namens de benadeelde partij een vergoeding gevorderd voor reiskosten gemaakt ten behoeve van bezoeken aan de plaats delict (het hof begrijpt: plaats van aantreffen van het slachtoffer) direct na de vermissing en voor televisieprogramma’s (440 kilometer, onder b), bezoeken aan (de redactie van) Peter R. de Vries in Amsterdam voor overleg, interviews en de bespreking van de stand van zaken (4.320 kilometer, onder e), bezoeken aan Maastricht in verband met evaluaties van de vorderingen en de persconferenties (600 kilometer, onder f), bezoeken aan ‘s-Hertogenbosch voor overleg en evaluaties (592 kilometer, onder g), bezoeken aan Wijchen en Ewijk ten behoeve van overleg met het Openbaar Ministerie en het rechercheteam (2.550 kilometer, onder h) en bezoeken aan het Openbaar Ministerie in hoger beroep (2 x 145,8 kilometer + 50 kilometer à € 0,26 per kilometer). Het hof is van oordeel dat dit evenmin kosten betreffen die kunnen worden beschouwd als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Een wettelijke basis om deze kosten ten laste van de verdachte te brengen, ontbreekt. Derhalve zal de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze kosten komen evenmin als proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
Het hof overweegt ten aanzien van de gevorderde reiskosten als proceskosten als volgt.
De reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt teneinde de terechtzittingen in eerste aanleg, de schouw en de terechtzittingen in hoger beroep bij te wonen komen gelet op het bepaalde in artikel 592a (oud; thans: artikel 532) Sv en artikel 238 Rv alleen voor proceskostenvergoeding in aanmerking indien de benadeelde partij de vordering zelf heeft toegelicht en geen gebruik heeft gemaakt van een gemachtigde. Hoewel het hof ten volle begrijpt dat de [benadeelde partij] aanwezig heeft willen zijn bij alle terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, komen de gevorderde reiskosten om juridische redenen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de benadeelde partij is vertegenwoordigd door een gemachtigde ( [advocate benadeelde partij] ) waardoor het maken van deze kosten in zoverre niet noodzakelijk was. In dit deel van de vordering zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het is het hof gebleken dat ter terechtzitting van 24 november 2021 door [advocate benadeelde partij] de in eerste aanleg gevorderde overige kosten ter hoogte van een bedrag van € 200,00 niet zijn gehandhaafd. Derhalve zal het hof ten aanzien van deze kosten geen beslissing nemen.
Aldus zal het hof de vordering tot schadevergoeding toewijzen tot een bedrag ter hoogte van
€ 3.966,98 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige verklaart het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 3.966,98. De verdachte is daarvoor jegens hen naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 3.966,98, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 49 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 247, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde partieel nietig ten aanzien van de woorden ‘en/of een of meer (externe) harde schijven’.
Verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een zwarte desktop, merk Packard Bell, type Imedia S3800, serienummer 00414874727, voorzien van SIN AAFF9235NL;
een externe harde schijf, MIC, voorzien van SIN AAFF9232NL;
een externe harde schijf, Samsung, serienummer E213JJ0B91871, SIN AAFF9233NL;
een externe harde schijf, WD Elements, serienummer WXP1E754KP8E, SIN AAFF923NL.
Vordering van de [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.966,98 (drieduizend negenhonderdzesenzestig euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.966,98 (drieduizend negenhonderdzesenzestig euro en achtennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 49 (negenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
15 augustus 1998 over de bedragen € 2.066,98 (kosten van de uitvaart) en € 300,00 (kosten van de grafrechten periode 1998 – 2018);
1 januari 1999 over een bedrag van € 1.000,00 (kosten van de grafsteen);
15 augustus 2018 over een bedrag van € 600,00 (kosten van de grafrechten periode 2018 – 2038).
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. J. Nederlof en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp en mr. J. de Leijer, griffiers,
en op 28 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een map met paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het digitale einddossier TGO Hei/08TGO13001 met proces-verbaalnummer 20190918.10.22 van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 12.363 (hierna te noemen: het digitale einddossier) of naar een pagina van een submap als onderdeel van een digitale map, niet zijnde het digitale einddossier (de digitale map bestaat uit submappen met bijlagen: hierna te noemen de digitale map).
Bewijsmiddelen ter zake van feiten 1, 2 en 3
1. Het proces-verbaal d.d. 10 oktober 2019 (map 1 index met inleiding deel 1 van het digitale einddossier, pg. 1-105), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 10] :
(pagina’s 33 en 38) Op 12 augustus 1998 werd het eerste grootschalige onderzoek door het recherche bijstandsteam (RBT) Heikop opgestart. Dit team deed onderzoek naar de toedracht van de vermissing en het later levenloos aantreffen van het slachtoffer Nicky Verstappen.
Nicky Verstappen maakte deel uit van een groep van 37 kinderen uit Heibloem en omstreken, die van 8 augustus tot en met 14 augustus 1998 zou verblijven op kampeerterrein ‘ [naam kampeerterrein] ’, gelegen op de Brunssummerheide te Brunssum. De Brunssummerheide is een natuurgebied gelegen in de gemeenten Brunssum, Landgraaf en Heerlen. De organisatie en leiding van de kampeerweek was in handen van de Stichting Jeugdwerk [kampoudste] uit Heibloem. De kinderen sliepen in zelf samengestelde tentgroepen. De groep met wie Nicky (het hof begrijpt hierna telkens: Verstappen) een tent deelde, bestond uit de volgende personen: [tentgenoot 1] , [tentgenoot 2] , [tentgenoot 3] , [tentgenoot 4] en Nicky Verstappen.
Op zaterdag 8 augustus 1998 kwamen de kinderen aan op het kamp, waarna gedurende de dag en avond diverse spelactiviteiten werden gedaan. Op maandagochtend 10 augustus 1998 was Nicky verdwenen. [tentgenoot 4] verklaart dat hij Nicky voor het laatst heeft gezien in de tent omstreeks 05.30 uur.
De kampleiding werd op maandag 10 augustus 1998 om 08.00 uur in kennis gesteld van de vermissing van Nicky. De kinderen mochten niet voor dit tijdstip hun tent verlaten. Vanaf dat moment werd er door enkele kampleiders gezocht naar Nicky. Op maandag 10 augustus 1998, omstreeks 09.30 uur, werd bij de basiseenheid Brunssum-Onderbanken van de politie Limburg-Zuid gemeld dat Nicky Verstappen, geboren op 13 maart 1987 te [geboorteplaats slachtoffer] , werd vermist. In verband met de verdwijning van Nicky Verstappen werden op maandag 10 augustus en dinsdag 11 augustus 1998 diverse zoekacties georganiseerd op de Brunssummerheide.
Nicky werd op dinsdagavond 11 augustus 1998 tussen 20.50 uur en 21.00 uur levenloos aangetroffen in een sparrenperceel gelegen aan de Schinvelderweg op de Brunssummerheide.
2. Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 1 februari 2001 (map 12 van het digitale einddossier, pg. 4348-4351), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 19] :
(pagina 4350) Op dinsdag 11 augustus 1998 ben ik in de auto naar het kamp (het hof begrijpt: tentenkamp) gereden. Omstreeks 16.00/17.00 uur kwamen allerlei zoekploegen. Omstreeks 20.00 uur hebben we ons weer gegroepeerd tot een grote zoekploeg.
(pagina 4351) We hebben ons met zijn allen opgesteld in de richting van Nieuwenhagen. Nadat we ongeveer een half uur hadden gelopen, hebben we een kwartslag gemaakt en liepen we verder door bebost gebied. We kwamen toen uit bij een korenveld en vervolgens een aardappelveld en toen liep ik tegen de afrastering aan van het sparrenbosje. Ter hoogte van die afrastering is ook halt geroepen door de commandant van de ploeg om opnieuw de linie te herstellen. Terwijl ik voor de afrastering stond, keek ik wat rond en ik zag iets liggen achter de omheining. Ik zei tegen [getuige 20] dat ik wat zag liggen. Ik zei tegen [getuige 20] dat dat wel een been kon zijn, waarop [getuige 20] zei van ja. Ik riep toen meteen de commandant, welke ook kwam vanaf een afstand van ongeveer 50 meter. Vlak bij ons stond de tweede commandant, die [verbalisant 11] (het hof begrijpt: [verbalisant 11]) heette. Die [verbalisant 11] ging toen de draad over waarna die [verbalisant 11] meteen de commandant waarschuwde, welke toen kwam aanrennen. Die commandant zei toen tegen ons dat alle mensen terug naar het kamp moesten. Ook die commandant is over de afrastering geklommen, alsmede [getuige 21] .
U vraagt mij wie Nicky allemaal heeft gezien bij het aantreffen van hem in het sparrenperceel. Ik heb hem gezien, echter alleen maar gedeeltelijk; ik zag zijn benen, in ieder (het hof begrijpt: geval) een rode broek en een stuk van zijn ontblote bovenlichaam. Ook [getuige 20] heeft hem gezien, alsmede [getuige 21] en die twee commandanten. Voor de rest heeft niemand hem gezien.
3. Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 augustus 1998 (map 12 van het digitale einddossier, pg. 4066-4069), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 20] :
(pagina 4068) Op dinsdag 11 augustus 1998 ben ik naar ‘ [naam kampeerterrein] ’ gegaan. [getuige 19] heeft Nicky gevonden. Die zag hem in ieder geval daar liggen. Ik liep drie meter naast [getuige 19] . Het was omstreeks 21.00 uur toen [getuige 19] tegen mij riep: “[getuige 20] , hier ligt een lijk”. Hierop ben ik zijn richting opgelopen. Ik heb even gekeken en zag iemand liggen. Ik zag een klein jongetje liggen. Gelijk kwam er een agent aangelopen die over het hekje sprong om te kijken of er nog tekenen van leven aanwezig waren. Ik hoorde hem toen zeggen: “Die is allang dood, hij vertoont al lijkplekken”.
4. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanherkenning slachtoffer Verstappen d.d. 17 augustus 1998 (map 16 van het digitale einddossier, pg. 5573), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
Op donderdag 13 augustus 1998, omstreeks 18.00 uur, werd door ons gehoord een persoon die opgaf te zijn: [getuige 21] , geboren op [geboortedatum getuige 21] te [geboorteplaats getuige 21] , oom van het slachtoffer.
Hij verklaarde dat hij op dinsdag 11 augustus 1998 in de avonduren samen met politie en andere mensen aan het zoeken was naar Nicky Verstappen, het kind van zijn broer. Omstreeks 21.00 uur vernam hij van mensen om hem heen dat er iemand liggend in een perceeltje met kerstbomen was aangetroffen. Verstappen was in de onmiddellijke nabijheid hiervan en vroeg aan de ter plaatse zijnde politiemensen of hij de aangetroffen persoon mocht zien daar hij Nicky Verstappen zou herkennen. Verstappen ging vervolgens met politiemensen dan wel met personeel van de Marechaussee naar de vindplaats en zag dat zijn neefje Nicky Verstappen, liggend op zijn rug, tussen de kerstbomen lag. Verstappen verklaarde dat hij op dat moment onmiddellijk zijn neefje Nicky Verstappen herkende. Verstappen verklaarde dat hij zijn neefje herkende aan de kleding en dat hij zijn gezicht kon zien.
5. Het proces-verbaal relaas van onderzoek inzake vermissing persoon, lijkvinding onnatuurlijke dood d.d. 20 augustus 1998 (map 16 van het digitale einddossier, pg. 5769 en 5770), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 14] :
(pagina 5769) Op dinsdag 11 augustus 1998, omstreeks 21.00 uur, bevond ik mij op de Schinvelderweg gelegen in de Brunssummerheide in de gemeente Landgraaf.
Verbalisant was samen met een groot aantal personen op zoek naar een vermiste 11-jarige jongen, genaamd Nicky Verstappen. Er werd in linie gezocht. Omstreeks 21.00 uur gaf [verbalisant 15] (het hof begrijpt hierna telkens: [verbalisant 15] , gelet op map 20 van het digitale einddossier, pg. 7620), opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, werkzaam bij de brigade Heerlen, mondeling door dat hij hem (doelende op Nicky Verstappen) vermoedelijk had gevonden. Ik zag dat [verbalisant 15] bij een perceel sparren stond, dat omheind was middels een draadafrastering. Gekomen bij de groep personen wees [verbalisant 15] mij het levenloze lichaam van een jongen aan, die op een afstand van ongeveer 2 meter van de draadafrastering op zijn rug tussen de sparren lag. De jongen was slechts gekleed in een lange rode pyjamabroek. Verder droeg deze jongen geen andere kleding. Het onbedekte gedeelte van het lichaam was al blauw verkleurd. Meteen werden de aanwezige vrijwilligers ter plaatse weggestuurd. In afwachting van het verdere onderzoek werd door enkele leden van de Koninklijke Marechaussee te Heerlen de plaats van het aantreffen bewaakt, totdat de Technische Recherche ter plaatse arriveerde.
6. Het proces-verbaal relaterende het sporenonderzoek op en rond de plaats waar het slachtoffer N. Verstappen werd aangetroffen [PD1] d.d. 23 augustus 1998 (map 2 van het digitale einddossier, pg. 156-159), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van het Bureau Technische Recherche:
(pagina 156) Vanaf dinsdag 11 augustus 1998, omstreeks 21.00 uur, werd door ons een sporenonderzoek ingesteld op en rond de plaats waar het slachtoffer werd aangetroffen.
Sporenonderzoek plaats delict:
Ligplaats slachtoffer:
Het slachtoffer werd aangetroffen in het dennenbosje. De ligplaats van het slachtoffer bevond zich in het dennenbosje, op een afstand van ongeveer 25.2 meter gemeten vanaf de noordelijke zijde van het dennenbosje en op een afstand van ongeveer 4.1 meter gemeten vanaf de draadafrastering aan de oostzijde van het dennenbosje.
(pagina 157) Ligging slachtoffer: Het slachtoffer lag op zijn rug. Het hoofd lag met de rechterzijde nagenoeg op de grond dicht naast de stam van een dennenboom. De beide benen waren vrijwel geheel gestrekt, waarbij het rechterbeen tegen en deels op het linkerbeen lag. De beide voeten lagen op de linkerkant dicht naast elkaar. Op die plaats was de begroeiing verschoven en was de aarde onder zijn hakken iets verschoven. De linkerarm van het lichaam lag geheel gestrekt in het verlengde van zijn linkerschouder. De rechterarm lag naast het lichaam waarbij zijn rechterhand en rechterpols onder zijn zitvlak lagen.
Immateriële sporen:
De lijkstijfheid was geheel ingetreden en kon met geringe kracht worden verbroken. Aan de onderzijde (het hof begrijpt: van het lichaam) bevonden zich lijkvlekken. Deze lijkvlekken bevonden zich op de plaatsen overeenkomstig de positie waarin het lichaam lag en waren op die plaatsen gefixeerd. Het lichaam voelde koud. Bij de navel was een lichtgroene verkleuring aanwezig.
(pagina 158) Positie kleding en sporen in kleding: Het slachtoffer droeg een rode stoffen trainingsbroek (het hof begrijpt hierna telkens: pyjamabroek). Aan de uiteinden van de broekspijpen bevond zich een blauw boord. Onder deze trainingsbroek droeg hij een donkerblauwe onderbroek. Beide broeken waren binnenstebuiten gekeerd. Het etiket in de onderbroek was duidelijk zichtbaar. Uitgaande van de positie waarin het slachtoffer lag, bevonden de achterzijden van de beide broeken zich aan de voorzijde. Bemonstering slachtoffer:
? microsporen borst [spoor S-09]
7. Het proces-verbaal relaterende de ligging en omschrijving van de plaats delict d.d. 23 september 1998 (map 2 van het digitale einddossier, pg. 151-154), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pagina’s 152-153)Plaats aantreffen slachtoffer PD1:
Het slachtoffer werd in het dennenbosje aangetroffen.
(pagina 153)
Situering PD1 t.o.v. ‘ [naam kampeerterrein] ’:
De PD1 bevindt zich ten westen van camping ‘ [naam kampeerterrein] ’. De afstand tussen het dennenbosje en camping ‘ [naam kampeerterrein] ’ is in rechte lijn gemeten ongeveer 1200 meter.
8. Het proces-verbaal relaterende de inbeslagneming van het stoffelijk overschot van N. Verstappen, de overbrenging hiervan naar een mortuarium en de vrijgave van het stoffelijk overschot d.d. 19 augustus 1998 (map 2 van het digitale einddossier, pg. 171), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op maandag (het hof begrijpt: dinsdag) 11 augustus 1998, omstreeks 21.00 uur, werd door ons het stoffelijk overschot van N. Verstappen in beslag genomen. Het stoffelijk overschot werd in opdracht van de [inspecteur van politie Limburg-Zuid] , overgebracht en geplaatst in een koelcel, in gebruik bij justitie, in het mortuarium van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. De koelcel werd afgesloten.
Op vrijdag 15 augustus 1998 werd het stoffelijk overschot van N. Verstappen vrijgegeven.
9. Het verslag betreffende een niet-natuurlijke dood (art. 10 Wet op de Lijkbezorging) d.d. 12 augustus 1998 (map 1 onderzoek deel 2 van het digitale einddossier, pg 14-17), in onderling verband en samenhang bezien met het bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2014 als bijlage gevoegde uitgetypte schouwverslag van Nicky Verstappen (map 20 van het digitale einddossier, pg. 7561-7563), voor zover inhoudende als relaas van dr. [gemeentelijk lijkschouwer] :
(pagina 14) De ondergetekende [gemeentelijk lijkschouwer] , lijkschouwer der gemeente Landgraaf, verklaart het lijk van Nicky Verstappen, geboren op 13 maart 1987 te [geboorteplaats slachtoffer] en gevonden op 11 augustus 1998, persoonlijk te hebben geschouwd en bericht de officier van justitie bij de rechtbank te Maastricht er NIET van overtuigd te zijn, dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
- Op 11 augustus (het hof begrijpt: 1998) heb ik samen met de TR (het hof begrijpt: Technische Recherche) een verkorte schouw gedaan op de PD (het hof begrijpt hierna telkens: plaats van aantreffen) onder suboptimale omstandigheden (lichaam is niet verplaatst of gedraaid). Bevindingen:
o N. (het hof begrijpt: Nicky Verstappen) lag in rugligging met het hoofd naar rechts gedraaid. Rechterarm iets onder lichaam gedraaid;
o lijkvlekken op laagst gelegen delen;
o groene verkleuring rond navel.
(pagina’s 14-15)
12 augustus (het hof begrijpt: 1998) uitgebreide schouw mortuarium AZM. Hoofd/hals:
o achterzijde behaarde hoofdhuid gele massa, waarschijnlijk maden;
o maden in meerdere stadia in ogen en mond;
o ogen verder niet te beoordelen, vanwege ontbinding.
Buik: uitgebreide groene verkleuring met loslating huid.
(pagina 17)
Kleding: rode pyjamabroek en blauwe onderbroek intact, doch binnenstebuiten aan! Tijdens schouw is betrokkene slechts beperkt ontkleed door TR, alsmede is het bloed op het hoofd niet weggespoeld in verband met latere bemonstering.
Conclusie: doodsoorzaak vooralsnog onduidelijk.
Opmerkelijke bevindingen:
o kleren omgekeerd aangetroffen;
o ontblote voeten (zolen) niet kapot.
Advies: gerechtelijke sectie.
10. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 mei 2014 (map 20 van het digitale einddossier, pg. 7525-7536), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor getuige [gemeentelijk lijkschouwer] :
(pagina’s 7525-7526) V = Vraag verbalisanten A = Antwoord getuige [gemeentelijk lijkschouwer]
De getuige verklaarde: In de hoedanigheid van schouwarts ben ik betrokken geweest bij de schouw van het lichaam van Nicky Verstappen.
(pagina 7527) A: Op PD heeft een verkorte schouw plaatsgevonden. Dit hield in de dood vaststellen
en observatie. Met observatie bedoel ik dat ik keek hoe hij erbij lag.
(pagina 7531) V: Welke postmortale verschijnselen zag u tijdens de ‘verkorte schouw’?A: De verkleuring rond zijn navel en lijkvlekken. De verkleuring zie ik als rotting.
V: U hebt iets verteld over maden in meerdere stadia. U vraagt wat ik daarmee
bedoelde. U heeft eerder gezegd in verschillende grootte?
A: Ik bedoelde hier inderdaad mee maden van verschillende grootte.
11. Het proces-verbaal relaterende de lijkschouw op het stoffelijk overschot van N. Verstappen d.d. 26 augustus 1998 (map 1 onderzoek deel 2 van het digitale einddossier, pg. 18-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] :
(pagina 18) Op woensdag 12 augustus 1998, omstreeks 12.45 uur, heeft de gemeentelijk lijkschouwer, dr. [gemeentelijk lijkschouwer] , in het mortuarium van het Academisch Ziekenhuis te Maastricht, in het bijzijn van ons, [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , de lijkschouw verricht op het stoffelijk overschot van N. Verstappen. Tijdens deze lijkschouw bleek dat het ontbindingsproces reeds ver gevorderd was.
12. Het proces-verbaal relaterende de gerechtelijke sectie op het stoffelijk overschot van N. Verstappen d.d. 13 augustus 1998 (map 2 van het digitale einddossier, pg. 176-177), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 176) Op woensdag (het hof begrijpt: donderdag) 13 augustus 1998, omstreeks 14.15 uur, heeft de patholoog-anatoom dr. G. van Ingen, verbonden aan het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, in aanwezigheid van mij, verbalisant [verbalisant 1] , in het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, in opdracht van de [officier van justitie] , sectie verricht op het stoffelijk overschot van N. Verstappen.
Voor aanvang van de sectie werden van het slachtoffer de navolgende sporen veiliggesteld:
een rode trainingsbroek [spoor S-12];
een donker blauwe slip [spoor S-13].
13. Het Pro Justitia verslag d.d. 21 december 1998 met no. 98-337/I069, met bijlagen (map 1 van het digitale einddossier, pg. 20-25), voor zover inhoudende als verslaglegging van G. van Ingen:
(pagina 20) Op 13 augustus 1998 heeft ondergetekende, G. van Ingen, arts en patholoog, als beëdigd deskundige, in samenwerking met A. Maes, in het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie te Rijswijk Z.H., de uit- en inwendige schouwing verricht van het lijk van Nicky Verstappen, geboren op 13 maart 1987 en dood aangetroffen op de Brunssummerheide te Brunssum op 11 augustus 1998, teneinde na te gaan de oorzaak van diens dood en hetgeen verder van belang mocht blijken. Het lijk van N. Verstappen voornoemd, werd mij aangewezen en daarna overhandigd door [verbalisant 1] van de regiopolitie Limburg Zuid en na gedane schouwing aan genoemde [verbalisant 1] teruggegeven.
(pagina 21) Uitwendige schouwing1. Het lijk was dat van een jongen van gemiddelde bouw ter lengte van 148 centimeter. Op het lijk bevonden zich de navolgende kledingstukken: een rode pyjamabroek en
een blauwe onderbroek. De kleding werd aan de politie overhandigd. Aan beide voetzolen was enig gelig zand.
2. Er waren paarse, deels helderrode niet wegdrukbare lijkvlekken aan het gelaat rechts
en armen en benen. Er was tevens groenverkleuring van de huid van hals, borst en buik en verspreid marmertekening van de huid.
3. Het gelaat was paarsgroen verkleurd met marmertekening. De ogen waren dicht. De oogkleur was niet te beoordelen. De pupillen waren niet te beoordelen; de hoornvliezen waren troebel. Het oogwit en het bindvlies van de oogleden was fletsrood. De lippen waren paarsrood, deels ingedroogd en gaaf; het wangslijmvlies was
bruinig en gaaf. Het tandvlees was bruin en in de mond waren veel maden.
(pagina 22)Inwendige schouwing 8. Het onderhuidse vetweefsel aan de buik- en borstwand was wat groenig verkleurd.
10. In de borstholtes was beiderzijds een laagje rood vocht. Er was een sterke
rottingsgeur. De borstvliezen waren lakrood, glad en gaaf.
(pagina 23) 12. Hals: deze werd in situ uitgeprepareerd. De halsspieren waren deels groen en deels
roodbruin. Het onderhuidse weefsel was iets groenig. De weke delen toonden donkerrode
verkleuring in het verloop van de grote vaten.
De slijmvliezen toonden postmortale verkleuring, deels donkerrood, deels wat
groenig.
16. Op doorsnede waren de longen beiderzijds egaal donkerrood met een sterke
rottingsgeur.
(pagina 24) 31. Schedelhuid: er was marmertekening.
33. Het harde hersenvlies was rood met marmertekening.
35. Het beenderweefsel was verder gaaf; bij röntgendoorlichting werden geen fracturen
gezien.
(pagina 25) Definitieve bevindingen B. Er waren geen ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood konden
verklaren. C. Toxicologisch onderzoek werd verricht. Er werd 0,12 promille alcohol in het bloed aangetroffen waarvan een onbekend deel als gevolg van postmortale rotting kan zijn
ontstaan. In de lijkdelen werden geen geneesmiddelen en/of drugs aangetoond.
Epicrise
Volgens ontvangen gegevens werd deze 11 jaar oud geworden jongen tijdens een zomerkampeertocht op de Brunssummerheide ’s morgens vroeg vermist. Zijn lichaam werd 1,5 dag later in gevorderde staat van ontbinding op de heide gevonden.
Bij sectie werden verspreid over het lichaam kleine huidbeschadigingen en bruine verkleuringen gevonden waarvan een deel mogelijk postmortaal kan zijn ontstaan. Deze afwijkingen zijn waarschijnlijk voor het intreden van de dood niet van betekenis geweest. Er waren geen ziekelijke orgaanveranderingen aanwijsbaar die de dood zouden kunnen verklaren. Er werd behalve een zeer geringe hoeveelheid alcohol geen lichaamsvreemde stof in het lichaam aangetoond. Gezien het bovenstaande was bij het postmortale onderzoek geen doodsoorzaak aanwijsbaar. Mede gezien de postmortale verandering sluit dit bepaalde doodsoorzaken (b.v. belemmering van de ademhaling) echter niet uit.
Conclusie
Bij Nicky Verstappen, geboren op 13 maart 1987, was geen doodsoorzaak aanwijsbaar.
14. Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken, op 22 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van G. van Ingen:
(pagina 11) De jongste raadsheer houdt de deskundige G. van Ingen het volgende voor:
In het sectieverslag zijn uitgebreid bevindingen beschreven die, zoals ik de bevindingen interpreteer, duiden op ontbindingsverschijnselen, te weten:
Punt 2. Er was (…) groenverkleuring van de huid van hals, borst en buik en verspreid marmertekening van de huid.
Punt 3. Het gelaat was paarsgroen verkleurd met marmertekening. Hierbij is de conditie van de ogen beschreven.
Punt 6.B. Hals: rechts in de hals waren een drietal onregelmatige zones van huidloslating.
Punt 8. Het onderhuidse vetweefsel was wat groenig verkleurd.
Punt 12. Hals: deze werd in situ uitgeprepareerd. De halsspieren waren deels groen en deels roodbruin. Het onderhuidse weefsel was iets groenig.
Punt 16. Op doorsnede waren de longen beiderzijds egaal donkerrood met enige zuchtigheid en een sterke rottingsgeur.
Punt 31. Schedelhuid: er was marmertekening van de schedelhuid.
Punt 33. Het harde hersenvlies was rood met marmertekening.
Definitieve bevindingen C op basis van toxicologisch onderzoek. Er werd 0,12 promille alcohol in het bloed aangetroffen waarvan een onbekend deel als gevolg van postmortale rotting kan zijn ontstaan.
De deskundige G. van Ingen verklaart hierop als volgt:
Dit zijn inderdaad bevindingen die door mij zijn genoteerd als door mij gevonden tekenen van ontbinding, met uitzondering van de zuchtigheid van de longen. Verder merk ik op dat in de hals de weke delen donkerrode verkleuring vertoonden in het verloop van de grote vaten. Ook heb ik genoteerd dat het weefsel op een aantal plekken rood was gekleurd, zoals de borstvliezen en dergelijken. Dat waren ook postmortale veranderingen.
Groenverkleuring is dat het weefsel er groenig uit begint te zien, veelal bleek grijs/groen. Dit begint meestal bij de onderbuik, maar het kan erg variëren waar op het lichaam het begint. Het is afhankelijk van welk deel van het lichaam bijvoorbeeld is bedekt, welk deel niet is bedekt en bijvoorbeeld van de temperatuur. Het proces in het lichaam dat hier aan ten grondslag ligt, is rotting door bacteriën met omzettingen van stoffen.
(pagina 12)
Marmertekening is in wezen een tekening van bloedvaten, doorschijnende bloedvaten, en een gebied vlak rondom die vaten als gevolg van chemische veranderingen door rotting in bloedvaten. Het gaat om bloed in die bloedvaten. Bloedvaten hebben een grillig lijnenpatroon en dat is kennelijk ooit door iemand vergeleken met marmer en in het vak marmertekening gaan heten.
Huidloslating is dat het bovenste deel van de huid loslaat van de onderlaag. De opperhuid of de bovenste delen van de opperhuid laten los.
(pagina 16)
Als er geen doodsoorzaak wordt gevonden, betekent dit niet dat er geen doodsoorzaak is. Er kan alleen geen doodsoorzaak worden aangetoond.
Verstikking zonder tekenen van verstikking is mogelijk. Mogelijke tekenen van verstikking zijn bloedstuwing van het hoofd/hals gebied, puntvormige bloedingen in de ogen, in de longvliezen en op de binnenzijde van de nierbekkens. Of en in welke mate de puntvormige bloedingen voorkomen, is sterk variabel. Als puntvormige bloedingen niet voorkomen, sluit het verstikking niet uit.
15. De brief van G. van Ingen, gericht aan regiopolitie Limburg-Zuid, District Maastricht, Basiseenheid Valkenburg/Margraten te Maastricht, ter attentie van [verbalisant 1] , met als onderwerp aanvullende vraagstelling inzake N. Verstappen d.d. 30 januari 2001 (map 3 van het digitale einddossier, pg. 510), voor zover inhoudende:
Verstikking kan, maar hoeft niet, postmortaal tekenen (te) geven. In een aantal gevallen zijn na verstikking, postmortaal, noch macroscopisch, noch microscopisch, tekenen van verstikking aanwijsbaar. Zuurstofnood kan in deze gevallen niet worden aangetoond. Dit was ook in het onderhavige geval van toepassing. Uit het bovenstaande volgt ook dat het niet vinden van tekenen van verstikking, verstikking niet uitsluit.
16. Het proces-verbaal relaterende het sporenonderzoek naar aanleiding van de mogelijke gewelddadige dood van Nicky Verstappen, gepleegd in augustus 1998 te Brunssum d.d. 11 september 2001 (map 3 van het digitale einddossier, pg. 397-432), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 9] en [verbalisant 8] :
(pagina 419) DOODSOORZAKEN: Geraadpleegde deskundigen: Patholoog R. Visser, NFI; Professor Barend Cohen, forensisch deskundig, Nederlandse school voor Public Health; Patholoog Nuyen, forensisch deskundige, Laboratorium voor de Volksgezondheid te Leeuwarden.
Mogelijke doodsoorzaken tijdens Expert Meeting door Barend Cohen en Rob Visser
Adembelemmering (subtiele smoring = verstikking), bv hand voor de mond houden. Deze adembelemmering hoeft geen zichtbare sporen op te leveren, maar het kan wel.
Stress en angst kan een hartstilstand veroorzaken. De hartspier stopt. Hierover zijn zeer weinig gegevens bekend. Het doodschrikken van een kind is heel extreem.
(pagina 420) Mogelijke doodsoorzaken aangegeven door Nuyen Doodschrikken: Ernstig schrikken ten gevolge van een schokkende gebeurtenis en/of voorval, eventueel in combinatie met het QT-tijdsyndroom, kan een doodsoorzaak zijn. Bij kinderen is hier echter geen gedegen onderzoek naar verricht.
17. De brief van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en forensisch patholoog, tevens forensisch kinderpatholoog, verbonden aan het NFI, gericht aan de rechter-commissaris van de rechtbank Limburg [rechter-commissaris] d.d. 10 februari 2015 met als onderwerp aanvullende vragen inzake de sectie van N. Verstappen (map 4 van het digitale einddossier, pg. 834-848), voor zover inhoudende:
(pagina’s 834-835) Welke doodsoorzaak/oorzaken kan/kunnen op grond van de schouwbevindingen, sectiebevindingen en foto’s het overlijden van Nicky verklaren? Antwoord. Er is bij sectie (inclusief aanvullend lichtmicroscopisch onderzoek) en toxicologisch onderzoek geen doodsoorzaak gebleken. Uit deze onderzoeken is evenmin een bijdrage aan het overlijden gebleken. Daarbij wordt opgemerkt dat het lichtmicroscopisch onderzoek was bemoeilijkt vanwege postmortale veranderingen. Er zijn mogelijke doodsoorzaken die geen objectiveerbare letsels/verschijnselen hoeven achter te laten aan een lichaam en dus niet aantoonbaar zijn bij een sectie. Deze mogelijke doodsoorzaken kunnen niet worden uitgesloten in het onderhavige geval. Een mogelijke oorzaak is de volgende:
- Verstikking door smoren (belemmering van de mond/neus) of (samen)drukken van/op de borstkas (mechanische/traumatische asfyxie). Wel wordt opgemerkt dat N. Verstappen ten tijde van de sectie 11 jaren oud was en dat de praktijk leert dat een kind van die leeftijd bij een normaal bewustzijn zich doorgaans niet laat smoren zonder daar weerstand tegen te bieden en daardoor letsels aan de mond/neus te ontwikkelen (tenzij er door bijvoorbeeld fixatie geen weerstand mogelijk was). Dit sluit smoren echter niet uit.
18. Het verslag d.d. 14 juli 2016 (map 4 van het digitale einddossier, pg. 950-974), voor zover inhoudende als relaas van prof. dr. med. W. van de Voorde, arts-specialist in de pathologische anatomie en de gerechtelijke geneeskunde – buitengewoon hoogleraar gerechtelijke geneeskunde en criminalistiek aan de KU Leuven:
(pagina 961) Vraag. Welke doodsoorzaak/oorzaken kan/kunnen op grond van de schouwbevindingen, sectiebevindingen en foto’s het overlijden van Nicky verklaren?Antwoord. Op grond van de beschikbare medicolegale bevindingen is er geen doodsoorzaak aanwijsbaar. Nicky was slechts 11 jaar oud, zijn medische voorgeschiedenis was zonder bijzonderheden, er waren geen aanwijzingen voor genetische ziekten en er waren tevens geen voorafbestaande patholoog-anatomische afwijkingen met doodsoorzakelijke relevantie.
Ook zijn er geen objectieve aanwijzingen (of een plausibele hypothese) voor het optreden van een (zeer zeldzaam) stress-gerelateerd overlijden.
Gezien de omstandigheden (plotse verdwijning, vindplaats en ligging/houding lichaam, leeftijd) en de afwezigheid van enige aanwijzing voor een natuurlijke dood moet derhalve in de eerste plaats worden uitgegaan van een niet-natuurlijk overlijden. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld een afsluiting van de ademhalingswegen (smoring) en/of belemmering van de ademhalingswegen in aanmerking komen, hetgeen geen sporen (letsels) hoeft achter te laten. Bovendien werd de beoordeling in casu bemoeilijkt door ontbindingsverschijnselen.
19. Het rapport ‘Beantwoording aanvullende vraagstelling n.a.v. het overlijden in 1998 van een jongen van 11 jaar’ d.d. 29 mei 2019 (map 4 van het digitale einddossier, pg. 1002-1017), voor zover inhoudende als relaas van R.A.C. Bilo, forensisch arts:
(pagina 1014) Discussies en interpretatie van bevindingen door/conclusies van ondergetekende (2001) Consult SIGCA In 2001 werd door ondergetekende een consult gevraagd bij SIGCA. Hierop werd door diverse collega’s gereageerd.
Patholoog: Plotselinge hartdood in relatie tot extreme emotionele opwinding (met name angst en pijn) is goed gedocumenteerd beschreven zowel in de forensische als in de cardiologische literatuur. Hoewel de meeste patiënten een reeds bestaande hartafwijking hadden, werd in sommige gevallen vastgesteld dat het ook kan gebeuren zonder voorafgaande aanwijzingen voor een cardiale aandoening (‘hartafwijking’). Waarschijnlijk is het overlijden dan een gevolg van endogene hormonale reactie (‘catechol’) in relatie tot een vecht- of vluchtreactie. Onbekend is of dit fenomeen ook bij kinderen is beschreven, behalve bij kinderen met een reeds aanwezige en bekende cardiale aandoening, bijvoorbeeld verlengd QT-syndroom.
Kinderarts 2: In de literatuur over drugsgebruik wordt vermeld dat boosheid/opwinding na opvallende inspanning een plotse cardiale dood (‘hartdood’) kan veroorzaken.
(pagina’s 1014-1015) Discussie doodsoorzaak 2001Vecht- of vluchtreactie leidend tot de dood is voor zover bekend nooit beschreven bij kinderen.
(pagina 1015) Conclusies ondergetekende 2001
Vecht- of vluchtreactie is onwaarschijnlijk, maar niet uitgesloten.
Subtiel smoren kan niet worden uitgesloten.
Ook combinaties van factoren, bijvoorbeeld subtiel smoren of stress lijdend tot een lichamelijke reactie bij een reeds bestaande lichamelijke aandoening, kan niet worden uitgesloten (bijvoorbeeld een status asthmaticus als stressreactie bij een CARA-kind). Hierbij behoeft op zich de lichamelijke reactie niet tot overlijden aanleiding te geven. Het overlijden is het gevolg van het niet zoeken van medische hulp.
20. Het proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2020 (map 30 van de digitale map, RC-stukken deel 2, niet zijnde het digitale einddossier, pg. 325-342), voor zover inhoudende als verklaring van getuige W. van de Voorde, forensisch patholoog:
(pagina 330) Daarnaast hebben we de mogelijkheid van smoring, door afsluiting van neus en mond. Dat kan gebeuren met een plastic zak, dat kan gebeuren door een kussen of een zacht voorwerp of een hand, door het duwen van het gelaat tegen de grond of door iets op het gelaat te duwen. Ook daarvan is bekend dat het de typische asfyxie tekenen niet veroorzaakt, dus ook geen puntbloedinkjes in de oogbindvliezen.
21. Het deskundigenrapport ‘Aanvullend bloedspoorpatroononderzoek, haaronderzoek, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen op de Brunssummerheide op 11 augustus 1998’ d.d. 11 augustus 2008, met bijlage, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 022, 023 en 028 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1091-1183), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs ing. P.E. de Vreede en dr. A.B. Raggers-Schroeijers:
(pagina 1093) Onderzoeksmateriaal
TR-nummer
DNA-identiteitszegel
Omschrijving
S-09
ABR029
een folie met (micro)sporen van de borst van het slachtoffer N. Verstappen
S-12
ABR034
rode trainingsbroek c.q. pyjamabroek (in dit deskundigenrapport wordt de term pyjamabroek aangehouden) van het slachtoffer N. Verstappen
S-13
ABR035
donkerblauwe slip van het slachtoffer N. Verstappen
(pagina 1097) Onderzoek 2008 In het kader van het biologische sporen en het DNA-onderzoek van 2008 heeft dr. A.B. Raggers-Schroeijers (NFI) in juli 2008 verzocht om het haaronderzoek te inventariseren en te onderzoeken of anno 2008 aanvullend haaronderzoek mogelijk is.
In deze inventarisatie zijn haarsporen betrokken, welke afkomstig zijn van het volgende onderzoeksmateriaal:
TR-nummer
DNA-identiteitszegel
Omschrijving
S-09
ABR029
folie met (micro)sporen van de borst van het slachtoffer N. Verstappen
S-12
ABR034
rode pyjamabroek van het slachtoffer N. Verstappen
S-13
ABR035
donkerblauwe slip van het slachtoffer N. Verstappen
Naar aanleiding van de inventarisatie is een aanvullend vergelijkend haaronderzoek uitgevoerd.
(pagina 1098) In dit deskundigenrapport zijn de resultaten en conclusies vermeld van alle onderzoeken die naar aanleiding van onderstaande vraagstellingen zijn uitgevoerd.
Vraagstelling (3.1)
‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek’
Bij de Forensische Intake gesprekken (september 2005) is besproken om aanvullend DNA-onderzoek te verrichten aan eerder veiliggestelde sporen waarvan tot dan toe geen resultaten/DNA-profielen waren verkregen en waar met de huidige DNA-technieken mogelijk een DNA-profiel kan worden verkregen dat geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek, en mogelijk geschikt is voor vergelijking met c.q. opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.
(pagina 1099) Vraagstelling (3.3) ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek’Verzocht is om het volgende, reeds eerder onderzochte, onderzoekmateriaal te onderwerpen aan een aanvullend onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek.
TR-nummer
DNA-identiteitszegel
Omschrijving
S-09
ABR029
een folie met (micro)sporen van de borst van het slachtoffer N. Verstappen
S-12
ABR034
rode pyjamabroek van het slachtoffer N. Verstappen
S-13
ABR035
donkerblauwe slip van het slachtoffer N. Verstappen
(pagina 1107) 2. Haaronderzoek Inventarisatie haarsporen: de resultaten van de inventarisatie zijn in tabelvorm (tabel 1) weergegeven.
(pagina 1108) Tabel 1: Inventarisatie haaronderzoek
Onderzoeksmateriaal
Haarcodering
Type haar
pyjamabroek van het slachtoffer [ABR034]
e2x
een lichaamshaar een lichaamshaardeel
slip van het slachtoffer [ABR035]
f
een lichaamshaar
(pagina 1114) Mogelijkheden aanvullend onderzoek Wanneer referentiemonsters hoofd- en/of lichaamshaar van nieuwe betrokkenen en/of verdachten beschikbaar worden gesteld, kunnen de volgende morfologische haaronderzoeken worden uitgevoerd.
De lichaamsharen e2), f) en (het hof begrijpt: lichaamshaardeel) x) kunnen worden vergeleken met referentiemonsters lichaamshaar van nieuwe betrokkene(n) en/of verdachte(n).
(pagina 1115 en 1141-1142) 3. Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek Rode pyjamabroek [ABR034] van het slachtoffer N. Verstappen Onderzoek naar biologische sporen 2006 Speeksel De pyjamabroek is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is, gebruik makend van de alfa-amylase afdrukmethode, op 17 locaties een aanwijzing aangetroffen op de aanwezigheid van speeksel. Alle waargenomen (17) locaties zijn als [ABR034]#81 tot en met [ABR034]#91 en [ABR034]#93 tot en met [ABR034]#98 bemonsterd (i.e. met de onderliggende stof uit de pyjamabroek verwijderd).
Onderzoek naar biologische sporen 2008
Speeksel
Bij het DNA-onderzoek van 2006 is voor één bemonstering [ABR034]#93 niet het gehele uitgeknipte spoor verbruikt. Dit resterende deel van het spoor [ABR034]#93 is in 2008 wederom onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is gebruik gemaakt van een nieuwe, specifiekere onderzoekstechniek ten opzichte van de techniek die in 2006 is gebruikt. Hierbij is in het resterende deel van het spoor [ABR034]#93 de aanwijzing op de aanwezigheid van speeksel niet bevestigd.
(pagina 1143) DNA-onderzoek 2008 In juni 2008 zijn alle DNA-extracten van de sporen, die n.a.v. het onderzoek van 2006 reeds waren onderzocht, wederom onderworpen aan standaard SGM-Plus DNA-onderzoek. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van ‘real time PCR’ DNA-kwantificering. Ook het resterende deel van het spoor [ABR034]#93, dat bij het onderzoek van 2006 nog niet was verbruikt, is in 2008 onderworpen aan standaard SGM-Plus DNA-onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van ‘real time PCR’ DNA-kwantificering.
Resultaten en conclusies vergelijkend DNA-onderzoek 2006 & 2008
De resultaten en conclusies van het vergelijkend DNA-onderzoek uit 2006 en 2008 staan vermeld in tabel 2.
In tabel 2 staat vermeld welk type DNA-profiel bij de verschillende DNA-onderzoeken is verkregen en van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van andere personen van wie de DNA-profielen bij het vergelijkend DNA-onderzoek in deze zaak zijn betrokken. Het betreft hier de DNA-profielen van de volgende (onbekende) personen:
het overleden slachtoffer N. Verstappen [RFE330];
de onbekende mannelijke celdonor (man 2), in onderhavig deskundigenrapport gekoppeld aan o.a. het celmateriaal in de bemonstering [ABR035]#11 van de slip van het slachtoffer.
(pagina 1152) Tabel 2 (vervolg) Pyjamabroek [ABR034]
Sporenmateriaal
Resultaten en conclusies vergelijkend
DNA-onderzoek (2006 & 2008)
Bemonstering pyjamabroek (resterend deel spoor) [ABR034]#93
2008: onvolledig DNA-mengprofiel slachtoffer en onbekende man 2 niet uitgesloten geen aanwijzingen op een 3e persoon
(pagina 1153) Donkerblauwe slip [ABR035] van het slachtoffer N. Verstappen Onderzoek naar biologische sporen 2006
Bloed
De buiten- en binnenzijde van het voor- en het achterpand van de slip zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn 3 bloedsporen aangetroffen. Deze bloedsporen zijn als [ABR035]#1, [ABR035]#2 en [ABR035]#3 veiliggesteld (i.e. met de onderliggende stof uit de pyjamabroek (het hof begrijpt: slip c.q. onderbroek) verwijderd) voor een DNA-onderzoek.
Biologische contactsporen
Van de slip zijn 31 bemonsteringen genomen die zijn gericht op het veiligstellen van eventueel aanwezig celmateriaal. Voor het nemen van 30 van deze 31 bemonsteringen zijn de binnen- en de buitenzijde van de slip in zones verdeeld. De 31 zones (het hof begrijpt: 30 van de 31 zones) zijn met de zogenaamde stubmethode bemonsterd. Hierbij wordt (een deel van) het onderzoeksmateriaal (i.e. de pyjamabroek (het hof begrijpt: slip c.q. onderbroek)) met een voor dit doeleinde geprepareerd stukje zelfklevende tape afgeplakt. Dit stukje tape (i.e. de stub) wordt vervolgens veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Al deze 30 bemonsteringen [ABR035]#5 tot en met [ABR035]#19 en [ABR035]#21 tot en met [ABR035]#35 zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Het gebied rondom bloedspoor [ABR035]#1, de tailleband, de randen en het kruis van de slip zijn bij de indeling in zones als afzonderlijke zones beschouwd, omdat dit plaatsen zijn waar naar verwachting bij contact tussen het slachtoffer en een eventuele belager celmateriaal kan zijn overgedragen. Voor 1 van deze 31 bemonsteringen is de stubmethode niet gebruikt. Dit betreft het label in de tailleband van de slip, welke in het geheel is uitgeknipt en als [ABR035]#20 is veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. De zones beslaan vrijwel de gehele slip.
Speeksel
Tot slot is de slip onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is, gebruik makend van de alfa-amylase afdrukmethode, op 18 locaties een aanwijzing aangetroffen op de aanwezigheid van speeksel. Alle waargenomen (18) locaties zijn als [ABR035]#36 tot en met [ABR035]#53 bemonsterd (i.e. met de onderliggende stof uit de slip verwijderd).
(pagina 1154) Onderzoek naar biologische sporen 2008 Speeksel Bij het DNA-onderzoek van 2006 (zie ‘DNA-onderzoek 2006’ hieronder) is voor 11 bemonsteringen [ABR035]#36, #38, #39, #41, #44 tot en met #50 niet het gehele uitgeknipte spoor verbruikt. De resterende delen van deze sporen zijn in 2008 wederom onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is gebruik gemaakt van een nieuwe, specifiekere onderzoekstechniek ten opzichte van de techniek die in 2006 is gebruikt. De aanwijzing op de aanwezigheid van speeksel is in 10 resterende delen van de sporen [ABR035]#36, #38, #39, #41, #44 tot en met #49 bevestigd.
DNA-onderzoek 2006
Alle bovengenoemde (52) sporen (i.e. [ABR035]#1, #2, #3, #5 tot en met #53), die bij het onderzoek van 2006 van de slip zijn veiliggesteld, zijn onderworpen aan standaard SGM-Plus DNA-onderzoek.
De sporen waarvan hierbij geen DNA-profiel is verkregen maar waarbij met de DNA-kwantificering of in de analyse (i.e. indicatie op DNA-kenmerken) wel een indicatie op de aanwezigheid van DNA is waargenomen, zijn vervolgens aanvullend onderworpen aan DNA-onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van het SGM-Plus DNA-analysesysteem en LCN-techniek. Dit betreft 8 van de 52 sporen: [ABR035]#2, [ABR035]#8, [ABR035]#11, [ABR035]#20, [ABR035]#23, [ABR035]#36, [ABR035]#38 en [ABR035]#45.
DNA-onderzoek 2008
In juni 2008 zijn alle (52) sporen, die n.a.v. het onderzoek van 2006 reeds waren onderzocht, wederom onderworpen aan standaard SGM-Plus DNA-onderzoek. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van ‘real time PCR’ DNA-kwantificering. Voor 12 sporen [ABR035]#5 tot en met #9, #11, #12, #14, #16, #18, #24 en #45 zijn de verkregen PCR-producten aanvullend behandeld met een zuiverings-/concentreringsprocedure. Ook de resterende delen van de 11 sporen [ABR035]#36, #38, #39, #41, #44 tot en met #50, die bij het onderzoek van 2006 nog niet waren verbruikt, zijn in 2008 onderworpen aan standaard SGM-Plus DNA-onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van ‘real time PCR’ DNA-kwantificering.
(pagina 1155) Resultaten en conclusies vergelijkend DNA-onderzoek 2006 & 2008 De resultaten en conclusies van het vergelijkend DNA-onderzoek uit 2006 en 2008 staan vermeld in tabel 3.
In tabel 3 staat vermeld welk type DNA-profiel bij de verschillende DNA-onderzoeken is verkregen en van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van andere personen van wie de DNA-profielen bij het vergelijkend DNA-onderzoek in deze zaak zijn betrokken. Het betreft hier de DNA-profielen van de volgende (onbekende) personen:
het overleden slachtoffer N. Verstappen [RFE330];
de onbekende mannelijke celdonor (man 2), in onderhavig deskundigenrapport gekoppeld aan o.a. het celmateriaal in de bemonstering [ABR035]#11 van de slip van het slachtoffer.
(pagina’s 1156-1164) Tabel 3 Slip [ABR035]
Sporenmateriaal
Resultaten en conclusies vergelijkend DNA-onderzoek
(2006 & 2008)
Bemonstering slip [ABR035]#5
2008: DNA-mengprofiel match slachtoffer en onbekende man 2 en nog een onbekende persoon; geen aanwijzingen op een 4e persoon
Bemonstering slip [ABR035]#6
2008: onvolledig DNA-mengprofiel match slachtoffer en onbekende man 2 aanwezigheid derde persoon niet uitgesloten
Bemonstering slip [ABR035]#7
2008: onvolledig DNA-mengprofiel ten minste 2 personen
Bemonstering slip [ABR035]#8
2008:DNA-mengprofiel hoofdprofiel match slachtoffer nevenprofiel match onbekende man 2; aanwezigheid tweede onbekende in nevenprofiel niet uitgesloten
Bemonstering slip [ABR035]#9
2008: onvolledig DNA-mengprofiel ten minste 2 personen
Bemonstering slip [ABR035]#11
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken onvolledig DNA-mengprofiel match onbekende man 2; slachtoffer niet uitgesloten geen aanwijzingen op een 3e persoon
2008: DNA-mengprofiel onvolledig hoofdprofiel match onbekende man 2 nevenprofiel match slachtoffer nevenprofiel geen aanwijzingen op een 2e persoon (het hof begrijpt, mede gelet op het resultaat van de toepassing van de LCN-methode in 2006: geen aanwijzingen op een 3e persoon)
Bemonstering slip [ABR035]#12
2008: onvolledig DNA-mengprofiel onvolledig hoofdprofiel match onbekende man 2 nevenprofiel ten minste 2 personen
Bemonstering slip [ABR035]#14
2008: DNA-mengprofiel ten minste 3 personen onbekende man 2 niet uitgesloten
Bemonstering slip [ABR035]#16
2008: onvolledig DNA-mengprofiel ten minste 2 personen
Bemonstering slip [ABR035]#18
2008: DNA-mengprofiel match slachtoffer en onbekende man 2 geen aanwijzingen op een 3e persoon
Bemonstering slip [ABR035]#20
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken onvolledig DNA-mengprofiel slachtoffer en onbekende man 2 niet uitgesloten geen aanwijzingen op een 3e persoon
Bemonstering slip [ABR035]#23
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken match onbekende man 2
Bemonstering slip [ABR035]#24
2008: onvolledig DNA-mengprofiel ten minste 3 personen match slachtoffer en onbekende man 2
Bemonstering slip [ABR035]#36
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken onvolledig DNA-mengprofiel match slachtoffer; onbekende man 2 niet uitgesloten geen aanwijzingen op een 3e persoon
Bemonstering slip (resterend deel spoor) [ABR035]#36
2008: DNA-mengprofiel ten minste 3 personen; slachtoffer en onbekende man 2 niet uitgesloten
Bemonstering slip [ABR035]#38
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken onvolledig DNA-mengprofiel match slachtoffer; onbekende man 2 niet uitgesloten geen aanwijzingen op een 3e persoon
Bemonstering slip (resterend deel spoor) [ABR035]#38
2008: DNA-mengprofiel hoofdprofiel match slachtoffer nevenprofiel onbekende man 2 niet uitgesloten; aanwezigheid tweede onbekende in nevenprofiel niet uitgesloten
Bemonstering slip (resterend deel spoor) [ABR035]#39
2008:
onvolledig DNA-mengprofiel ten minste 2 personen slachtoffer en onbekende man 2 niet uitgesloten
Bemonstering slip [ABR035]#45
2006 LCN: reproduceerbare DNA-kenmerken match onbekende man 2
2008: onvolledig DNA-profiel match onbekende man 2
Bemonstering slip (resterend deel spoor) [ABR035]#45
2008: onvolledig DNA-profiel match onbekende man 2
Bemonstering slip (resterend deel spoor)[ABR035]#46
2008: onvolledig DNA-profiel
Bemonstering slip [ABR035]#47
2008: geen DNA-profiel
Bemonstering slip (resterend deel spoor) [ABR035]#47
2008: DNA-mengprofiel ten minste 2 personen slachtoffer en onbekende man 2 niet uitgesloten
(pagina 1166) Samenvatting In deze samenvatting zijn de DNA-matches die bij het vergelijkend DNA-onderzoek zijn gevonden nog een keer genoemd.
Vergelijkend DNA-onderzoek met DNA-profiel van onbekende man 2 (dit deskundigenrapport)
Van het celmateriaal in de bemonstering [ABR035]#11 van de slip is een SGM-Plus DNA-hoofdprofiel verkregen van een onbekende man (onbekende man 2). De berekende frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van deze onbekende man 2 is vergeleken met alle DNA-profielen van de onderzochte biologische sporen in deze zaak. Hierbij is gevonden dat nog 17 sporen van de slip van het slachtoffer en één spoor van de pyjamabroek van het slachtoffer celmateriaal van de onbekende man 2 kunnen bevatten. Het betreft de sporen: van de slip [ABR035]#5, #6, #8, #12, #14, #18, #20, #23, #24, #36, resterend deel spoor #36, #38, resterend deel spoor #38, resterend deel spoor #39, #45, resterend deel spoor #45, resterend deel spoor #47 en van de pyjamabroek [ABR034]#93.
Uit de weergave van de locaties van de genoemde sporen blijkt dat het celmateriaal van de onbekende man 2 met name op de tailleband en het voorpand binnenzijde van de slip is aangetroffen.
22. Het NFI-rapport ‘Haaronderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen op de Brunssummerheide op 11 augustus 1998’ d.d. 2 maart 2015, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 074 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1202-1207), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. P.E. de Vreede:
(pagina 1202)In deze zaak is het volgende verzocht:
inventarisatie van de haarsporen aangetroffen op/bij het slachtoffer N. Verstappen;
de lengte bepalen van de haarsporen.
(pagina 1203) Inventarisatie haarsporen en lengte van de haarsporen Haren van pyjamabroek van het slachtoffer ABR034De humane haren e2) en x) hebben een lengte van respectievelijk circa 0.9 en 0.8 centimeter.
Haren van slip van het slachtoffer ABR035
De humane haar haar gecodeerd f) heeft een lengte van circa 0.8 centimeter.
(pagina 1204) De haarcodering van de haarsporen is overeenkomend met de haarcodering zoals gebruikt in het NFI-deskundigenrapport van 11 augustus 2008. De haarsporen zijn in 2005 voorzien van een SIN, zie onderstaande tabel.
Herkomst haren
Codering haarsporen
SIN
Pyjamabroek ABR034 van het slachtoffer
e2, x
AAHK4706NL
Slip ABR035 van het slachtoffer
f
AAHK4707NL
23. Het NFI-rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen op de Brunssummerheide op 11 augustus 1998’ d.d. 17 juli 2015, met bijlage, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 077 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1208-1210), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur dr. B. Kokshoorn:
(pagina 1208) VraagstellingIn de aanvraag onderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland van 18 maart 2015 is verzocht om de bemonstering ABR035#45 van de onderbroek van slachtoffer N. Verstappen te onderwerpen aan een aanvullend DNA-onderzoek. Dit met als doel meer genetische informatie te verkrijgen van onbekende man 2.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek: ABR035#45 een bemonstering van een onderbroek.
Op grond van het resultaat van het standaard DNA-onderzoek is bemonstering ABR035#45 onderworpen aan een Low Copy Number (LCN) DNA-onderzoek. Hierbij is het DNA-onderzoek aan deze bemonstering herhaald om de reproduceerbaarheid van het verkregen resultaat te onderzoeken.
(pagina’s 1208-1209) Resultaten, interpretatie en conclusie Het DNA-profiel van de volgende persoon is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
ABR035#11
het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering ABR035#11 van de slip van het slachtoffer (gekoppeld aan de onbekende man 2)
(pagina 1209) Van het DNA in de bemonstering ABR035#45 is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel ABR035#11 gekoppeld aan onbekende man 2. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
DNA-databank
Het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ABR035#45 is op 15 juli 2015 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel ABR035#11 gekoppeld aan onbekende man 2. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 23505.
24. Het herzien NFI-rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen op de Brunssummerheide op 11 augustus 1998’ d.d. 17 september 2015, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 079_herzien rapport (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1215-1218), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur dr. J.H.A. Nagel:
(pagina 1215) In deze zaak iseen mitochondriaal DNA-onderzoek (mtDNA) uitgevoerd aan de daarvoor geschikte haren. Tevens is de bemonstering ABR035#45 van de slip onderworpen aan een Y-chromosomaal en een mtDNA-onderzoek en in dit rapport betrokken bij het vergelijkend mtDNA-onderzoek. (pagina’s 1215-1216) DNA-onderzoek Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een mitochondriaal DNA-onderzoek:
AAHU3889NL#02
een humane haar vanaf trainingsbroek/pyjamabroek ABR034 (haar e2, 0.9 centimeter, AAHK4706NL)
AAHU3889NL#03
een humaan haardeel vanaf trainingsbroek/pyjamabroek ABR034 (haar x, 0.8 centimeter, AAHK4706NL)
ABR035#55
een humane haar vanaf slip ABR035 (haar f, 0.8 centimeter)
(pagina 1216) Om technische redenen is een nieuw SIN toegekend aan haarsporen vanaf trainingsbroek/pyjamabroek AAHK4706NL, namelijk AAHU3889NL, zodat een DNA-onderzoek kon worden uitgevoerd.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een Y-chromosomaal en een mitochondriaal DNA-onderzoek:
ABR035#45
bemonstering van de buitenkant van de voorzijde van de tailleband van de slip ABR035
Resultaten, interpretatie en conclusie
Y-chromosomaal DNA-onderzoek
Van het celmateriaal in de bemonstering ABR035#45 is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Mitochondriaal DNA-onderzoek Van de haarsporen AAHU3889NL#02 en #03 en ABR035#55 en van de bemonstering ABR035#45 zijn mtDNA-profielen verkregen die met elkaar en met het eerder verkregen mtDNA-profiel van het slachtoffer N. Verstappen zijn vergeleken.
Vergelijkend mtDNA-onderzoek
De verkregen mtDNA-profielen van haarsporen AAHU3889NL#02 en #03 en ABR035#55 en van de bemonstering ABR035#45 matchen met elkaar maar matchen niet met het mtDNA-profiel van het slachtoffer N. Verstappen. Dit betekent dat deze haarsporen en het celmateriaal in de bemonstering ABR035#45 niet afkomstig zijn van het slachtoffer maar afkomstig zijn van een onbekende persoon (man of vrouw, in dit rapport aangeduid als mito-A).
25. Het NFI-rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen in Brunssum op 11 augustus 1998’ d.d. 19 februari 2016, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 082 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1222-1240), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur dr. S. van Soest:
(pagina 1225) Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN
Omschrijving
AAGD5405NL
pyjamabroek (voorheen DNA nr. ABR034 en spoor nr. S12)
AAGD5406NL
onderbroek (voorheen DNA nr. ABR035 en spoor nr. S13)
Het in tabel 2 vermelde materiaal is betrokken bij het (vergelijkend) DNA-onderzoek.
Tabel 2 Overzicht eerder onderzocht materiaal
SIN
Omschrijving
RFE330
referentiemonster van het slachtoffer N. Verstappen (geboren op 13 maart 1987)
ABR035#45
bemonstering van de onderbroek (gekoppeld aan onbekende man 2)
(pagina 1226) Verzocht is de pyjamabroek en de onderbroek nogmaals te onderzoeken op humane biologische sporen. De hieronder opgesomde eerder bemonsterde locaties zullen bij het onderzoek naar biologische contactsporen worden betrokken. Het textiele materiaal van deze locaties zal worden opgerekt, om zo eventueel aanwezig celmateriaal tussen de garen te kunnen bemonsteren. Het doel van het onderzoek is om meer celmateriaal te verzamelen van de eerder aangetroffen onbekende man 2.
De te bemonsteren locaties:Voor de pyjamabroek ABR034/AAGD5405NL ABR034#26, #27, #28, #32, #33, #39, #58, #59, #60, #68, #69, #70 en #93.
Voor de onderbroek ABR035/AAGD5406NL ABR035#5, #6, #7, #8, #9, #11, #12, #14, #15, #18, #21, #23, #24, #25, #26, #27, #30, #31, #32, #36, #38, #39, #46 en #47.
(pagina 1227) Onderzoek naar biologische sporen Pyjamabroek ABR034/AAGD5405NLDe in de aanvraag onderzoek genoemde gebieden zijn onderworpen aan een onderzoek naar de aanwezigheid van biologische contactsporen. Hierbij is het elastische textiele materiaal opgerekt waarna het is bemonsterd met de stubmethode. Voor de duidelijkheid zijn de eerder onder het DNA-zegel ABR034 bemonsterde locaties gekoppeld aan de huidige bemonsteringen onder SIN AAGD5405NL. De hieronder vermelde bemonsteringen zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
(pagina 1229) Binnenkant pyjamabroek: De rand van de eerdere bemonstering ABR034#93 is gestubd en veiliggesteld als AAGD5405NL#17.
(pagina’s 1231-1232) Onderbroek ABR035/AAGD5406NL De in de aanvraag onderzoek genoemde gebieden zijn onderworpen aan een (het hof begrijpt: onderzoek) naar de aanwezigheid van biologische contactsporen. Hierbij is het (elastische) textiele materiaal per locatie opgerekt waarna het is bemonsterd middels de stubmethode. Voor de duidelijkheid zijn de eerder onder het DNA-zegel ABR035 bemonsterde locaties gekoppeld aan de huidige bemonsteringen onder SIN AAGD5406NL. De hieronder vermelde bemonsteringen zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
(pagina 1232) Binnenkant onderbroek: Gebied ABR035#5 is gestubd en veiliggesteld als AAGD5406NL#01. Gebied ABR035#18 is gestubd en veiliggesteld als AAGD5406NL#10. Buitenkant onderbroek Gebied ABR035#24 is gestubd en veiliggesteld als AAGD5406NL#14.Gebied ABR035#30 is gestubd en veiliggesteld als AAGD5406NL#18. (pagina 1236) DNA-onderzoek De veiliggestelde bemonsteringen AAGD5405NL#01 tot en met #17 van de pyjamabroek en AAGD5406NL#01 tot en met #25 van de onderbroek zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Op grond van de eerste resultaten van het standaard DNA-onderzoek zijn de bemonsteringen AAGD5405NL#01, #02, #03, #08, #09, #10, #11, #13 en #17 en AAGD5406NL#01, #02, #03, #07, #10, #13, #14, #18, #20, #25 onderworpen aan een zogenoemde LCN DNA-analyse. Als onderdeel van de standaard onderzoeksprocedure wordt bij LCN DNA-analyse de reproduceerbaarheid van de verkregen resultaten onderzocht.
(pagina 1237) Resultaten, interpretatie en conclusie Het DNA-profiel van N. Verstappen RFE330 (geboren op 13 maart 1987) en het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering ABR035#45 (gekoppeld aan onbekende man 2) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In tabel 3 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
(pagina’s 1237-1238) Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Pyjamabroek ABR034/AAGD5405NL
AAGD5405NL#17
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
onbekende man 2
Onderbroek ABR035/AAGD5406NL
AAGD5406NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
N. Verstappen en onbekende man 2
AAGD5406NL#10
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
minimaal twee personen
AAGD5406NL#14
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
N. Verstappen en onbekende man 2
AAGD5406NL#18
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
onbekende man 2
26. Het NFI-rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen op de Brunssummerheide op 11 augustus 1998’ d.d. 22 augustus 2017, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 124 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1241-1244), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur dr. S. van Soest:
(pagina 1241) VraagstellingIn de aanvraag onderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland van 23 mei 2017 is verzocht om onderstaande folies te onderzoeken op de aanwezigheid van huidschilfers en mogelijke huidschilfers te bemonsteren en te onderwerpen aan een DNA-onderzoek.
SVO-nr.
DNA-zegelnr.
SIN
Omschrijving
S-09
ABR029
AAIB1676NL
folie van de borst van het slachtoffer N. Verstappen
S-12
ABR034
AAIB1679NL
zes folies van de pyjamabroek van N. Verstappen
Om onderscheid te maken met in het verleden veiliggestelde bemonsteringen hebben de folies nieuwe SINs gekregen.
Onderzoek naar biologische sporen
De folies zijn microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van huidschilfers. De mogelijke huidschilfers die hierbij zijn aangetroffen, zijn afzonderlijk veiliggesteld ten behoeve van een DNA-onderzoek.
Van de folies AAIB1676NL en AAIB1679NL zijn respectievelijk 51 en 53 (mogelijke) huidschilfers veiliggesteld.
(pagina 1242) DNA-onderzoek Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAIB1676NL#01 t/m #51
bemonsteringen van de folie van de borst
AAIB1679NL#01 t/m #53
bemonsteringen van de 6 folies van de pyjamabroek
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van de bemonsteringen genoemd in tabel 1 zijn onvolledige DNA-profielen verkregen.
Het DNA-profiel van onbekende man 2 (ABR035#45) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet wordt vermeld, er op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
(pagina 1243) Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
/
celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIB1676NL#37borst
onvolledig DNA-profiel van een man
onbekende man 2
ongeveer 1 op 110 miljoen
AAIB1676NL#47borst
onvolledig DNA-profiel van een man
onbekende man 2
ongeveer 1 op 1,8 miljoen
AAIB1679NL#48pyjamabroek
onvolledig DNA-profiel van een man
onbekende man 2
ongeveer 1 op 66.500
27. Het NFI-rapport ‘DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen’ d.d. 7 september 2018, met bijlage, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 152 (map 6 van het digitale einddossier, pg. 1652-1655), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur drs. C. van Kooten:
(pagina 1652) Vraagstelling[zaaksofficier van justitie 1] heeft op 7 september 2018 verzocht het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] op te nemen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en te vergelijken met de hierin aanwezige DNA-profielen.
Gegevens verdachte
Achternaam: [achternaam verdachte]Voornamen: [voorletters verdachte] Geboortedatum: [geboortedag] 1962 Geboorteplaats: Venlo Identiteitszegel: WAAD6718NL
DNA-onderzoek
Aan het referentiemonster wangslijmvlies WAAD6718NL van de verdachte [verdachte] is autosomaal DNA-onderzoek verricht. Van het DNA in dit referentiemonster is een autosomaal DNA-profiel verkregen.
DNA-databank
Het DNA-profiel WAAD6718NL van de verdachte [verdachte] is op 7 september 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 23505. De DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen ABR035#45 en ABR035#11 gekoppeld aan onbekende man 2 uit zaak 1998.08.13.034 maken deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat het DNA in de bemonsteringen ABR035#45 en ABR035#11 afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] en dat hij de onbekende man 2 uit deze zaak kan zijn.
(pagina 1653) De berekende frequentie van de autosomale DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen ABR035#45 en ABR035#11 is kleiner dan 1 op 1 miljard. Ofwel, de kans dat het autosomale DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze autosomale DNA-profielen is kleiner dan 1 op 1 miljard.
28. Het herzien NFI-rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van N. Verstappen’ d.d. 20 december 2018, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 153_herzien (map 6 van het digitale einddossier, pg. 1656-1662), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs dr. S van Soest en dr. J.H.A. Nagel:
(pagina 1656) Vraagstelling[officier van justitie 2] van het arrondissementsparket Limburg heeft op 13 september 2018 verzocht:
om het autosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1962) te vergelijken met het autosomale DNA-profiel van onbekende man 2 in deze zaak;
om een Y-chromosomaal DNA-profiel te vervaardigen van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] en dit DNA-profiel te vergelijken met het Y-chromosomale DNA-profiel van onbekende man 2;
om een mitochondriaal DNA-profiel (mtDNA-profiel) te vervaardigen van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] en dit DNA-profiel te vergelijken met de mitochondriale DNA-profielen gekoppeld aan onbekende persoon mito-A.
DNA-onderzoek
Aan het referentiemonster wangslijmvlies WAAD6718NL van de verdachte [verdachte] (geboren op 29 oktober 1962) is Y-chromosomaal en mitochondriaal DNA-onderzoek verricht. Van het DNA in dit referentiemonster zijn een Y-chromosomaal en een mitochondriaal DNA-profiel verkregen.
(pagina 1657) Vergelijkend autosomaal DNA-onderzoek Het eerder verkregen autosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAD6718NL is vergeleken met het autosomale DNA-profiel van een onbekend persoon in deze zaak.
Identiteitsnummer
Omschrijving
ABR035#45 ABR035#11
bemonsteringen van de onderbroek van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende man 2)
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend autosomaal DNA-onderzoek
Onbekende man 2
Het autosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAD6718NL matcht met de autosomale DNA-profielen van het DNA (gekoppeld aan onbekende man 2) in bemonsteringen ABR035#45 en ABR035#11 van de onderbroek van het slachtoffer N. Verstappen. Dit betekent dat het DNA in deze bemonsteringen afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] en dat hij de onbekende man 2 kan zijn. De berekende frequentie van de autosomale DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen ABR035#45 en ABR035#11 is kleiner dan 1 op 1 miljard. Ofwel, de kans dat het autosomale DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze autosomale DNA-profielen is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Dit betekent eveneens dat (een deel van) het DNA in de bemonsteringen in deze zaak die eerder gekoppeld zijn aan onbekende man 2 afkomstig kan zijn van [verdachte] .
(pagina 1658) Vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAD6718NL is vergeleken met het onderstaande eerder verkregen Y-chromosomale DNA-profiel van een onbekende persoon in deze zaak.
Identiteitsnummer
Omschrijving
ABR035#45
bemonstering van de onderbroek van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende man 2)
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek
Onbekende man 2
Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAD6718NL matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van onbekende man 2 (bemonstering ABR035#45 van de onderbroek van het slachtoffer N. Verstappen). Dit betekent dat DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] en dat hij de onbekende man 2 kan zijn. Dit is in overeenstemming met de resultaten van het autosomale DNA-onderzoek.
(pagina 1659) Vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek Het mtDNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAD6718NL is vergeleken met onderstaande eerder verkregen mtDNA-profielen van onbekende persoon mito-A in deze zaak.
Identiteitsnummer
Omschrijving
AAHU3889NL#02
humane haar vanaf pyjamabroek ABR034 van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende persoon mito-A)
AAHU3889NL#03
humaan haardeel vanaf pyjamabroek ABR034 van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende persoon mito-A)
ABR035#55
humane haar vanaf de onderbroek ABR035 van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende persoon mito-A)
ABR035#45
bemonstering van de buitenkant van de voorzijde van de tailleband van de onderbroek ABR035 van N. Verstappen (gekoppeld aan onbekende persoon mito-A)
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek
Onbekende persoon mito-A
Het mtDNA-profiel van [verdachte] WAAD6718NL matcht met de verkregen mtDNA-profielen van haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 en van de bemonstering ABR035#45. Dit betekent dat de haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 en het DNA in de bemonstering ABR035#45 afkomstig kunnen zijn van de verdachte [verdachte] of van een persoon die in de moederlijke lijn verwant is aan verdachte [verdachte] . Dit betekent dat de verdachte [verdachte] of een persoon die in de vrouwelijke lijn verwant is aan [verdachte] de persoon mito-A kan zijn.
(pagina 1660) Bewijskracht van het vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek Voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijskracht van de match tussen de mtDNA-profielen van haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 en het mtDNA-profiel van de verdachte [verdachte] WAAD6718NL is het van belang om te weten hoe zeldzaam het mtDNA-profiel van de haarsporen is. Hoe zeldzamer het matchende mtDNA-profiel hoe groter de bewijskracht van het mtDNA-onderzoek. Om inzicht te verkrijgen in het aantal personen dat hetzelfde mtDNA-profiel bezit als de mtDNA-profielen van haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55, is gebruik gemaakt van de EMPOP-databank van de internationale forensische werkgroep die zich bezig houdt met mtDNA-onderzoek. Hiertoe is op 7 november 2018 het mtDNA-profiel van haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 vergeleken met circa 26 duizend mtDNA-profielen in deze databank. De personen in deze databank zijn afkomstig van verschillende en over de gehele wereld verspreide populaties. De resultaten van het mtDNA-onderzoek zijn beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1:
De haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 zijn afkomstig van verdachte [verdachte] of van een in moederlijke lijn aan de verdachte verwante persoon.
Hypothese 2:
De haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 zijn niet afkomstig van verdachte [verdachte] , maar van een onbekende persoon die niet in moederlijke lijn aan de verdachte verwant is.
De verkregen mtDNA-profielen van de haarsporen AAHU3889NL#02, #03 en ABR035#55 zijn veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.
(pagina 1661) Op grond van het aantal keren dat een bepaald mtDNA-profiel is waargenomen in de populatie genetische databank van een internationale wetenschappelijke werkgroep (EMPOP) die zich bezig houdt met mtDNA-onderzoek is het mogelijk om de wetenschappelijke bewijskracht van de match te formuleren in verbale termen van waarschijnlijkheid. De deskundige beschouwt daartoe de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek in het licht van twee hypothesen op bronniveau. Bij het biologisch sporen- en DNA-onderzoek van de afdeling HBS wordt in gevallen als deze voor de interpretatie van de wetenschappelijke bewijskracht gebruik gemaakt van de volgende reeks van waarschijnlijkheidstermen (met bijbehorend likelihood ratio interval): De bevindingen van het onderzoek zijn…
? veel waarschijnlijker (100-10.000)
...wanneer hypothese I (of II) juist is, dan wanneer hypothese II (of I) juist is.
29. Het rapport forensisch DNA-onderzoek van het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek (FLDO) d.d. 11 november 2019, met zaaknummer 1998.08.13.034, aanvraag 176 (map 30 van de digitale map, RC-stukken deel 2, niet zijnde het digitale einddossier, pg. 205-216), voor zover inhoudende als relaas van drs. T. Kraaijenbrink, adjunct hoofd FLDO, en prof. dr. P. de Knijff, hoofd FLDO:
(pagina 206) Ontvangen materiaal Op 15 augustus 2019 werd via IPKD koeriers het in tabel 1 genoemde onderzoeksmateriaal ontvangen.
Tabel 1: Ontvangen onderzoeksmateriaal
Omschrijving onderzoekmateriaal
SIN-code sample
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/03
ABR035#5
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/04
ABR035#6
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/05
ABR035#7
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/06
ABR035#8
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/07
ABR035#9
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/10
ABR035#12
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/12
ABR035#14
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/14
ABR035#16
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/16
ABR035#18
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/469/21
ABR035#24
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/498/05
ABR035#36b
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q06-298/022
ABR035#38a
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/498/06
ABR035#38b
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/498/07
ABR035#39b
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/498/11, FR06580911
ABR035#46b
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q06-298/031, FR06580934
ABR035#47a
Bemonstering onderbroek, extractienr. Q08/498/12, FR06580912
ABR035#47b
Bemonstering pyjamabroek, extractienr. ISOS/2015/756/19, FD00231684
AAGD5405NL#17
(pagina 207) Tabel 1: Ontvangen onderzoeksmateriaal
Omschrijving onderzoeksmateriaal
SIN-code sample
Referentiemonster wangslijmvlies van slachtoffer N. Verstappen, geboren op 13 maart 1987. Extractienr. ISOR/2007/32/003
RFE330#01
Op 26 september 2019 werd via IPKD koeriers het in tabel 3 genoemde onderzoeksmateriaal ontvangen.
Tabel 3: Ontvangen onderzoeksmateriaal
Omschrijving onderzoeksmateriaal
SIN-code
Referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962. Extractienummer ISOR/2018/593/3
WAAD6718NL#02
Vraagstelling
De rechter-commissaris van de rechtbank Limburg verzocht ons op 25 juli 2019 om met behulp van Massive Parallel Sequencing (MPS) van het onderzoeksmateriaal, zoals beschreven in tabellen 1 en 3, indien mogelijk een DNA-profiel te genereren dat geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Het ontvangen materiaal, zoals beschreven in tabellen 1 en 3, is tussen 22 augustus 2019 en 7 november 2019 door ons onderworpen aan een MPS-DNA-onderzoek. De resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek worden hieronder beschreven.
(pagina 209) Vergelijking van sporen ABR035#5, ABR035#6, ABR035#7, ABR035#8, ABR035#9, ABR035#12, ABR035#14, ABR035#16, ABR035#18, ABR035#24, ABR035#36b, ABR035#38a, ABR035#38b, ABR035#39b, ABR035#46b, ABR035#47a, ABR035#47b en AAGD5405NL#17 met referentiepersonen RFE330#01 en WAAD6718NL#02. De voor bovengenoemde sporen verkregen MPS-DNA-mengprofielen zijn met behulp van de software LRmix Studio vergeleken met de MPS-DNA-profielen van het slachtoffer RFE330#01 en de referentiepersoon WAAD6718NL#02. De in deze vergelijkingen gebruikte hypothesen en de resultaten van deze vergelijkingen staan samengevat in tabel 4.
Volledigheidshalve: Indien bij de veronderstelde donoren wordt gesproken van onbekenden, worden hiermee altijd onbekende personen bedoeld die niet verwant zijn aan het slachtoffer RFE330#01 of de referentiepersoon WAAD6718NL#02.
(pagina 210) Tabel 4: Samenvatting LRmix Studio berekeningen
Spoor
Veronderstelde donoren onder hypothese A
Veronderstelde donoren onder hypothese B
Waarschijnlijk-heid A vs B
Conclusie
ABR035#5
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1015
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#5.
ABR035#6
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 7 x 1014
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#6.
ABR035#7
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 5 x 1013
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#7. Volledigheidshalve: De berekeningen in LRmix Studio zijn voor dit spoor uitgevoerd op basis van de twee PCRs welke resultaat hebben opgeleverd.
ABR035#8
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 80.000
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek ongeveer 80 duizend keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#8.
ABR035#9
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 5 x 1014
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#9.
ABR035#12
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 4 x 1014
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#12.
(pagina 211) Tabel 4: Samenvatting LRmix Studio berekeningen
Spoor
Veronderstelde donoren onder hypothese A
Veronderstelde donoren onder hypothese B
Waarschijnlijk-heid A vs B
Conclusie
ABR035#14
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 2 x 1010
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#14.
ABR035#16
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1015
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#16.
ABR035#18
RFE330#01WAAD6718NL#02
RFE330#011 onbekende
± 8 x 1020
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#18.
ABR035#24
RFE330#01WAAD6718NL#02
RFE330#011 onbekende
± 1 x 1016
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#24.
ABR035#36b
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1017
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#36b.
ABR035#38a
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 109
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#38a.
(pagina 212) Tabel 4: Samenvatting LRmix Studio berekeningen
Spoor
Veronderstelde donoren onder hypothese A
Veronderstelde donoren onder hypothese B
Waarschijnlijk-heid A vs B
Conclusie
ABR035#38b
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1012
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#38b.
ABR035#39b
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1017
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#39b.
ABR035#46b
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 1 x 1011
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#46b.
ABR035#47a
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 10.000
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek ongeveer 10 duizend keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#47a.
ABR035#47b
RFE330#01WAAD6718NL#021 onbekende
RFE330#012 onbekenden
± 80.000.000
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljoen keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering ABR035#47b.
AAGD5405NL#17
RFE330#01WAAD6718NL#02
RFE330#011 onbekende
± 2 x 1015
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit MPS-DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B. Op grond van de resultaten van dit MPS-DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat WAAD6718#02 de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in bemonstering AAGD5405NL#17.
(pagina’s 212-213) Volledigheidshalve: Het in LRmix Studio veronderstelde aantal donoren in de hypothesen komt niet altijd overeen met het in eerste instantie vermelde minimale aantal donoren in een spoor. De reden hiervoor is dat het minimale aantal donoren in een DNA-profiel gedurende het onderzoek op verschillende manieren wordt bepaald:
Voor een spoor wordt in eerste instantie enkel op basis van het aantal waargenomen allelen per STR bepaald van hoeveel donoren deze minimaal afkomstig moeten zijn: één of twee allelen kunnen afkomstig zijn van (minimaal) één donor, drie of vier allelen van minimaal twee donoren, enz. Hierbij wordt dus geen rekening gehouden met eventuele overeenkomsten of verschillen met de DNA-profielen van de referentiepersonen.
Het minimale aantal donoren in de hypothesen in LRmix Studio wordt bepaald op basis van de vergelijking van het spoor met de referentiepersoon of -personen: indien bij deze vergelijking allelen in het DNA-profiel van het spoor worden waargenomen welke niet zijn waargenomen in de DNA-profielen van de referentiepersoon of -personen, moeten deze allelen ofwel zijn veroorzaakt door een artefact, zoals allelic drop-in, ofwel afkomstig zijn van één of meerdere onbekende DNA-donoren. Hoe meer allelen in het spoor welke niet bij de referentiepersoon of -personen zijn waargenomen, hoe aannemelijker het wordt dat deze allelen afkomstig moeten zijn van één of meerdere onbekende DNA-donoren.
30. Het proces-verbaal van samenvatting van DNA-onderzoeken d.d. 2 oktober 2019 (map 5 van het digitale einddossier, pg. 1018-1069), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 16] , met als bijlage een ander geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid aanhef en onder 5°, Wetboek van Strafvordering, te weten de door de advocaten-generaal ter terechtzitting van het hof van 10 november 2021 overgelegde inhoud van een usb-stick (Voetnoot 316), met daarop een Excel-bestand ter vervanging van het Excel-bestand (het hof begrijpt: op pagina 1254 van map 5) in het digitale einddossier:
(pagina 1037) Bijlage 1: Overzicht in Excel-bestand van de verkregen DNA-profielen op A3 formaat.
In dit Excel-bestand wordt op A3 formaat een overzicht gegeven van de verkregen DNA-profielen.
(vervanging van pagina 1254)
Sporendrager
PD1 onderbroek slachtoffer [ABR035/AAGD5406NL]
SIN
Bemonstering
Locatie op sporendrager
Nadere omschrijving
Type DNA
Omschrijving profiel DNA CE (na MPS-onderzoek, allelic drop out of drop-in niet uitgesloten)
Match, niet uitgesloten of match mitochondriaal
slachtoffer N. Verstappen RFE330
Match/niet uitgesloten of match mitochondriaal NN2 WAAD6718NL
( [verdachte] )
Bron
1998.08.13.034
Rapportnummer
MPS ingezet
ABR035#5
binnenzijde voorpand
band (zelfde locatie als AAGD5406NL#01)
contact
mengprofiel 3 personen (ten minste 3 personen) match met het slachtoffer N. Verstappen RFE330 match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#6
binnenzijde voorpand
band rechts (het hof begrijpt: band links)
contact
onvolledig mengprofiel maximaal 3 personen (ten minste 3 personen) match met het slachtoffer N. Verstappen RFE330match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#7
binnenzijde voorpand
band links (het hof begrijpt: band rechts)
contact
onvolledig mengprofiel minimaal 2 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330 match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#8
binnenzijde voorpand
rechts
contact
mengprofiel maximaal 3 personen, hoofdprofiel van slachtoffer, nevenprofiel van NN2 (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#9
binnenzijde voorpand
rechts (het hof begrijpt: links)
contact
onvolledig mengprofiel ten minste 2 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#11
binnenzijde voorpand
midden onder band
contact
mengprofiel 2 personen, onvolledig hoofdprofiel NN2
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 153
ABR035#12
binnenzijde achterpand
band midden
contact
onvolledig mengprofiel minimaal 3 personen, hoofdprofiel NN2 (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#14
binnenzijde achterpand
rechts (het hof begrijpt: links)
contact
mengprofiel minimaal 3 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#16
binnenzijde voorpand
rechts (het hof begrijpt: links)
contact
onvolledig mengprofiel ten minste 2 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#18
binnenzijde voorpand
midden
contact
mengprofiel 2 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#20
binnenzijde achterpand
band midden
contact
onvolledig mengprofiel 2 personen
slachtoffer N. Verstappen RFE330 niet uitgesloten
NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] ) niet uitgesloten
22, 23 en 28
ABR035#23
buitenzijde voorpand
band
contact
reproduceerbare DNA-kenmerken
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23 en 28
ABR035#24
buitenzijde voor- en achterpand
band rechts (zelfde locatie als AAGD5406NL#14)
contact
mengprofiel minimaal 3 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#36a
binnenzijde voorpand
onder band rechts
aanwijzing speeksel
onvolledig mengprofiel, NN2 niet uitgesloten, geen aanwijzingen derde persoon (geen geschikt DNA-profiel)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] ) niet uitgesloten
22, 23, 28 en 176
ABR035#36b/36 resterend
binnenzijde voorpand
onder band rechts
aanwijzing speeksel
mengprofiel minimaal 3 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#38a
binnenzijde voorpand
onder band rechts
aanwijzing speeksel
onvolledig mengprofiel 2 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#38b/38 resterend
binnenzijde voorpand
onder band rechts
aanwijzing speeksel
mengprofiel maximaal 3 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#39b/39 resterend
binnenzijde voorpand
onder band links
aanwijzing speeksel
onvolledig mengprofiel minimaal 2 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#45a
buitenzijde voorpand
band midden
aanwijzing speeksel
onvolledig autosomaal profiel, volledig Y-profiel en volledig mt-profiel (geen extract in epje, niet onderzocht)
match, Y (het hof begrijpt: match met Y-profiel) en match mitochondriaal met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28, 77, 79, 153, 176
ABR035#45b/45 resterend
buitenzijde voorpand
band midden
aanwijzing speeksel
onvolledig autosomaal profiel, volledig Y-profiel en volledig mt-profiel (geen geschikt DNA-profiel)
match, Y (het hof begrijpt: match met Y-profiel) en match mitochondriaal met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28, 77, 79, 153 en 176
ABR035#46b/46 resterend
buitenzijde voorpand
links
aanwijzing speeksel
onvolledig profiel (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#47a
buitenzijde voorpand
rechts
aanwijzing speeksel
geen DNA-profiel (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
ABR035#47b/47 resterend
buitenzijde voorpand
rechts
aanwijzing speeksel
mengprofiel minimaal 2 personen (ten minste 3 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
22, 23, 28 en 176
ja
AAGD5406NL#01
binnenzijde voorpand
band (zelfde locatie als ABR035#5)
contact
mengprofiel minimaal 2 personen
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
82
AAGD5406NL#14
buitenzijde voor- en achterpand
rechts (zelfde locatie als ABR035#24)
contact
mengprofiel minimaal 3 personen (geen geschikt DNA-profiel)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
82
AAGD5406NL#18
buitenzijde achterpand
band
contact
mengprofiel minimaal 2 personen (geen geschikt DNA-profiel) match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
82
ABR035#55
onbekend
humaan haar f
mt haar
volledig mt-profiel
match mitochondriaal met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
79 en 153
Sporendrager
PD1 pyjamabroek slachtoffer[ABR034/AAGD5405NL]
SIN
Bemonstering
Locatie op sporendrager
Nadere omschrijving
Type DNA
Omschrijving profiel DNA CE (na MPS-onderzoek, allelic drop out of drop-in niet uitgesloten)
Match, niet uitgesloten of match mitochondriaal
slachtoffer N. Verstappen RFE330
Match/niet uitgesloten of match mitochondriaal NN2 WAAD6718NL
( [verdachte] )
Bron
1998.08.13.034
Rapportnummer
MPS ingezet
ABR034 #93
binnenzijde voorpand
band midden (zie #17)
aanwijzing speeksel
onvolledig mengprofiel 2 personen
slachtoffer N. Verstappen RFE330 niet uitgesloten
NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] ) niet uitgesloten
22, 23 en 28
AAHU3889NL#02
onbekend
humaan haar e2
mt haar
volledig mt-profiel
match mitochondriaal met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
79 en 153
AAHU3889NL#03
onbekend
humaan haardeel x
mt haar
volledig mt-profiel
match mitochondriaal met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
79 en 153
AAGD5405NL #17
binnenzijde voorpand
band midden (rand rondom uitgeknipt deel #93)
onbekend
mengprofiel minimaal 2 personen (ten minste 2 personen)
match met het slachtoffer
N. Verstappen RFE330
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
82 en 176
ja
AAIB1679NL#48
onbekend
folie
huidschilfer
onvolledig profiel man
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
124
Sporendrager
PD1 borst slachtoffer [ABR029]
SIN
Bemonstering
Locatie op sporendrager
Nadere omschrijving
Type DNA
Omschrijving profiel DNA CE (na MPS-onderzoek, allelic drop out of drop-in niet uitgesloten)
Match, niet uitgesloten of match mitochondriaal
slachtoffer N. Verstappen RFE330
Match/niet uitgesloten of match mitochondriaal NN2 WAAD6718NL
( [verdachte] )
Bron
1998.08.13.034
Rapportnummer
MPS ingezet
AAIB1676NL#37
onbekend
folie
huidschilfer
onvolledig profiel man
match met NN2 WAAD6718NL ( [verdachte] )
124
AAIB1676NL #47
onbekend
folie
huidschilfer
onvolledig profiel man
match met NN2 WAAD6718
NL ( [verdachte] )
124
31. De brief van dr. B. Kokshoorn, Principal Scientist NFI en Deskundige Humane biologische sporen en DNA, gericht aan de rechter-commissaris van de rechtbank Limburg, d.d. 10 maart 2020 (map 29 van de digitale map, RC-stukken deel 1, niet zijnde het digitale einddossier, pg. 1-3), voor zover inhoudende:
(pagina’s 1 en 2) In algemene zin past het aantreffen van DNA-sporen van een persoon op meer locaties op een voorwerp beter bij een langdurig en/of intensief contact dan bij een eenmalig, oppervlakkig contact. Ook recentere wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp bevestigt deze algemene trend. De aanvullende onderzoeken uit 2015, 2016, 2017 en 2019 geven geen aanleiding om die conclusie te herzien.
32. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 augustus 1998 (map 11 van het digitale einddossier, pg. 3817-3823), voor zover inhoudende als verklaring van [tentgenoot 4] :
(pagina 3818) Ik ben op vakantie gegaan met een vereniging die Jeugdwerk [kampoudste] heet. Op zaterdagmiddag (het hof begrijpt: 8 augustus 1998) kwamen wij op het kamp ‘ [naam kampeerterrein] ’ in Brunssum. Wij hadden van tevoren afgesproken dat ik samen met Nicky Verstappen, [tentgenoot 3] , [tentgenoot 2] en [tentgenoot 1] in een tent zou gaan slapen.
(pagina 3819) De tweede avond (het hof begrijpt: op zondagavond 9 augustus 1998) lag ik op dezelfde plaats. Wij hadden dezelfde pyjama aan als de eerste nacht (het hof begrijpt: van zaterdag 8 augustus 1998 op zondag 9 augustus 1998). Nicky had ook nog dezelfde rode pyjama aan en een blote buik.
(pagina 3820) Ik heb gezien dat Nicky twee nachten die rode broek aan had.
Ik was op maandagmorgen (het hof begrijpt: 10 augustus 1998) om 05.30 uur wakker. Ik wist dat het zo laat was omdat ik op de klok keek die achter een van de bedden stond. Ik ging toen even plassen. Ik zag dat Nicky nog in de tent was. Toen ik terugkwam, zag ik dat Nicky nog steeds in de tent lag. Nicky werd wakker. Ik ‘zei’ (het hof begrijpt: vroeg) toen tegen (het hof begrijpt: aan) hem of hij lekker had geslapen. Toen zei hij ‘ja’. Ik was weer even in slaap gevallen en toen ik wakker werd, was Nicky weg.
33. Het proces-verbaal van het 2e verhoor getuige d.d. 17 augustus 1998 (map 11 van het digitale einddossier, pg. 3824-3827), voor zover inhoudende als verklaring van [tentgenoot 4] :
(pagina 3825) Ik heb een half uurtje of een kwartiertje geslapen. Het was 05.55 uur toen ik wakker werd. Ik zag dat bij [tentgenoot 1] op de klok.
34. Het proces-verbaal verhoor ouders Nicky Verstappen d.d. 31 januari 2001 (map 12 van het digitale einddossier, pg. 4333-4337), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [moeder van Nicky Verstappen] , en [vader van Nicky Verstappen] :
(pagina 4333) Op woensdag 31 januari 2001 hoorden wij, verbalisanten, in haar woning de moeder van het slachtoffer.
(pagina 4334)Verbalisanten toonden een foto van de rode pyjamabroek, welke Nicky droeg toen hij werd aangetroffen. U vraagt mij of deze broek waarin Nicky werd aangetroffen daadwerkelijk van Nicky was?
Ja, ik herken deze pyjamabroek als zijnde de broek van Nicky.
U vraagt mij te verklaren over het kleedgedrag van Nicky en wel met name of hij zijn kleding wel eens achterstevoren en/of linksom droeg?
Ik kan mij nog herinneren dat hij een keer na het douchen zijn onderbroek achterstevoren droeg. Hij bemerkte dit toen zelf ook en trok vervolgens zijn onderbroek op de juiste wijze aan. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit heb gezien dat hij kleding, behoudens die ene keer, achterstevoren en/of linksom droeg. Hij was niet nonchalant in het dragen van kleding.
(pagina 4337) Nadat de getuige haar verklaring had doorgelezen, volhardde zij daarbij en ondertekende deze te Heibloem op 31 januari 2001.
Nadat wij, verbalisanten, de door de vader van het slachtoffer gegeven antwoorden op de voornoemde vragen hadden aangehoord en begrepen dat deze antwoorden overeen kwamen met die van zijn echtgenote, stelden wij de vader van het slachtoffer in de gelegenheid de verklaring van zijn echtgenote te lezen. Hierbij verklaarde hij dat deze verklaring overeen kwam met zijn verklaring.
De vader van het slachtoffer ondertekende deze verklaring te Heibloem op 31 januari 2001 voor akkoord.
35. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 augustus 1998 (map 12 van het digitale einddossier, pg. 4316-4317), voor zover inhoudende als verklaring van [vader van Nicky Verstappen] :
(pagina 4316) Afgelopen zaterdag, 8 augustus 1998, is mijn zoon Nicky (het hof begrijpt hierna telkens: Verstappen) op zomerkamp gegaan vanuit Heibloem, onze woonplaats. Het kamp is opgeslagen op het terrein van ‘ [naam kampeerterrein] ’ te Brunssum. Sinds gisteren, maandag 10 augustus (het hof begrijpt: 1998), wordt hij vermist.
(pagina 4317) Nicky zou nooit vreemde mensen aanspreken met uitzondering van kinderen. Als hij door een andere persoon zou worden aangesproken, zou hij die persoon wel aanhoren.
36. Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 24 januari 2001 (map 14 van het digitale einddossier, pg. 5203-5204), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(pagina 5203) Over het schooljaar augustus 1997 tot 1998 ben ik onderwijzer geweest van Nicky Verstappen.
(pagina 5204) Nicky was bang voor vreemden. Ik geloof niet dat hij vrijwillig met een vreemde is meegegaan op de hei.
37. Het proces-verbaal d.d. 31 juli 1985 (map 8 van het digitale einddossier, pg. 2251-2265), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 17] , [verbalisant 18] en [verbalisant 19] :
(pagina 2252) Melding: Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 15.10 uur, kregen wij, [verbalisant 18] en [verbalisant 19] , respectievelijk wachtmeester der rijkspolitie 1e klasse en wachtmeester der rijkspolitie, beiden behorende tot de groep Beek (L), Nuth, de mobilofonische melding te gaan naar de [naam school] te Wijnandsrade, gemeente Nuth. Aldaar aangekomen werden wij aangesproken door onderwijzer [betrokkene 3] , die ons mededeelde dat hij die middag met de 5e klas van die school in het Wijnandsraderbos te Wijnandsrade, gemeente Nuth, was geweest. Aldaar hadden twee van zijn leerlingen zich van de rest van de klas afgezonderd en waren toen door een onbekende man lastiggevallen, welke ontuchtige handelingen met de twee kinderen had gepleegd. Verder deelde [betrokkene 3] mede dat door hem het kenteken van een personenauto was opgenomen, welk voertuig in de berm van de Putweg te Wijnandsrade had gestaan, kort nadat vorenstaande had plaatsgevonden. De Putweg is de toegangsweg vanaf de Kersboomkensweg naar het Wijnandsraderbos. Het betrof hier een personenauto, merk Citroën, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Slachtoffers:
De slachtoffers bleken te zijn genaamd: [getuige 2] , oud 11 jaar, en [getuige 3] , oud 10 jaar.
Modus operandi:
Beide slachtoffers deelden in het kort mede dat zij zich in het Wijnandsraderbos hadden verstopt en dat op een bepaald moment een onbekende man bij hen was gekomen. Deze man had kort met hen gesproken en hen toen van achteren stevig vastgepakt en hen aan hun geslachtsdelen gevoeld.
Signalement dader:
Het signalement van deze man was: manspersoon, lengte 1.70 à 1.80 meter, zwart krullend haar, baard, droeg een bruin overhemd en een bruine pantalon.
Tenaamstelling kenteken: Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek het kenteken [kenteken] te zijn afgegeven voor een personenauto, merk Citroën, ten name van: [verdachte] , wonende te [voormalig adres van de verdachte] .
(pagina’s 2252-2253) Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 17.00 uur, nam ik, [verbalisant 18] , telefonisch contact op met de rijkspolitie te Simpelveld, met het verzoek een onderzoek in te stellen met betrekking tot voornoemde [verdachte] .
(pagina 2253) Na telefonisch te zijn uitgenodigd op het bureau der rijkspolitie te Simpelveld, bleek voornoemde [verdachte] te voldoen aan het door de slachtoffers opgegeven signalement en bekende hij op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 14.45 uur, ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met twee kinderen, in het Wijnandsraderbos te Wijnandsrade, gemeente Nuth.
Aanhouding:
Op vrijdag 5 juli 1985, te 20.15 uur, werd in het postbureau te Simpelveld, terzake vermoedelijke overtreding van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, aangehouden: [verdachte] , geboren te Venlo op [geboortedag] 1962, wonende te [voormalig adres van de verdachte] .
Inverzekeringstelling:
Op vrijdag 5 juli 1985, te 22.00 uur, werd [verdachte] in verzekering gesteld.
(pagina 2254) Verhoor verdachte: Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 22.15 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , in het groepsbureau der rijkspolitie te Beek (L), de in verzekering gestelde verdachte: [verdachte] , voornoemd.
Nadat ik hem had medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij: “Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 14.45 uur, kwam ik met mijn personenauto, merk Citroën, kenteken [kenteken] , in Wijnandsrade, gemeente Nuth, aan. Ik ging daar in Wijnandsrade naar een bos. Ik was vaker in dat bos geweest. Ik heb mijn auto langs de toegangsweg in de berm geparkeerd en ben het bos ingelopen. Ik was op dat moment gekleed in een bruin/beige pantalon en een overhemd van dezelfde kleur. Op dat moment had ik een baard. Deze baard heb ik vandaag, na de middag, thuis afgeschoren. Toen ik in het bos aan het wandelen was, hoorde ik in het struikgewas gekraak. Ik ben toen in dat struikgewas gaan kijken. Ik hoorde stemmen en ben gaan kijken. Ik zag toen dat er in die struiken twee kleine jongens op de grond zaten. Ik schatte de leeftijd van die jongens rond de 10 jaar. Ik ben toen naar die jongens toegelopen en ik ben bij die jongens op de grond gaan zitten. De jongens vroegen mij toen of ik de boswachter was. Ik heb toen ontkennend geantwoord, maar gezegd dat ik aan de natuurbescherming meedeed.
(pagina’s 2254-2255) De kinderen vertelden dat ze met de school verstoppertje aan het spelen waren.
(pagina 2255) De twee jongens zaten op de grond en ik zat schuin achter hen. Ze zaten dus met de rug naar mij toe. Ik heb deze jongens toen van achteren vastgepakt en hen de hand op de mond gehouden. Ik heb toen gezegd dat ik met mijn hand bij hen in de broek wilde en dat zij zich rustig moesten houden. Ik heb toen mijn handen van hun mond gedaan en ben met mijn rechterhand bij het jongetje, dat links voor mij zat, onder de onderbroek gegaan en heb aan zijn geslachtsdeel gevoeld. De jongens droegen beiden een korte sportbroek. Ik heb toen die jongen losgelaten. Deze jongen is toen meteen weggerend. Ik ben toen wederom met mijn rechterhand bij de jongen die rechts voor mij zat, onder de onderbroek gegaan en heb ook zijn geslachtsdeel vastgepakt. Deze jongen riep toen de naam van de andere jongen die was weggerend en dat hij moest wachten. Door het roepen van deze jongens ben ik geschrokken van hetgeen ik aan het doen was en heb ik de jongen losgelaten. Ik moet nog verklaren dat op het moment dat ik de jongens kenbaar heb gemaakt wat ik wilde, dus voordat ik hen heb betast, één van de jongens nog heeft geprobeerd weg te rennen. Ik heb die jongen toen bij zijn arm vastgepakt en hem terug op de grond getrokken. Nadat de kinderen waren weggerend, heb ik nog een tijdje op die plaats gezeten. Ik was helemaal in de war. Hierna ben ik weggerend en heb ik minstens een uur ergens in het veld liggen huilen. Hierna ben ik naar mijn ouderlijk huis in Simpelveld gereden. Het was toen ongeveer 18.30 uur. Thuis heb ik mijn baard afgeschoren. Later op de avond ben ik toen door de politie aangehouden, nadat ik had verteld wat ik had gedaan.
(pagina’s 2255-2256) Ik wist dat ik met kinderen van ongeveer 10 jaar te doen had en dat ik uiteraard met deze kinderen geen ontuchtige handelingen mocht plegen en mij zodoende strafbaar maakte”.
(pagina 2256) Aangever I: Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 11.05 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , een persoon, die aangifte wenste te doen en verklaarde te zijn genaamd [vader getuige 2] . Hij verklaarde: “Ik wil hierbij aangifte doen van het plegen van ontuchtige handelingen, onder bedreiging gepleegd door een man, ten opzichte van mijn minderjarige, 11-jarige zoontje [getuige 2] . Dit feit heeft plaatsgevonden in het Wijnandsraderbos te Wijnandsrade, gemeente Nuth, op 5 juli 1985.
Slachtoffer I:
Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 11.20 uur, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 17] , [getuige 2] , geboren op [geboortedatum getuige 2] . Hij verklaarde: “Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 14.45 uur, bevond ik mij, samen met mijn vriendje [getuige 3] , in het bos te Wijnandsrade. Wij waren daar samen met de 5e klas van de lagere school van Wijnandsrade. Ook onze meester, meneer [betrokkene 3] , was erbij. In het bos zouden wij verstoppertje spelen. [getuige 3] en ik hadden in het bos een plaats gevonden, waar men ons niet zo snel zou vinden. Deze plaats was ongeveer 300 à 400 meter van de plaats verwijderd, waar wij ons weer met de klas moesten verzamelen. Deze plaats was een zeer dichtbegroeide plek. Toen wij ongeveer 5 minuten op die plaats op de grond zaten, kwam er opeens een onbekende man aan. Deze man ging gehurkt achter ons zitten en zei dat hij dacht dat wij een vuurtje aan het stoken waren. Ik heb hem toen gezegd dat wij dat niet aan het doen waren. Ik heb die man toen gevraagd of hij de boswachter was.
(pagina’s 2256-2257) Hij ontkende dit, maar vertelde dat hij van de natuurbescherming was en veel door de bossen liep.
(pagina 2257)Wij hebben toen over het bos gepraat. Opeens pakte deze man [getuige 3] en mij van achteren met zijn hand voor onze monden vast. Ik zat links voor die man en [getuige 3] rechts voor die man. De man zei toen dat hij met zijn hand bij ons in de broek zou gaan. [getuige 3] verplaatste zich toen. De man trok [getuige 3] toen bij zijn arm terug op de plaats waar [getuige 3] van tevoren zat. Ik hoorde toen dat de man zei: “Het kan ook anders”. Dit zei hij tamelijk nors. Op dat moment voelde ik mij bedreigd en werd heel erg bang, omdat ik niet wist wat er met mij zou gebeuren. De man pakte met zijn linkerhand mijn rechterarm vast en ging met zijn rechterhand onder mijn onderbroek. Hij voelde toen aan mijn geslachtsdeel. De man hield mij stevig vast. De man heeft mij toen losgelaten en ik heb die man gevraagd of ik terug naar de klas mocht. Deze man vond dit kennelijk goed en ik ben toen opgestaan. De man heeft toen [getuige 3] vastgepakt en heeft toen kennelijk [getuige 3] aan zijn geslachtsdeel gevoeld. Ik hoorde toen dat [getuige 3] op (het hof begrijpt: tegen) mij riep, dat ik op hem moest wachten en dat die man hem los moest laten. De stem van [getuige 3] klonk toen alsof hij in paniek was. Toen hoorde ik dat die man zei: “Jij hebt een lekkerdere”. Dit zei hij op het moment dat hij mij had losgelaten en bij [getuige 3] begon te voelen. [getuige 3] is toen weer bij mij gekomen. De man had [getuige 3] kennelijk losgelaten. Wij zijn toen samen heel hard weggerend in de richting van de plaats waar de rest van onze klas was. Ik was, evenals [getuige 3] , behoorlijk overstuur en erg bang. [getuige 3] en ik hadden korte sportbroeken aan, waaronder wij een onderbroek droegen. Ik ben erg bang geweest en voelde mij door die man bedreigd. Het signalement van die man was: zwart krullerig haar, donkere baard, droeg een bruin hemd en een bruine broek.
Aangeefster II:
Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 12.15 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , een persoon, die aangifte wenste te doen en verklaarde te zijn genaamd: [moeder van getuige 3] .
(pagina 2258) Zij verklaarde: Ik wil hierbij aangifte doen van ontuchtige handelingen, onder bedreiging gepleegd door een man ten opzichte van mijn minderjarige zoontje [getuige 3] , leeftijd 10 jaar. Dit feit vond plaats in het Wijnandsraderbos te Wijnandsrade, op 5 juli 1985.
Slachtoffer II:
Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 12.20 uur, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 17] , [getuige 3] , geboren op [geboortedatum getuige 3] . Hij verklaarde: “Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 14.45 uur, bevond ik mij in het bos in Wijnandsrade. Wij waren daar met de 5e klas van de lagere school van Wijnandsrade. Wij speelden daar in het bos verstoppertje. [getuige 2] en ik hadden een plaats gevonden, tussen het struikgewas, waar wij ons goed konden verstoppen en waar men ons niet zo snel kon vinden. Wij zaten beiden op de grond. Opeens kwam een onbekende man bij ons. Hij hurkte achter ons en vroeg of wij een vuurtje aan het stoken waren. Dit was echter niet het geval. [getuige 2] heeft toen aan die man gevraagd of hij de boswachter was. De man heeft toen ontkennend geantwoord, maar zei dat hij van de natuurbescherming was. Wij hebben toen wat over het weer en het bos gepraat. Opeens greep die man ons van achteren met zijn handen voor onze monden vast. Hiervan schrok ik heel erg. De man zei toen dat hij bij ons in de broek wilde gaan. Hij haalde toen zijn handen voor onze monden weg. Op dat moment probeerde ik op te staan. De man pakte mij toen stevig bij mijn arm vast. Ik ben toen weer op de grond gaan zitten en hoorde dat de man zei: “Het kan ook anders”. Hij zei dit op een norse manier. Ik voelde mij toen bedreigd, mede door de manier waarop de man dit zei. Ik zag toen dat de man [getuige 2] bij de arm vastpakte en met zijn hand bij [getuige 2] onder de broek ging. [getuige 2] vroeg toen of hij weg mocht gaan.
(pagina’s 2258-2259) De man zei toen: “ja” en [getuige 2] is toen opgestaan en een paar meter verder gaan staan.
(pagina 2259) De man pakte mij toen bij mijn arm vast en ging met zijn hand onder mijn onderbroek en voelde aan mijn geslachtsdeel. Ik heb toen tegen [getuige 2] geroepen dat hij moest wachten. De man heeft nog gezegd dat ik een lekkerdere had. De man heeft mij toen losgelaten en wij zijn toen weggerend naar de rest van de klas. Ik was behoorlijk overstuur en huilde. Ik was erg bang, doordat die man ons heeft bedreigd. Op het moment dat het gebeurde, was ik gekleed in een korte sportbroek en een T-shirt. Na het gebeurde hebben wij de meester het verhaal verteld. Door hetgeen is gebeurd, ben ik erg geschrokken en heb ik mij bedreigd gevoeld. De lengte van de man was ongeveer tussen de 1.70 en 1.80 meter. Hij had krullend donker haar en had een baard en droeg bruingekleurde kleding”.
Plaats delict:
Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 13.30 uur, toonden de slachtoffers [getuige 2] en [getuige 3] voornoemd, mij, [verbalisant 17] , de plaats waar de ontuchtige handelingen waren gepleegd. Vanaf de Kersboomkensweg te Wijnandsrade loopt de Putweg, die uit voornoemde weg in de richting Vink loopt, in de richting van het Wijnandsraderbos. Het verlengde van de Putweg is een onverharde weg, die het bos inloopt. In het begin van dit bos komt dit onverharde gedeelte van de Putweg uit op een open plek, waar een zitbank staat. Vanaf die plaats lopen meerdere smalle wandelpaadjes het bos in. De plaats delict was ongeveer 400 meter van voornoemde plaats gelegen richting het hart van het bos, buiten de eerdergenoemde wandelpaadjes. Het betrof een ruimte van ongeveer één vierkante meter oppervlakte, onder dichtbegroeid struikgewas. De vrije ruimte onder het struikgewas was ongeveer één meter hoog. Deze plaats was voor onbekenden ter plaatse moeilijk te vinden.
Rechtsbijstand:
Op zaterdag 6 juli 1985 werd door mr. [raadsman 1] rechtsbijstand verleend aan de verdachte [verdachte] .
(pagina 2260) Spiegelconfrontatie slachtoffer II: Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 14.10 uur, confronteerden wij, [verbalisant 17] en [verbalisant 18] , in het groepsbureau der rijkspolitie te Beek (L), middels de confrontatiespiegel verdachte [verdachte] met slachtoffer [getuige 3] . Hij verklaarde: “Ik herken de man met wie u mij confronteert aan de vorm van zijn gezicht terug en aan zijn haren. Dit is de man die met mij ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De man had gisteren wel een baard, die hij nu niet meer heeft”.
Getuige:
Op zaterdag 6 juli 1985, omstreeks 15.35 uur, hoorden wij, [verbalisant 17] en [verbalisant 18] , [betrokkene 3] , van beroep onderwijzer. Nadat hem was medegedeeld waarover wij hem wensten te horen, verklaarde hij: “Op vrijdag 5 juli 1985, omstreeks 14.45 uur, bevond ik mij met de leerlingen van de 5e klas van de lagere school van Wijnandsrade in het Wijnandsraderbos, gemeente Nuth. De kinderen waren bezig met verstoppertje spelen. Opeens kwamen [getuige 3] en [getuige 2] , uit mijn klas, huilend in mijn richting rennen. Ik bevond mij toen bij de zitbank aan de rand van dit bos.
(pagina’s 2260-2261) Zij waren behoorlijk overstuur en vertelden dat een onbekende man hen op hun verstopplaats had aangesproken.
(pagina 2261) De man had hen even later vastgepakt en de jongens betast aan hun geslachtsdelen. Ik heb toen meteen de klas bij elkaar geroepen en heb het bos verlaten. In de berm van de verharde weg die vanuit het bos in de richting Kersboomkensweg loopt, zag ik een personenauto, merk Citroën, kleur blauw, staan. Bij deze auto bevond zich verder niemand. Ik heb het kenteken van deze auto opgeschreven. Dit kenteken was [kenteken] . Deze auto stond onbeheerd. Ik heb niemand bij dit voertuig gezien. Het kenteken heb ik later aan de politie doorgegeven.
Verdachte:
Op zondag 7 juli 1985, omstreeks 11.30 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , in het groepsbureau der rijkspolitie te Beek (L), de in verzekering gestelde [verdachte] .
Nadat hem was medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij: “Ik ben er ongeveer 4 à 5 jaar geleden achter gekomen dat ik geheel niet geïnteresseerd ben in meisjes. Ik merkte dat mijn interesse uitging naar kinderen, speciaal jongetjes. Ik voelde mij seksueel aangetrokken tot kleine jongens.
(pagina’s 2261-2262)Toen ik, zoals ik eerder heb verklaard, in het struikgewas die twee jongetjes aantrof, heb ik eerst met hen gepraat.
(pagina 2262) Toen kwam opeens de drang om deze jongetjes aan hun geslachtsdelen te voelen. Ik weet dat ik strafbaar ben wanneer ik ontuchtige handelingen met minderjarige kinderen pleeg, maar ik kon mij niet meer inhouden”.
Mededeling verdachte:
Op zondag 7 juli 1985, omstreeks 13.00 uur, deelde de [verdachte] aan mij, verbalisant [verbalisant 17] , mede dat hij vorig jaar in dezelfde paniek was geraakt als op vrijdag 5 juli 1985, nadat hij met de twee slachtoffers [getuige 2] en [getuige 3] ontuchtige handelingen had gepleegd in het Wijnandsraderbos in de gemeente Nuth. Hij kon zich iets herinneren van Wijlre en kinderen met een vlieger.
Door mij, verbalisant [verbalisant 17] , werd telefonisch contact opgenomen met de rijkspolitie, waar bleek dat op donderdag 9 augustus 1984, te 17.15 uur, aangifte was gedaan bij [wachtmeester] der rijkspolitie 1e klasse, van het plegen van ontuchtige handelingen, strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, door [getuige 5] (het hof begrijpt: door of namens [getuige 5]), oud 12 jaar, wonende te Wijlre.
Op zondag 7 juli 1985, omstreeks 13.40 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , in het groepsbureau der rijkspolitie te Beek (L), de in verzekering gestelde [verdachte] .
(pagina’s 2262-2263) Nadat hem was medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij: “Ik wil het navolgende aan mijn eerder afgelegde verklaringen toevoegen. Afgelopen jaar heb ik ergens in het IJserbos (het hof begrijpt: Eyserbos, een bosgebied in de provincie Limburg, gelegen ten oosten van Wijlre) gezeten. Ik was toen behoorlijk overstuur en heb zitten huilen. Ik weet dat ik toen heb gerend en dat ik in dezelfde paniek was als afgelopen vrijdag (het hof begrijpt: 5 juli 1985), nadat ik in het Wijnandsraderbos met twee jongetjes ontuchtige handelingen heb gepleegd. Verder kan ik mij iets herinneren van Wijlre, van een jongetje, dat daar met een vlieger bezig was. Ik heb een hele tijd met die jongen gepraat. Deze jongen was ongeveer 12 jaar. U deelt mij mede dat op donderdag 9 augustus 1984 in Wijlre twee jongens van 12 jaar, die aldaar met een vlieger aan het spelen waren, zijn lastiggevallen door een man, waarvan het signalement overeenkomt met mijn signalement. Ik neem aan dat ik dat ben geweest, omdat ik mij bepaalde dingen weer voor ogen kan halen. Ik weet dat ik op een bepaald moment met dat jongetje ben gaan lopen. Ik ben toen nog in het prikkeldraad gevallen. Die jongen is toen ook over het prikkeldraad geklommen en is met mij meegelopen. Volgens mij ben ik toen met dat jongetje op een verharde weg terechtgekomen. Die jongen had in een plastic zak een vlieger bij zich. Ik weet dat ik toen een baard had”.
(pagina 2263) Op zondag 7 juli 1985, omstreeks 14.36 uur, hoorde ik, [verbalisant 17] , in het groepsbureau der rijkspolitie te Beek (L), de inverzekeringgestelde [verdachte] .
(pagina’s 2263-2264) Nadat hem was medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij: “Aan mijn zojuist afgelegde verklaring wil ik het navolgende toevoegen. In 1984 ben ik, zoals gezegd, in Wijlre geweest. Ik wilde, omdat het zulk mooi weer was, van Wijlre naar Simpelveld lopen. Ik zag toen in een weiland, ergens buiten de bebouwde kom, een ongeveer 12-jarige jongen met een vlieger spelen. Ik ben toen bij deze jongen gaan zitten en heb met hem gesproken. Na een tijdje kwam het touw van deze vlieger door elkaar en is deze jongen gestopt en heeft zijn vlieger opgeruimd. Ik heb toen tegen deze jongen gezegd dat hij met mij mee moest. Dit heeft hij gedaan, omdat ik de indruk had, dat ik zijn vertrouwen gewonnen had. Hij is toen met mij meegelopen. Wij zijn toen het weiland uitgegaan, waarbij ik in het prikkeldraad ben gevallen. Buiten het weiland kwamen wij op een verharde weg. Wij zijn toen nog een stuk verder gelopen en kwamen op een T-kruising terecht. Hier heb ik die jongen bij zijn arm vastgepakt en heb ik tegen hem gezegd dat ik met hem wilde vrijen. Ik meen dat die jongen zich losrukte, waarna ik hem weer vastpakte en een hand voor zijn mond hield. Hij stond toen met zijn gezicht naar mij toe. Ik heb toen geprobeerd de ritssluiting van zijn broek los te maken. Ik heb hem toen op de broek aan zijn geslachtsdeel gevoeld. De ritssluiting kreeg ik niet los, omdat de jongen zijn armen ervoor hield en zich even later liet vallen. Dit gebeurde in het gras, langs die weg. Hij is toen op zijn zijkant gaan liggen. Ik heb toen geprobeerd met mijn hand onder de broek aan zijn achterwerk te komen. Dit lukte gedeeltelijk. De jongen was behoorlijk bang en angstig en zei toen: “Oh God”. Aan zijn manier van doen merkte ik uiteraard dat hij niet wilde hebben wat ik deed. Ik heb die jongen toen losgelaten en hij is weggerend en heeft zijn vlieger achtergelaten. Ik ben toen in paniek geraakt en ook weggerend. Ik wist dat ik met een minderjarige jongen te doen had en dat ik met deze jongen geen ontuchtige handelingen mocht plegen. Het was mij duidelijk dat ik mij op die manier strafbaar maakte”.
38. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 november 2018, met bijlagen (map 22 van het digitale einddossier, pg. 8743-8755), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor getuige [getuige 4] , geboren op 22 juni 1972:
(pagina 8743) Het verhoor wordt weergegeven in vraag- en antwoordvorm: V: vraag/opmerking verbalisanten; A: antwoord/opmerking [getuige 4] .
(pagina 8744) V: Op welke wijze ben jij over de aanhouding van [verdachte] , de verdachte in het
onderzoek naar de dood van Nicky Verstappen, op de hoogte gebracht? Hoe wist je
het? A: Ik herkende hem gelijk (het hof begrijpt: als de dader van de feiten gepleegd in
1984). Op TV zag ik een foto van zijn gezicht. Ik zag het ook in de krant.
V: Op welk moment was dat? A: Op TV was het toen hij werd gezocht. Het ging om de eerste beelden op TV.
Volgens mij was het in juli of augustus van dit jaar (het hof begrijpt: 2018).
V: Waaraan herkende je hem, [roepnaam verdachte] ? A: Ik herkende hem aan zijn gezicht, zijn baard. Het was echt zijn gezicht. Ik ben
daarna het verhaal gaan lezen. [getuige 5] heeft contact met mij gezocht via
Whatsapp. Hij wilde graag afspreken. Tijdens dat eerste contact gaf ik hem aan dat
we wel contact zouden hebben. In dat bericht schreef ik hem: “ik heb het ook
gezien, jij weet ook dat hij het is, he”. Ik zie nu terug dat hij mij op 1 september
2018 een app stuurde om af te spreken.
Ik heb op mijn telefoon nog een link opgeslagen. Het is een link van L1. Als je de
link opent, is het een krantenartikel uit 1985 met de titel: “Man pleegde ontucht met
minderjarigen”. [getuige 5] had mij die link gestuurd. Ik wist dat het over ons ging. Het
artikel ging inhoudelijk over Wijlre en over twee jongens uit Wijlre. Voor mij was
het heel duidelijk dat het over [getuige 5] en mij ging. Het ging over Wijlre. Ik was 12 in
1984. Ik ging nog niet naar de middelbare school. Zoiets vergeet je ook niet.
A: Ik weet nog van 1984 hoe het is gegaan. Dat er politie is geweest en dat ik foto’s
heb bekeken. Daar ben ik wel aan terug gaan denken. Pas op het moment dat [getuige 5]
mij de link van dit artikel stuurde en het voor mij duidelijk werd dat de politie die
stukken niet had en dus niet wist wat er toen was gebeurd, vond ik het van belang
dat wij ons verhaal zouden doen bij de politie.
(pagina 8745)
Wijlre 1984
V: Vertel eens alles wat er destijds, in 1984, is gebeurd? A: [getuige 5] en ik waren aan het vliegeren in Wijlre. Het was in het weiland aan de Dikkebuiksweg.
V: Wat weet je nog van de tijd van die dag? A: Het was ’s middags. Het was in de zomer, ik denk juli of augustus. Ik denk
zomervakantie trouwens.
V: Hoe was het weer? A: Het was goed weer, de zon scheen.
A: Ik weet dat ik een plastic zak bij me had waar de vlieger in zat.
V: Oké, jullie waren die dag aan het vliegeren. Je vertelde dat er op een gegeven
moment een man kwam kijken.
A: De man kwam op een gegeven moment aanlopen. Ik weet nog dat hij onze namen
vroeg en dat we die hebben gezegd.
(pagina 8746) V: Waar waren jullie toen?A: We waren in het weiland, vlakbij de kruising van de Kruisweg en de
Dikkebuiksweg in Wijlre.
V: Hoe ging het verder? A: De man was op de grond gaan zitten. Hij zat naar ons te kijken en we hadden een
gesprek.
V: Omschrijf eens hoe die man eruitzag? A: Slank, hij had een baardje. Voor mij was hij toen een ‘oud’ iemand, een volwassene.
Hij was zeker twee koppen groter dan ik.
V: Hij vroeg naar jullie namen. Wat vroeg hij nog meer? A: Een beetje een ‘koetjes en kalfjes gesprek’. Ik weet niet waar het over ging. Behalve
onze namen en waar we vandaan kwamen.
V: Je vertelde dat jullie op een gegeven moment klaar waren met vliegeren en
weggingen. Hoe ging dat? A: We hebben de vlieger opgevouwen, opgeruimd in de tas. Toen wilden we weglopen.
We liepen in het weiland weg in de richting van de Dikkebuiksweg.
V: Jullie liepen weg en toen? A: [getuige 5] en ik liepen naast elkaar. Ik had de tas met de vlieger in mijn hand. We hadden
ongeveer 10 meter gelopen. Plotseling voelde ik dat ik een hand voor mijn mond
kreeg. Ik voelde dat die hand van rechts kwam. Ik voelde dat ik heel stevig werd
vastgehouden.
(pagina 8747) A: Ik voelde dat de hand heel stevig voor mijn mond werd gehouden. Tegelijkertijd
voelde ik dat ik voorover werd geduwd, waardoor ik voorover op mijn buik op de
grond kwam te liggen. De hand was nog steeds voor mijn mond.
V: En toen?A: Het was zo dat [getuige 5] en ik tegelijkertijd werden vastgepakt en dat er een hand voor
onze mond werd gehouden. Ik voelde een arm om mij heen. Een andere arm was om
[getuige 5] heen. We werden beiden tegelijkertijd naar voren geduwd en kwamen beiden
op onze buik op de grond van het weiland terecht.
V: En toen? A: Toen hoorde ik een stem zeggen: “Jullie moeten rustig zijn, meekomen. Naar de
schuur. Hebben jullie dat begrepen”. Ik hoorde toen dat het de man was die kort
daarvoor bij ons, naar het vliegeren had zitten kijken. Toen ik met mijn hoofd naar
rechts kon kijken, zag ik dat het dezelfde man was. [getuige 5] en ik lagen dus op onze
buik in het gras. De man lag met zijn buik bovenop ons, meer tussen ons in. De man
had zijn armen dus gespreid en hield zijn rechterhand voor mijn mond en zijn
linkerhand voor de mond van [getuige 5] . Het was zo dat de man ons een aantal keren zei
dat we met hem moesten meekomen en ons vroeg of we het hadden begrepen. We
lagen nog steeds op de grond.
V: Hoe ging het verder?A: [getuige 5] en ik hebben even zo op de grond gelegen en de man lag dus meer tussen ons
in. Op een gegeven moment stond hij op en trok [getuige 5] en mij op. Hij bleef ons
vasthouden, zijn arm om mij heen tot op mijn borst. Hij hield mij absoluut heel strak
vast.
V: Had je op dat moment kunnen wegkomen? A: Nee, daar was ik ook nog niet mee bezig. Ik was op dat moment heel bang, ‘wat
gebeurt er’. We moesten meekomen. Ik wist gewoon niet wat er zou gaan gebeuren.
Op een gegeven moment gingen we lopen. We liepen het weiland uit. Langs het weiland was prikkeldraad. We liepen door het hek van dit weiland, de Kruisweg in de richting van de Elkenraderweg.
V: Wat voor een weg is die Kruisweg?A: Dat is een veldweg, wel verhard, maar niet met asfalt.
V: En toen? A: Tijdens het lopen bleef de man ons vasthouden. Hij liep achter ons. De man hield
zijn rechterhand nog steeds stevig voor mijn borst. Zijn linkerhand was voor de
borst van [getuige 5] . Op een gegeven moment werd zijn grip wat losser. We liepen in de
richting van de schuur. Ik kan me herinneren dat ik tijdens het lopen heb gezegd dat
er maar een (1) hek was om bij de schuur te kunnen komen. Dit hek was links van
de Kruisweg. Links van deze weg was ook een hoge haag, zeker 2 meter hoog. Daar
kon je niet overheen kijken. Achter die haag was een appelboomgaard en in die
boomgaard stond een schuur. Als je niet wist dat daar een schuur was, kon je dat in
ieder geval ook niet zien. Ik wist dat wel, omdat ik het gebied goed kende.
V: Jullie waren aan het lopen op die Kruisweg, hoe ging het verder?A: Ik denk dat we ongeveer 100 meter hadden gelopen, toen ik voelde dat de grip van
de man wat losser werd.
(pagina 8748) Op het moment dat de man mij iets losser liet, heb ik met mijn linkerhand naar
achteren geslagen. Ik sloeg de man zo hard mogelijk tegen zijn rechterbovenbeen.
Tegelijkertijd draaide ik rechtsom een rondje om mijn eigen as. Daardoor kon ik uit
de greep van de man loskomen en wegrennen. Het was ter hoogte van het hek bij
die appelboomgaard. Ik ben de Kruisweg afgerend tot ik op de Elkenraderweg
kwam. Ik heb nog een (1) keer achterom gekeken. Ik zag dat de man [getuige 5] bleef
vasthouden. Ik hoorde [getuige 5] schreeuwen: “ [getuige 4] , help me”. Iets in die trant. Ik zag
tranen in het gezicht.
V: Op het moment dat het gebeurde, dat jij kon wegrennen. Hoe was je toen? A: Ik ben de Kruisweg afgerend, tot ik aankwam op de kruising met de Elkenraderweg.
Meteen op het moment dat ik midden op die kruising stond, kwam er een auto aan. Die auto kwam uit de richting van Elkenrade aanrijden.
A: Ik weet dat er een man als bestuurder in de auto zat. Ik vertelde hem het hele verhaal. Hij zei dat ik moest instappen. Ik ben rechts naast de man op de passagiersstoel gaan zitten. Hierop zijn we de Kruisweg opgereden in de richting van de Dikkebuiksweg.
V: Oké jullie reden op die Kruisweg, en toen?A: We kwamen [getuige 5] tegen. [getuige 5] liep al op die Kruisweg.
A: Voor mij is het volgende moment dat ik mij herinner, dat we naar het politiebureau
in Wijlre reden.
(pagina 8749) V: En [getuige 5] ? A: Hij is bij ons in de auto gestapt.
A: Ik weet dat we bij het politiebureau kwamen. Ik weet nog dat de politieagent ook
een baard had. Wij hebben samen met die politieagent gepraat in het politiebureau
in Wijlre. Ik weet nog dat [getuige 5] en ik even later met de agent in een politiebusje zijn
gaan rijden. We zijn gaan kijken of we de man nog konden vinden.
V: Wat gebeurde er nadat jullie een rondje in het politiebusje hadden gereden?A: We zijn teruggegaan naar het politiebureau. Daar hebben we nog even gepraat.
Daarna zijn we naar huis gebracht.
V: [getuige 4] , je hebt omschreven hoe de situatie was in 1984; over het weiland en de
appelboomgaard, in ieder geval de omgeving van de Kruisweg in Wijlre. Je kende dat gebied goed, omdat je daar woonde en speelde. Hoe was dat weiland?
A: Het was zeker een weiland waar [getuige 5] en ik aan het vliegeren waren. Er was
prikkeldraad omheen. Aan de kant van de Kruisweg lag die appelboomgaard met
die hoge haag eromheen. Ongeveer in het midden was een houten hek. Als je daar
doorheen liep, kwam je in de appelboomgaard. In die appelboomgaard stond een
schuur. Het was een laag, gesloten gebouwtje.
(pagina 8750) V: Wat heeft [getuige 5] jou verteld over wat er is gebeurd met de onbekende man?A: [getuige 5] heeft mij verteld dat die man in zijn broek heeft gegrepen en dat hij aan zijn
plasser heeft gevoeld, vastgepakt. Dat is wat ik weet.
39. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 november 2018, met bijlagen (map 22 van het digitale einddossier, pg. 8759-8770), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor getuige [getuige 5] , geboren op 31 december 1971:
(pagina 8759) Het verhoor wordt weergegeven in de vraag- en antwoordvorm: V: vraag/opmerking verbalisanten; A: antwoord/opmerking getuige [getuige 5] .
(pagina 8760) V: Wij werken in het rechercheteam dat onderzoek doet naar de dood van Nicky
Verstappen in 1998. Je wordt als getuige gehoord in dit onderzoek. Heb je vragen
vooraf?A: Nee. Het ging mij erom wat ik kan doen om te helpen. Je schrikt als je dat
krantenartikel ziet. Ik zag het krantenartikel en dacht: “Dat zou ik nog wel eens
kunnen zijn geweest”. Ik heb dat artikel destijds in 1984 ook gezien.
V: Welk krantenartikel bedoel je? A: Er stond op een gegeven moment in een artikel van L1 een verwijzing naar een
ander artikel; daar wordt verwezen naar twee jongens uit Wijlre. Op basis daarvan
ben ik gaan terugrekenen. Op basis daarvan heeft mijn vrouw naar jullie gebeld. Ik
wilde ook eerst met [getuige 4] erover praten.
V: Wanneer zag je dat artikel?A: Vlak na zijn aanhouding.
V: Wie zijn aanhouding?A: Van [verdachte] .
V: Hoelang geleden was het; wel dit jaar (het hof begrijpt: 2018)?A: Ja.
V: Zou het augustus kunnen zijn geweest? Toen jouw vrouw [vrouw van getuige 5] de politie belde?A: Ja.
V: [vrouw van getuige 5] zei dat het over [verdachte] ging. Hoe weet je dat het de man is uit 1984?A: Ik gaf destijds een redelijk goede beschrijving van de verdachte op het moment dat
ik in 1984 aangifte deed. Ik deed aangifte bij de politie op de Parallelweg in Wijlre.
Ik was toen samen met mijn [vader getuige 5] . Op basis van dat krantenartikel ben ik
gaan terugrekenen en omdat [getuige 4] hem herkende, wist ik dat het dezelfde man is.
V: Vertel eens alles van wat er in 1984 gebeurde? A: [getuige 4] en ik wilden een activiteit gaan ondernemen. We wilden gaan vliegeren.
[getuige 4] zijn moeder zette ons af op de landweg in de buurt van de Elkenraderweg.
Op een gegeven moment kwam een man uit de mais (het hof begrijpt: het maïsveld)
aanlopen.
V: Waar zette [getuige 4] zijn moeder jullie af? A: Op de Kruisweg.
(pagina 8761) V: Hoe oud was je in 1984? A: 12 jaar.
V: In welke periode van 1984 was het?A: Ik meen dat het in de zomervakantie was.
V: Waar deden jullie vliegeren? A: Op de Kruisweg. Het is een veldweg, een weg van zand/modder met een groene
strook in het midden.
V: En wat gebeurde er toen?A: Plotseling kwam er een man uit het maïsveld.
V: Waar is het maïsveld? A: Op de helft van de Kruisweg naar de Elkenraderweg.
A: Hij stond plotseling achter ons. Hij greep ons ook van achteren.
V: Hoe deed hij dat? A: Hij pakte [getuige 4] en mij bij de mond vast. De man stond achter ons en had beide
armen om ons heen, waarbij hij zijn handen op onze mond hield. Hij riep toen dat
hij onze plasser wilde zien. Dan probeer je tegen te stribbelen. [getuige 4] is toen weg kunnen rennen om hulp te roepen. Hij heeft toen op de weg een auto aangehouden.
V: Waar rende [getuige 4] naartoe? A: Naar de kant van de Elkenraderweg. Wij probeerden beiden los te komen. [getuige 4]
lukte het, mij niet.
(pagina 8762) A: Ik riep echt om hulp.
Vervolgens heeft die man mij gegrepen. Hij is toen met zijn hand in mijn broek
gegaan.
V: Toen die man met zijn hand in jouw broek ging. Waar was hij? A: Het moet van achteren zijn geweest, want hij deed zijn rechterhand vanaf achteren
voor in mijn broek.
V: Hij ging in jouw broek en wat raakte hij toen aan?A: Mijn plasser.
V: Hoe zat het met jouw onderbroek? A: Hij was met zijn blote hand op mijn blote plasser en heeft deze vastgehad.
(pagina 8763) V: Wat deed de man nadat hij zijn hand op jouw plasser had?A: Hij deed zijn hand uit mijn broek en liep weg in het maïsveld.
V: Waar was [getuige 4] toen? A: Ik liep verder naar de Elkenraderweg en toen bleek dat [getuige 4] daar een auto had
staande gehouden.
V: Wie zat er in de auto? A: Een man alleen.
(pagina 8764) V: Hoe zag die man (het hof begrijpt: de dader) eruit? A: Slank postuur, iets groter dan [getuige 4] en ik, nou ja een stuk groter.
V: Jullie hebben gezocht en toen?
A: Toen is er contact opgenomen met de politie. Ik weet niet meer of er dezelfde dag of
de dag erna aangifte is gedaan, maar er is wel contact dezelfde dag geweest. We zijn naar het politiebureau in Wijlre gegaan.
(pagina 8765) V: [getuige 4] verklaarde dat de man plotseling achter jullie stond, de handen voor jullie
mond hield en jullie voorover duwde, zodat jullie op jullie buik op de grond
kwamen te liggen. A: Nu ik het hoor, kan ik mij die val wel herinneren.
(pagina 8766) V: Weet je nog wat na het vallen gebeurde? A: Wij zijn inderdaad overeind gekomen. Volgens mij is [getuige 4] toen weg kunnen
komen en ik niet.
V: Hoe groot was die man ten opzichte van jullie?A: Ruim anderhalve kop groter.
V: Hoe heb je met [getuige 4] contact opgenomen? A: Via de app op 28 augustus (het hof begrijpt: 2018) of we zo snel mogelijk met
elkaar contact konden hebben.
V: Hoe reageerde hij?A: Een dag later schreef [getuige 4] dat het over “die en die man ging, klopt dat?”. [getuige 4]
vroeg via de app hoe ik wist dat het [verdachte] betrof. Ik zei: “via het krantenartikel dat
ik op de website van 1Limburg had gezien”. [getuige 4] zei dat hij [verdachte] herkende
vanaf de foto.
(pagina 8767) V: [getuige 4] zei tegen jou dat hij [verdachte] herkende. Hoe is dit voor jou?A: Op grond van het krantenartikel en wat [getuige 4] zei, kan het bijna niet anders dan dat
hij het is.
V: Wat deed het met jou toen je de foto van [verdachte] zag?A: Ik zag de foto op internet. Die foto heeft mij wel aan het denken gezet, dat hij het
weleens had kunnen zijn geweest. [getuige 4] bevestigde dat die man het was.
40. Het proces-verbaal van bevindingen 7e verhoor [verdachte] d.d. 14 september 2018 (map 8 van het digitale einddossier, pg. 2507-2513), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 20] :
(pagina 2510) Aan [verdachte] werd een kaart van de Brunssummerheide getoond en gevraagd of hij het gebied kende, waarop [verdachte] “Ja” antwoordde.
41. Het proces-verbaal van bevindingen 11e verhoor [verdachte] op 9 november 2018, d.d. 13 november 2018 (map 9 van het digitale einddossier, pg. 2742-2756), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 21] :
(pagina 2754) Zaak 1998 Nicky Verstappen Zover nu bekend is, kende Nicky [verdachte] niet en kende hij Nicky niet. Het rechercheteam had dit onderzocht en hijzelf verklaarde er niet over.
42. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 november 2019, voor zover inhoudende:
(pagina 8) Ik heb al in het begin aangegeven dat ik Nicky (het hof begrijpt: Verstappen) niet ken.
Bewijsmiddelen ter zake van feit 4
43. Het proces-verbaal bevindingen inbeslagneming gegevensdragers d.d. 7 mei 2018 met proces-verbaalnummer 201477898 (map 26 van het digitale einddossier, pg. 10.488-10.489), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 6] :
(pagina 488) Op woensdag 18 april 2018 heeft [betrokkene 1] , in het kader van de vermissing van [verdachte] , een drietal harde schijven overhandigd gekregen van [zus van de verdachte 1] (zus van [verdachte] ). Bij het bekijken van deze harde schijven ontdekte [betrokkene 1] veel kinderfoto’s. [betrokkene 1] wilde vervolgens van de harde schijven af en wilde deze overhandigen aan de politie. Daarnaast heeft [betrokkene 1] , in het kader van de vermissing van [verdachte] , vanuit het chalet in de Vogezen, een desktop meegenomen, welke eigendom is van de Stichting, die de verhuur van het chalet beheert. Van deze stichting is [betrokkene 1] de voorzitter en [verdachte] de penningmeester.
In overleg met de zaaksofficieren van justitie [zaaksofficier van justitie 1] en [zaakofficier van justitie 2] werd, in het kader van het TGO Hei, besloten om de hieronder genoemde gegevensdragers in beslag te nemen.
Naar aanleiding van bovenstaande werd op vrijdag 20 april 2018, omstreeks 14.30 uur, op het [adres bedrijf betrokkene 1] de navolgende goederen, uit handen van [betrokkene 1] , inbeslaggenomen:
? Zwarte desktop, merk Packard Bell, type Imedia S3800, serienummer 00414874727, voorzien van SIN AAFF9235NL.
44. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2018 met proces-verbaalnummer 866 (map 26 van het digitale einddossier, pg. 10.909-10.910), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] :
(pagina 909) In het digitaal beslag afkomstig van goed met SIN AAFF9235NL, zijnde de Packard Bell PC, aangetroffen in het chalet in Frankrijk, hebben wij, verbalisanten, digitaal onderzoek verricht. [verbalisant 23] zag een bestand staan genaamd "URL.db". Wij, verbalisanten, zagen dat dit een database bestand was welke over URL's beschikte inclusief tijdstempels. Deze file wordt door Avast Antivirus gebruikt om alle links naar gedownloade bestanden in op te slaan om te gebruiken voor het scannen naar mogelijke virussen. Het volledige pad waar dit bestand aangetroffen was, is: IMAGE.E01\Partition2\NONAME[NTFS]\[root] \ProgramData\AVAST Software\Avast\URL.db.
Ik, [verbalisant 22] , zag dat het om URL's naar webbronnen en locale bronnen ging over de tijdsduur vanaf 28-04-2016 18:16:51 (UMT+2) t/m 15-04-2018 om 21:33:21 (UMT+2). Ik zag dat de laatste URL’s waren bezocht op 26-10-2017 om 07:11:04 (UTC+0). Ik zag dat er 3 records waren op 15-04-2018 met als laatste tijdstempel 19:32:00 (UTC+0) met een verwijzing naar het bestand "rcsetup153.exe". Dit wijst op een mogelijk installatiebestand van Recuva, een programma om gewiste gegevens te herstellen.
Ik, [verbalisant 22] , zag dat de database bestond uit 2 tabellen genaamd "Paths" en "URLs", met in totaal 1.165.772 URL's in de URLs-tabel. Ik, [verbalisant 22] , heb met een eigen gemaakt script een korte analyse uitgevoerd op dit bestand en heb een lijst gegenereerd met unieke URL's met een teller hoe vaak de domeinnaam voorkomt in de tabel "URLs".
45. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2016 met proces-verbaalnummer 870 (map 26 van het digitale einddossier, pg. 10.936), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 22] :
Het bestand "URLs.db", afkomstig uit het digitaal beslag zoals beschreven in proces-verbaal 866, heb ik verder onderzocht. Ik zag dat er in de tabel "URLs" 1.165.772 URL's waren opgeslagen met het daarbij horende tijdstempel in UNIX Epoch.
Ik zag dat er veel URL's waren die uit pornografische woorden bestonden. Ik zag ook dat er veel URL’s waren die bestonden uit willekeurige tekens waardoor ik hier, door alleen naar de URL te kijken, geen betekenis aan kon geven.
Om inzicht te krijgen in de data die allemaal door het desbetreffende computersysteem zijn gedownload, heb ik alle URL's uit de tabel "URLs" in de file "URLs.db" die beginnen met "http" of "https" en eindigen op ".jpg", ",jpeg" en ".png" in een aparte CSV file weggeschreven. Op deze manier blijft er een lijst over met enkel afbeeldingen van de eerder genoemde 3 bestandsformaten.
Ik zag dat de output hiervan een lijst opleverde van in totaal 697.121 URL's naar afbeeldingen.
Hierop heb ik een stukje software geschreven die de output met de 697.121 URL's inleest en elke afbeelding downloadt naar de lokale opslag. Deze software, samen met de output met de 697.121 URL's, heb ik overhandigd aan mijn collega [verbalisant 23] voor nader onderzoek.
46. Het proces-verbaal Downloaden URL d.d. 13 september 2018 met proces-verbaalnummer 20180913.11.00, met bijlage (map 24 van het digitale einddossier, pg. 9518-9520), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 23] :
(pagina 9518) Naar aanleiding van de aangetroffen URL's in de database van Avast, ontving ik van collega [verbalisant 22] een script met bijbehorend csv bestand waarin de URL's uit de database waren opgenomen. In overleg met de officier van justitie werd dit script gebruikt om de foto's te downloaden.
Voor bijzonderheden met betrekking tot het aantreffen van de URL's, zie proces-verbaal 866. Voor bijzonderheden met betrekking tot de software, zie proces-verbaal 870.
Er was een vermoeden dat er mogelijk kinderporno in de te downloaden links aanwezig was. Om te voorkomen dat andere systemen werden bevuild, richtte ik een Virtual Machine in. Tevens werd door het inrichten van deze Virtual Machine voorkomen dat er andere bestanden dan de gedownloade foto's op het systeem kwamen.
De gegevens werden opgeslagen op een externe harde schijf. Deze was voor ingebruikname door mij volledig gewist en overschreven. Dit om te voorkomen dat er andere bestanden dan de gedownloade foto's op de externe harde schijf voorkomen.
Om inzichtelijk te krijgen of de gedownloade foto's kinderporno betroffen, maakte ik samen met collega [verbalisant 22] een handmatige selectie uit de eerste gedownloade foto's. Dit betroffen 170 pornografische foto's. Ik had het vermoeden dat jongens en meisjes op deze foto's nog geen 18 jaar oud waren.
Deze foto's overhandigde ik aan het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme, met als doel vast te stellen of het hier om kinderporno ging.
47. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek pornografische afbeeldingen d.d. 11 september 2018 met proces-verbaalnummer 2018-01 (map 28 van het digitale einddossier, pg. 11.790), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 24] :
Ik, [verbalisant 24] , werkzaam bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van politie eenheid Limburg, kinderpornorechercheur en gecertificeerd voor beoordelen beeldmateriaal kinderporno, verklaar het volgende:
Op 11 september 2018 kreeg ik, verbalisant, het verzoek om ten behoeve van TGO Hei een digitaal gegevensbestand, bestaande uit pornografische afbeeldingen, te beoordelen op de aanwezigheid van mogelijk kinderpornografisch beeldmateriaal. Het digitaal gegevensbestand had de bestandsnaam '192.168.4.33' en in totaal werden er 169 pornografische afbeeldingen (foto's) (het hof begrijpt steeds: te relateren aan de in het vorige bewijsmiddel genoemde 170 pornografische afbeeldingen) aangetroffen in dit bestand. Ik, verbalisant, heb vervolgens op 11 september 2018 onderzoek verricht naar deze afbeeldingen en deed daarbij de volgende bevindingen.
Het overgrote deel van de 169 afbeeldingen betroffen pornografische foto's van tienerjongens, variërend in de leeftijd van ongeveer 14 tot en met 19 jaar oud. Op deze foto's waren veelal seksuele handelingen te zien door of tussen deze jongens, bestaande uit penetratie, orale seks en/of het vasthouden van de penis. Daarnaast betrof een deel van de afbeeldingen erotische poseerfoto’s van tienerjongens. Op een klein deel van de pornografische afbeeldingen, ongeveer 16 van de 169 foto's, waren ook tienermeisjes te zien die dan veelal betrokken waren bij seksuele handelingen bestaande uit penetratie door het vasthouden/likken van de penis.
Omdat het gezien de leeftijdscategorie in kwestie in veel gevallen lastig was om de meerderjarigheid dan wel minderjarigheid van de tienerjongens en meisjes te bepalen, mede doordat in sommige gevallen de daarvoor geschikte lichaamskenmerken niet zichtbaar waren dan wel de resolutiekwaliteit van sommige foto’s dusdanig slecht was, heb ik, verbalisant, uiteindelijk 6 van de 169 afbeeldingen als kinderpornografisch geclassificeerd. De bevindingen omtrent deze kinderpornografische afbeeldingen zullen op een later moment in een beschrijvingsproces-verbaal nader worden verwoord (het hof begrijpt: het hierna weer te geven proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 18 november 2018 met proces-verbaalnummer 2018-03).
48. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek kinderpornografische afbeeldingen d.d. 14 september 2018 met proces-verbaalnummer 2018-02 (map 28 van het digitale einddossier, pg. 11.791-11.792), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 24] :
(pagina 11.791) Ik, [verbalisant 24] , werkzaam bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van politie eenheid Limburg, kinderpornorechercheur en gecertificeerd voor beoordelen beeldmateriaal kinderporno, verklaar het volgende:
Op 12 september 2018 kreeg het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van politie eenheid Limburg een achttal digitale gegevensbestanden aangeleverd, bestaande uit een wisselende hoeveelheid afbeeldingen. Deze bestanden, afkomstig uit het onderzoek TGO Hei, werden door het Team Digitale Opsporing van politie eenheid Limburg aangeleverd. Het verzoek hierbij was om de aangeleverde bestanden te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van kinderpornografie en tevens een beeld te schetsen van de collectie afbeeldingen. Het aantal afbeeldingen in de acht aangeleverde bestanden betrof in totaal ongeveer 166.000. In totaal werden er ongeveer 99.000 afbeeldingen onderzocht en beoordeeld. De hieronder vermelde bevindingen betreffen dus de voorlopige onderzoeksresultaten. Op een later moment zullen de volledige bevindingen aangaande dit onderzoek worden vermeld in een uitgebreid beschrijvingsproces-verbaal (het hof begrijpt: het hierna weer te geven proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 18 november 2018 met proces-verbaalnummer 2018-03).
Kinderpornografie
Van de 99.000 afbeeldingen werden er door mij, verbalisant, 87 als kinderpornografisch beoordeeld. Het overgrote deel van deze 87 afbeeldingen betroffen pornografische foto’s van minderjarige tienerjongens. Een deel daarvan bestond uit (erotische) poseerfoto’s en daarnaast waren er veelal seksuele handelingen te zien, uitgevoerd door of tussen deze tienerjongens onderling. Deze handelingen bestonden dan veelal uit het vasthouden van de penis of er was sprake van penetratie door de penis. Naast deze kinderpornografische afbeeldingen van jongens, werden er ongeveer een tiental afbeeldingen aangetroffen waarop een minderjarig tienermeisje was te zien. Dit betroffen dan veelal erotische poseerfoto’s en op een aantal foto’s waren seksuele handelingen te zien, bestaande uit penetratie door de penis of het vasthouden van de penis.
Beeld collectie
Het merendeel van de 99.000 onderzochte afbeeldingen betrof pornografisch beeldmateriaal.
(pagina 11.792) Naast de pornografische afbeeldingen werd er in de collectie een groot aantal afbeeldingen aangetroffen waarvan uit de bestandsnaam bleek dat deze vermoedelijk van de internetsite [website] afkomstig waren. Een voorbeeld hiervan: [website] . Op deze afbeeldingen waren met name jongens te zien, voornamelijk in een leeftijd van ongeveer 12 jaar oud en jonger. Deze jongens waren veelal gefotografeerd in een natuurlijke omgeving waarbij regelmatig sprake was van een ontbloot bovenlichaam
Opmerking verbalisant:
[website] betreft een website welke bedoeld is voor het delen van beeldmateriaal. Ambtshalve is bekend dat op deze site ook pornografisch beeldmateriaal wordt gedeeld en dat een gedeelte hiervan kinderpornografisch van aard is. Tevens worden er veel afbeeldingen gedeeld die door mensen met bepaalde voorkeuren interessant worden gevonden, maar die niet kinderpornografisch van aard zijn, zoals kinderen in badkleding of op andere wijze poserend in doorgaans een natuurlijke setting. De inhoud van deze site is toegankelijk voor eenieder, soms na aanmelden en/of opvragen van een wachtwoord bij degene die de inhoud heeft geplaatst.
Tot slot werden er in de collectie veel afbeeldingen aangetroffen die betrekking hadden op de natuur. Zo werden er met name veel afbeeldingen van landkaarten aangetroffen en ook diverse foto’s van bijvoorbeeld paddenstoelen, planten of andere zaken met betrekking tot de natuur.
49. Het proces-verbaal van bevindingen zoektermen internethistorie d.d. 14 september 2018 met proces-verbaalnummer 892 (map 26 van het digitale einddossier, pg. 10.938-10.939), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 22] :
(pagina 938) In het veiliggesteld bestand "URLs.db", zoals omschreven in proces-verbaal 866, heb ik nader onderzoek verricht. Ik heb hier gekeken naar zoektermen die gebruikt zijn in de loop van de tijd, enopvallende websites en/of benamingen.
Ik heb de filter "%q=%" op de kolom "URL" in de tabel "URLs" toegepast. Door deze filter te plaatsen komen alle records waarin de tekens "q=" in voorkomen terug als hit. Ik zag dat hierdoor in totaal 6088 records overbleven. Door deze records ben ik handmatig gaan kijken naar opmerkelijke, vooral erotisch getinte zoektermen. Ik zag dat er veel zoektermen aanwezig waren als "young", "very young boys forced", "oldyoung", "toyboy", "teen" en "toy boy".
Ik heb ook filters toegepast met de volgende termen: "8yo", "9yo", "10yo", "11yo", "12yo", "13yo", "14yo", "15yo", "16yo", "17yo". "yo" is een afkorting die vaak wordt gebruikt op erotische websites en staat voor "year old". Ik zag dat er een zoekterm was met "11yo boy". Ik zag ook een URL met een link naar de website " [website] " met een verwijzing naar de gebruiker met de gebruikersnaam "fappingboy13yo".
Toen ik verder door de lijst aan het kijken was, zag ik ook een URL met de zoekterm "videos gay tiener jongens neuken 14 15 16 jaar" erin.
Ik heb de 1.165.772 records ook gefilterd met bepaalde woorden. Ik zag het volgende:
Gebruikte woord als filter
Aantal records
%girl%
5.214
%boy%
113.117
%gay%
75.168
%straight%
540
%child%
1.084
%adult%
772
Het aantal records geeft wederom het aantal URL's en/of paden weer waar het gebruikte filterwoord
in voorkomt.
50. Het rapport analyse url's computer [verdachte] d.d. 19 november 2018 met documentcode 19112018-1040 (map 26 van het digitale einddossier, pg. 10.902-10.906), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur] :
(pagina 10.902) Door [zus van de verdachte 1] , zijnde de zus van [verdachte] , werd verklaard dat [roepnaam verdachte] de beschikking had over een computer en hij deze meenam toen hij medio september 2017 naar Frankrijk verhuisde. [roepnaam verdachte] woonde tot de verhuizing in de woning aan [voormalig adres van de verdachte] , alwaar hij verbleef samen met zijn [moeder verdachte] .
[verdachte] verbleef tot zijn vermissing (eind februari 2018) in het chalet [naam chalet] gelegen in de Vogezen te Frankrijk. Na zijn vermissing werd er door onder andere betrokkene [betrokkene 1] een zoektocht verricht naar de mogelijke verblijfplaats van [verdachte] . [betrokkene 1] heeft om deze reden in het weekend van 13 april 2018 de computer van [verdachte] vanuit het chalet in Frankrijk meegenomen naar zijn eigen woning in [woonplaats betrokkene 1] . Betreffende computer werd later op 20 april 2018 door [verbalisant 6] inbeslaggenomen, zodat deze digitaal kon worden onderzocht.
Aan de inbeslaggenomen computer, zijnde een desktop Packard Bell, werd digitaal onderzoek verricht. Voor deze analyse heb ik onder andere gebruikgemaakt van het in de desktop veiliggestelde bestand "URLs.db", zoals omschreven in proces-verbaal 866 van [verbalisant 22] .
Ik, rapporteur, heb de lijst url's bekeken met als doel vast te kunnen stellen wie de hoofdgebruiker was van de inbeslaggenomen desktop computer.
Flixbus
Tijdens het onderzoek naar [verdachte] werd bekend dat hij voor reizen vaak gebruikmaakte van de busorganisatie Flixbus. Bij dit bedrijf werd navraag gedaan naar bij hen bekende boekingen ten name van [verdachte] .
(pagina 10.903) Op 12 juli 2018 werd een overzicht verstrekt met daarin de bij Flixbus bekende gegevens. Hieruit blijkt dat in 2017 diverse busreizen werden geboekt ten name van [verdachte] . Om meer inzicht te krijgen in wie de gebruiker was van de genoemde desktop heb ik onder andere de lijst met url's bekeken in de periodes waarin [verdachte] volgens de informatie van Flixbus op reis zou moeten zijn.
Hierbij ben ik ervan uitgegaan dat [verdachte] deze reizen ook daadwerkelijk heeft afgelegd. Flixbus reis 1: Vertrek 07-06-2017 18:50 uur in Maastricht - Aankomst 08-06-2017 16:00 uur in Krakow Vertrek 01-08-2017 14:50 uur in Krakow - Aankomst 02-08-2017 12:10 uur in Maastricht
Tot 07-06-2017 12:50 uur is normale activiteit zichtbaar welke te herleiden is naar [verdachte] , onder andere bezoek aan de site van Bushcraft Germany. Hierna is tot 10-06-2017 geen activiteit zichtbaar. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] een fanatieke bushcrafter is en een persoonlijke inlog heeft voor de website/het forum van Bushcraft Germany.
Van 10-06-2017 08:55 uur tot 12-06-2017 15:47 uur is zichtbaar dat de computer voor korte tijd actief wordt op internet. Hierbij wordt onder andere de site vakantieveilingen bezocht en wordt er gezocht op treinkaartjes Heerlen- [woonplaats zus van de verdachte 1] . Uit de gegevens van Flixbus blijkt dat [verdachte] op dit moment op reis zou moeten zijn. Een mogelijke verklaring hiervoor is het volgende. Op 10 juli 2018 werd de mobiele telefoon van [zus van de verdachte 1] , zijnde de zus van [verdachte] , veiliggesteld en werd van de gegevens een extractie gemaakt. Uit het WhatsApp-verkeer van 11-06-2017 aangetroffen op deze telefoon, kan worden opgemaakt dat [zus van de verdachte 1] op deze datum al 2,5 week in Limburg is vanwege de gezondheidstoestand van haar moeder. Het is niet ondenkbaar dat [zus van de verdachte 2] (het hof begrijpt: [zus van de verdachte 1]) [verdachte] tijdens het verblijf bij haar moeder heeft gebruikgemaakt van de computer van [verdachte] . [zus van de verdachte 1] is overigens woonachtig in [woonplaats zus van de verdachte 1] . Dit komt overeen met de gezochte treinkaartjes.
Tussen 12-06-2017 15:47 uur en 27-07-2017 19:47 uur, geen activiteit.
Van 27-07-2017 19:47 tot 29-07-2017 09:12 uur wordt wederom kortstondig gebruikgemaakt van het internet. Te zien is dat er onder andere werd gezocht op de Amstel Gold race lus. Er zijn in ieder geval geen url's zichtbaar die doorgaans worden bekeken (bushcraft, geocache, scouting etc.) Een mogelijke verklaring hiervoor is het volgende. Op 25-09-2018 werd tijdens een buurtonderzoek [buurvrouw] verhoord, zijnde de voormalige buurvrouw van [verdachte] . Zij toonde tijdens dit verhoor de chatgesprekken tussen [zus van de verdachte 1] en haarzelf. Uit deze chatgesprekken blijkt dat de buurvrouw [buurvrouw] op 27-07-2017 aan [zus van de verdachte 1] vraagt of ze thuis is bij mam. [zus van de verdachte 1] reageert dat [voornaam] en [voornaam] dit zijn en dat zij tot zondag blijven en in de heuvels gaan fietsen. Aannemelijk is dus dat de toenmalige echtgenoot van [zus van de verdachte 1] , [toenmalige echtgenoot] , op 27-07-2017 aanwezig was in de woning van [verdachte] . Het is waarschijnlijk dat hij toen gebruik heeft gemaakt van de computer van [verdachte] .
Vanaf 02-08-2017 14:22 uur is er weer "normaal" computergebruik welke past bij de aanwezigheid van [verdachte] (bezoek flixbussite, bushcraft forum etc). Dit pas bij de terugkomstdatum van de Flixbus, zijnde 01-08-2017 (het hof begrijpt: 02-08-2017).
(pagina 10.904)
Reis 2:
Vertrek 04-08-2017 08:40 uur in Maastricht - Aankomst 04-08-2017 18:25 uur in Strasbourg
Vertrek 30-08-2017 10:50 uur in Strasbourg - Aankomst 30-08-2017 20:00 uur in Maastricht
Tussen 04-08-2017 05:11 uur en 31-08-2017 08:44 uur is er geen enkele activiteit zichtbaar in het URL overzicht.
Reis 3:
Vertrek 05-10-2017 18:50 uur in Maastricht - Aankomst 06-10-2017 05:15 uur in Strasbourg
Vertrek 23-10-2017 10:50 uur in Strasbourg - Aankomst 23-10-2017 20:00 uur in Maastricht
Tussen 05-10-2017 13:22 uur en 20-10-2017 19:48 uur is er geen activiteit zichtbaar in het URL overzicht. Op 20-10-2017 vanaf 19:48 uur is er weer activiteit in de URL's. Er wordt onder andere gezocht op de site van de Franse telecom provider Orange. Tijdens het onderzoek is bekend geworden dat [verdachte] tijdens zijn verblijf in Frankrijk gebruikmaakte van een mobiele telefoon, merk Orange Hapi van de Franse provider Orange.
Tijdens het onderzoek naar [verdachte] is onder andere verhoord [getuige 6] . Zij verklaart dat [roepnaam verdachte] ergens in september 2017 ongeveer twee weken in het chalet [naam chalet] in de Vogezen heeft verbleven. Na dit verblijf zou [getuige 8] [verdachte] naar zijn woning hebben gebracht in Nederland. De woning zou toen al grotendeels leeg zijn en [verdachte] had aangegeven nog wat werkzaamheden in het huis te moeten verrichten. Aannemelijk is dat [verdachte] dankzij de lift van [getuige 6] de terugreis geboekt bij Flixbus niet heeft afgelegd. Dit zou kunnen betekenen dat hij al op 20 oktober 2017 terug was in Nederland in plaats van de geplande 23e oktober 2017. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom de computer eerder actief werd.
Kinderporno
Onderzoek aan het eerder genoemde URL bestand wees uit dat er zich tussen de opgeslagen URL's veel verwijzingen naar pornografisch materiaal bevonden. Zie hiervoor proces-verbaalnummer 892 en 870 van [verbalisant 22] . Een aantal afbeeldingen waar deze URL's naar verwezen, is bekeken door een kinderpornorechercheur van de politie eenheid Limburg. In eerste aanleg heeft de rechercheur zes afbeeldingen als kinderpornografisch geclassificeerd.
De URL's welke verwijzen naar de zes genoemde kinderpornografische afbeeldingen zijn alle te vinden in aaneengesloten reeksen URL's van pornosites. Te zien is dat er meestal voor een bepaalde tijdsbestek aaneengesloten naar pornografische sites werd gekeken. Ik, rapporteur, heb de URL activiteit bekeken welke voor en na het bekijken van porno plaatsvond.
Afbeelding KP 1 - url naam:
[afbeelding 1]
18-10-2016 22:18 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUr1=%2fplay
18-10-2016 22:26 uur: https://www.geocaching.com/account/logout
18-10-2016 22:27 uur: aanvang url's porno
18-10-2016 22:33 uur: [afbeelding 1]
18-10-2016 22:36 uur: einde (porno)URL's
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] een persoonlijk account heeft voor de site geocaching.
Afbeelding KP 2 - url naam:
[afbeelding 2]
20-11-2016 21:50 uur: https://www.scouting.nl
20-11-2016 22:34 uur: http://bushcraft-germany.com/index.php?login/
20-11-2016 23:16 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUrl=%2fplay
20-11-2016 23:44 uur: http://forum.bushcraftnederland.nl/
(pagina 10.905) 20-11-2016 23:53 uur: aanvang porno url's
21-11-2016 00:32 uur: [afbeelding 2]
21-11-2016 00:45 uur: einde porno url's
21-11-2016 03:02 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUrl=%2fplay
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] de afgelopen 30 jaar actief is geweest bij verschillende scoutingverenigingen in zowel Nederland als het buitenland.
Afbeelding KP 3 - url naam:
[afbeelding 3]
11-12-2016 18:04 uur: http://bushcraft-germany.com
11-12-2016 18:06 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUrl=%2fplay
11-12-2016 18:23 uur: aanvang porno url's
11-12-2016 19:06 uur: [afbeelding 3]
11-12-2016 19:36 uur: einde porno url's
11-12-2016 19:54 uur: https://filetransfer.zorgmail.nl/
11-12-2016 20:55 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUrl=%2fplay
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] diverse zaken met betrekking tot de zorg van zijn bejaarde moeder afhandelde.
Afbeelding KP 4 - url naam:
[afbeelding 4]
14-12-2016 22:32 uur: https://www.geocaching.com/account/login?returnUrl=%2fplay
14-12-2016 22:47 uur: http://bushcraft-germany.com/
15-12-2016 00:04 uur: aanvang porno url's
15-12-2016 00:30 uur: [afbeelding 4]
15-12-2016 00:40 uur: einde porno url's
Afbeelding KP 5 - url naam:
[afbeelding 5]
22-01-2017 23:15 uur: http://bushcraft-germany.com/
23-01-2017 00:12 uur: aanvang porno url's
23-01-2017 01:36 uur: [afbeelding 5]23-01-2017 01:56 uur: einde porno url's
Afbeelding KP 6 — url naam:
[afbeelding 6]
30-01-2017 21:40 uur: www.floravannederland.nl
30-01-2017 22:08 uur: https://login.scouting.nl/keepalive.php?entropy=871168141
30-01-2017 22:17 uur: aanvang porno url's 31-01-2017 01:57 uur: [afbeelding 6]
31-01-2017 02:13 uur: einde porno url's
Het is bekend geworden dat [verdachte] geïnteresseerd is in en veel kennis draagt over bloemen en planten.
Zoals reeds vastgelegd in proces-verbaal 892 van [verbalisant 22] , bevatten de aangetroffen URL's veel pornografisch materiaal. Uit deze URL's werden zoektermen gefilterd waaruit duidelijk de meest gezochte soort pornografie bleek. Tijdens het bekijken van de totale URL lijst, viel mij, rapporteur, op dat vanaf de start van de URL lijst op 28-04-2016 tot 22-05-2017 met regelmaat veelvuldig pornografische URL's te zien waren. Na 23-05-2017 zijn deze tot het eind van de lijst op 26-10-2017 niet meer te vinden.
(pagina 10.906)
Opmerkelijk in deze is dat er op 23 mei 2017 een persmoment heeft plaatsgevonden waarop het grootschalig DNA onderzoek in de zaak Nicky Verstappen werd aangekondigd.
De periode die de URL lijst bestrijkt loopt van 28-04-2016 tot en met 26-10-2017. Te zien is dat de gebruiker van de computer veelvuldig online was en vaak vele uren achter elkaar op internet surfte, vaak tot diep in de nacht. Het bekijken van de pornografische sites gebeurde vaak aaneengesloten en afwisselend met de genoemde sites van bushcraft, geocache, scouting etc.
Hieruit valt op te maken dat de gebruiker van de computer iemand was die in de woning verbleef waar de computer stond. Gelet op het feit dat [verdachte] in de woning woonde samen met zijn moeder die slechtziend was, en gelet op de affiniteit van [roepnaam verdachte] met bushcraften, geocache, scouting etc, is het aannemelijk dat [verdachte] de hoofdgebruiker was van de desktop waarop de URL's zijn aangetroffen.
51. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 juli 2018 (map 21 van het digitale einddossier, pg. 8368-8383), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor getuige [zus van de verdachte 2] :
(pagina 8369) Het verhoor werd opgenomen in de vraag- en antwoordvorm. V = Vraag of opmerking verbalisant.A = Antwoord of opmerking getuige.
(map 8372) V: Had [roepnaam verdachte] (het hof begrijpt hierna telkens: [verdachte]) altijd de beschikking
over een computer?A: Computer stond bij moeder thuis.
V: Wat kun je verklaren over [roepnaam verdachte] en computers?A: [roepnaam verdachte] zat altijd op de computer, was met foto’s bezig, scouting/bloemen/natuurfoto’s/ personen.
52. Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 18 november 2018 met proces-verbaalnummer 2018-03, met bijlagen (map 7 van de digitale map, pv stand van zaken (pg. 1885-1961), niet zijnde het digitale einddossier, pg. 1947-1961), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 25] en [verbalisant 24] :
(pagina 1947; pagina 1 van 12) Wij, verbalisanten, [verbalisant 24] , inspecteur van politie, en [verbalisant 25] , hoofdagent van politie, beiden werkzaam als kinderpornorechercheur en gecertificeerd voor het beoordelen van beeldmateriaal kinderporno, verklaren het volgende.
Aanleiding onderzoek
Op 11 september 2018 kreeg het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (TBKK) van politie eenheid Limburg het verzoek om ten behoeve van TGO Hei een hoeveelheid afbeeldingen te beoordelen op de mogelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal en tevens een beeld te schetsen van de totale collectie afbeeldingen. In het kader van dit verzoek kreeg het TBKK van het Team Digitale Opsporing (TDO) van politie eenheid Limburg een zeventiental digitale gegevensbestanden aangeleverd, afkomstig uit het onderzoek TGO Hei, bestaande uit een wisselende hoeveelheid afbeeldingen. Het totale aantal afbeeldingen van deze zeventien bestanden, binnen dit onderzoek 'threads' genoemd, betrof 294.839.
In het kader van TGO Hei heb ik, [verbalisant 24] , reeds eerder een tweetal processen-verbaal opgemaakt welke betrekking hebben op het beoordelen van kinderpornografisch beeldmateriaal, te weten proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018-01 en 2018-02.
(pagina 1948; pagina 2 van 12) Er werden van de zeventien threads een achttal threads deels geanalyseerd en beoordeeld
op de aanwezigheid van kinderpornografisch beeldmateriaal. De voorlopige resultaten die destijds in voornoemd proces-verbaal werden omschreven zijn nu wederom bekeken en meegenomen in dit definitieve beschrijvingsproces-verbaal, waarin het beeld van de totale collectie afbeeldingen van de zeventien threads zal worden beschreven.Beoordeling kinderpornografisch materiaal In de periode van 12 september 2018 tot en met 14 november 2018 hebben wij, verbalisanten, een nader onderzoek ingesteld naar de aangeleverde afbeeldingen. Alle 294.839 afbeeldingen betroffen foto’s.
Criteria kinderpornografisch materiaal
De beoordeling of een afbeelding al dan niet kinderpornografisch is, is door ons, verbalisanten, verricht met gebruikmaking van de criteria zoals opgenomen in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, de op dit punt geldende jurisprudentie en de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal, waarin deze criteria nader zijn uitgewerkt.
(pagina 1949; pagina 3 van 12) De bepaling van de kennelijke (zoals bedoeld in art. 240b Sr) leeftijden van de afgebeelde personen hebben wij, verbalisanten, gebaseerd op de algemeen bekende criteria en kenmerken betreffende lichaamskenmerken, lichamelijke ontwikkeling en ontwikkelingsstadia van uitwendige geslachtskenmerken.
Beschrijving van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal
Aantreffen kinderpornografisch materiaal
Alle aangeleverde threads zijn door verschillende teamleden van het TBKK visueel gecontroleerd op de mogelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Vervolgens hebben wij, verbalisanten,
vastgesteld dat er in totaal 392 afbeeldingen (foto's) voorkwamen die volgens de bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn.
Representatieve doorsnede (toonmap)
Uit de afbeeldingen verwerkt in een collectiescan, zijnde een inhoudelijke beoordeling van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal, heb ik, [verbalisant 25] , een representatieve doorsnede van 10 afbeeldingen samengesteld.
(pagina 1950; pagina 4 van 12)
Foto’s:
1.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Thread: nr. 4
Beschrijving:
Anale penetratie van het lichaam van een minderjarige door een minderjarige.
Op de afbeelding is een close-up te zien van een minderjarige jongen die anaal wordt geneukt door een minderjarige jongen. De eerste ligt op zijn rug op een wit doek met zwarte stippen lijkende op de vacht van een Dalmatiër.
Vergroting van de penis, eerst voornamelijk in de lengte. De balzak zakt uit. De donkere duidelijk gepigmenteerde en gekrulde beharing rond de basis van de penis is geblurd.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van deze jongens, beoordeel ik hun leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud.
Links onder aan de foto staat de tekst " [website] ". Bareback (Engels: naakte rug) is
seksuele penetratie zonder voorbehoedsmiddel. De term is afkomstig uit de paardensport, en staat daar
voor het berijden van een paard zonder zadel. Meestal verwijst de term naar anale seks, maar ook penetratie van de vagina zonder condoom tussen onbekende sekspartners kan men onder barebacking scharen. Bron Wikipedia.
2.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 2]
Thread: nr. 15
Beschrijving:
Vaginale penetratie van het lichaam van een minderjarige door een meerderjarige.
Op de afbeelding is een close-up te zien van een minderjarig meisje dat vaginaal wordt geneukt door een volwassen man. De eerste ligt op haar rug op een pistache groen hoeslaken.
Het is een prepuberaal meisje dat jonger is dan 12 jaar, in ieder geval jonger dan 18 jaar, en ontkleed op haar rug ligt. Het meisje heeft haar benen gespreid en opgetrokken.
De beharing van haar vagina is niet anders dan op de rest van het lichaam, bijna geen beharing. Gezien
de uiterlijke seksuele ontwikkeling van dit meisje, beoordeel ik haar leeftijd tussen de 10 en 12 jaar oud.
3.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 8]
Thread: nr. 15
Beschrijving:
Ontuchtige handeling. Het betasten c.q. aanraken van de in erectie zijnde penis van een minderjarige
jongen door een persoon met zijn vingers/hand.
De minderjarige jongen zit/ligt op een bed met een zwart hoeslaken en witte kussens. Hij heeft zijn
handen langs zijn lichaam, zijn penis in erectie en kijkt naar beneden. Rechts van hem is gedeeltelijk een persoon te zien die een zonnebril draagt. Deze persoon heeft met zijn linker hand de penis van de
minderjarige jongen vast.
Vergroting van de penis, eerst voornamelijk in de lengte. De balzak zakt uit. De donkere duidelijk
gepigmenteerde en gekrulde beharing rond de basis van de penis is geblurd.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van deze jongens, beoordeel ik hun leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
(pagina’s 1950-1951; pagina’s 4-5 van 12) 4.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 9]
Thread: nr. 2
Beschrijving:
Ontuchtige handeling. Het betasten c.q. aanraken van de vagina’s van drie naast elkaar liggende
minderjarige meisjes met hun vingers/hand. Het middelste meisje heeft haar rechter vingers/hand op de vagina van het rechtse meisje liggen. Met haar linker vingers/hand reikt zij naar de vagina van het linker meisje. Het linker meisje heeft haar linkerhand op haar eigen vagina liggen en haar rechter vingers/hand op de vagina van het middelste meisje. Het rechter meisje heeft haar linkerhand op het bovenbeen van het middelste meisje liggen.
De borsten van de meisjes hebben een toenemende vetafzetting. De tepelhof vormt bij 80% van de meisjes een secundaire verheffing boven het niveau van de borst en blijft soms in de volwassenheid bestaan.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van deze meisjes, beoordeel ik hun leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
(pagina 1951; pagina 5 van 12) 5.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 3]
Thread: nr. 8
Beschrijving:
De orale penetratie van het lichaam van een minderjarige door een minderjarige met de penis.
Op de afbeelding zijn twee minderjarige jongetjes te zien met een donkere duidelijk gepigmenteerde en gekrulde beharing rond de basis van de penis. Het jongetje dat op zijn rug ligt met zijn hoofd tegen een leuning, heeft de penis van de jongen die rechts van hem geknield zit in zijn mond. Hij pijpt dit jongetje waarvan alleen zijn onderlichaam te zien is. Het knielend jongetje houdt met zijn rechterhand de penis van het liggend jongetje in zijn hand.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van deze jongens, beoordeel ik hun leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
6.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 4]
Thread: nr. 8
Beschrijving:
De orale penetratie van het lichaam van een minderjarige door een meerderjarige met de penis.
Op de afbeelding is een minderjarig meisje te zien dat tussen de benen van een getinte,
volwassen man zit. Er is een verdere welving van de borsten en vergroting van de diameter van de tepelhof, de eerste duidelijke vrouwelijke vorm van de borsten van dit meisje zichtbaar.
Het meisje houdt met haar rechterhand de in erectie zijnde penis van de man vast en heeft het topje van de eikel van de penis tussen haar lippen. Het meisje pijpt de volwassen man.
Linksonder aan de foto staat de tekst " [website] ".
Het woord "libertin" kan verwijzen naar libertijn. Voor de libertijn telt alleen zijn eigen natuurlijk instinct en bestaat geen goed of kwaad. Een ware libertijn laat zijn vrijheid volgens hem niet beperken door wetten. Alleen de wetten van de natuur zijn volgens hem werkelijkheid. Bron Wikipedia.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van dit meisje, beoordeel ik haar leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
7.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 7]
Thread: nr. 2
Beschrijving:
Het geheel naakt poseren door een minderjarige met de nadruk op zijn in erectie zijnde geslachtsdeel.
Het betreft een uitsnede van de foto waarbij is ingezoomd op zijn penis. Op de foto wordt de suggestie gewekt dat hij zichzelf anaal penetreert met een paarse dildo. Ter hoogte van zijn anus is een dildo te zien welke rechtop staat en zich tussen zijn billen bevindt. Op zijn buik is een spoor van een op sperma gelijkende substantie zichtbaar.
Er is een vergroting in de lengte van de penis zichtbaar. Verdere groei van de ballen en de balzak die uitzakt.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van deze jongen, beoordeel ik zijn leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
(pagina 1952; pagina 6 van 12) 8.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 11]
Thread: nr. 3
Beschrijving:
Het gedeeltelijk naakt poseren door een minderjarige met de nadruk op zijn geslachtsdeel in een zwembroekje.
Op de afbeelding is een donkerblauwe stoffen achtergrond te zien (studiosetting) waar een licht getint jongetje in een lichtblauw zwembroekje voor staat. Het jongetje spreidt zijn armen en heeft deze gedeeltelijk omhoog gestoken. Het jongetje kijkt lachend in de camera. De focus van de foto is gericht op een verdikking in het zwembroekje waar het jongetje zijn penis zit.
Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van dit jongetje, beoordeel ik zijn leeftijd tussen de 10 en 12 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
9.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 5]
Thread: nr. 8
Beschrijving:
Ontuchtige handeling. Het betasten, aanraken en penetreren van de anus van een prepuberaal jongetje met een vinger.
Er is een close-up van de billen van een jongetje te zien met een gedeelte van zijn balzak. Een man heeft met zijn rechterhand het linker billetje van de jongen vast en heeft het topje van de linker wijsvinger in de anus.
Op de balzak is geen beharing zichtbaar en deze heeft de vorm als die van een klein kind.
Gezien de grootte van de hand schat ik de leeftijd van het jongetje tussen de 6 en 10 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
Rechtsonder in de foto staat de tekst " [website] " in spiegelschrift.
10.
Bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
Thread: nr. 2
Beschrijving:
Vaginale penetratie van het lichaam van een prepuberaal meisje door een meerderjarige.
Op de afbeelding is een geheel ontkleed prepuberaal meisje te zien dat op haar rug ligt met haar benen opgetrokken uit elkaar. Tussen haar benen in zit een geheel ontklede man. De man penetreert het meisje haar vagina met zijn penis. De volwassen man neukt het prepuberaal meisje. De man omklemt de borstjes van het meisje met zijn handen.
Het meisje heeft nog geen borstvorming en geen beharing in de schaamstreek. Gezien de uiterlijke seksuele ontwikkeling van dit meisje, beoordeel ik haar leeftijd tussen de 10 en 12 jaar oud, in ieder geval jonger dan 18 jaar.
Algemene beschrijvingen aangetroffen materiaal
Over de collectie (kinderpornografische) afbeeldingen merk ik, [verbalisant 24] , nog het volgende op.
Strafbare gedeelte
Het overgrote deel van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen heeft betrekking op jongens. Een gedeelte daarvan bestaat uit erotische poseerfoto's en daarnaast zijn er seksuele handelingen te zien, uitgevoerd door of tussen deze minderjarige jongens onderling. Met betrekking tot de seksuele handelingen zijn met name tienerjongens te zien in een leeftijdscategorie van ongeveer 13 tot en met 16 jaar oud. De poseerfoto's hebben deels ook betrekking op jongens van deze leeftijdscategorie, maar daarnaast zijn er ook verschillende foto's en fotoseries te zien waarop jongens in een leeftijdscategorie van ongeveer 10 tot en met 12 jaar oud staan afgebeeld. Daarbij is dan bijvoorbeeld sprake van een (deels) ontbloot lichaam een niet natuurlijke setting (fotostudio), erotische poses/houdingen en/of een focus die veelal ligt op de geslachtsdelen of billen van deze jongens.
(pagina 1953; pagina 7 van 12) Met betrekking tot de seksuele handelingen door en/of tussen de tienerjongens zijn bijvoorbeeld handelingen te zien die bestaan uit het vasthouden van de penis, het in de mond hebben of likken aan de penis en anale penetratie door de penis. Daarnaast zijn er enkele foto’s waarbij de focus ligt op de ejaculatie en er bijvoorbeeld een sperma-achtige substantie te zien is op het lichaam van de betreffende tienerjongen. Naast de seksuele handelingen en poseerfoto's zijn er ook verschillende foto’s te zien waarbij is ingezoomd op de penis en deze veelal in erecte toestand is afgebeeld. Verder zijn er nog een tweetal series als kinderpornografisch aangemerkt, waarbij sprake is van bondage. Daarop zijn deels
ontblote jongens te zien in een leeftijd van ongeveer 10 tot 14 jaar oud die, ogenschijnlijk spelenderwijs, bondage-achtige taferelen uitvoeren zoals het aan de polsen en enkels vastbinden op een bed of het met een touw omwikkelen/vastbinden van de armen en het bovenlijf.
Een gedeelte van de kinderpornografische foto's waarop minderjarige meisjes staan afgebeeld, bestaat uit erotische poseerfoto's van tienermeisjes in een leeftijdscategorie van ongeveer 13 tot en met 16 jaar oud. Daarnaast zijn er ook verschillende foto's waarop seksuele handelingen te zien zijn met betrekking tot meisjes uit deze leeftijdscategorie, bestaande uit bijvoorbeeld het likken of het in de mond hebben van de penis, penetratie van de vagina door de penis of waarbij met de vingers/hand de vagina wordt betast.
53. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 12 december 2018.
U vraagt mij naar feit 4 op de tenlastelegging. Dat kan ik beamen. Ik heb kinderporno gezien. Dat deed ik in Nederland, in Simpelveld, op mijn voormalig huisadres.
54. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 november 2021:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik bij vonnis waarvan beroep ter zake van – kort gezegd – het onder 4 tenlastegelegde gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderporno ben veroordeeld. Het onderzoek naar dat feit is voornamelijk opgenomen in de mappen 24, 26 en 28 van het digitale einddossier. In de Packard Bell PC is een digitaal onderzoek verricht, waarbij een bestand genaamd "URL.db" werd aangetroffen, welke file door Avast Antivirus wordt gebruikt om alle links naar gedownloade bestanden in op te slaan om te gebruiken voor het scannen naar mogelijke virussen. Bij het bekijken van de URL lijst bleek dat in de periode van 28 april 2016 tot (en met) 22 mei 2017 regelmatig op internet werd gezocht naar foto’s en/of video’s gericht op seksuele gedragingen met jongens, met gerichte zoektermen die daarop wijzen. Er bleken in totaal 392 afbeeldingen te voldoen aan de criteria van kinderporno, dat wil zeggen dat het afbeeldingen van seksuele gedragingen zijn, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar betrokken. In de tenlastelegging zijn de seksuele gedragingen verfeitelijkt en gerubriceerd onder vermelding van 10 foto’s. U, voorzitter, vermeldt nadrukkelijk dat er – zoals gezegd – meer dan 10 afbeeldingen zijn aangetroffen die aan de criteria voldoen, maar dat voor de overzichtelijkheid kennelijk slechts 10 afbeeldingen zijn opgenomen. U, voorzitter, houdt mij voor dat ik ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 12 december 2018 heb verklaard dat ik feit 4 op de tenlastelegging kan beamen (pagina 2 van het proces-verbaal van voormelde terechtzitting) en vraagt mij of ik op het voorgaande wens te reageren.
De computer is onderzocht, er zijn afbeeldingen gevonden en die hebben daarop gestaan. Dat is een feit. Het is geconstateerd dat het op de PC staat en dat het met downloaden is binnengekomen. Dat is uit de hand gelopen. U, voorzitter, vraagt mij of ik betwist dat er nog meer dan de 10 in de tenlastelegging beschreven afbeeldingen op de PC zijn terechtgekomen. Dat betwist ik niet. Ik ben op zoek geweest naar foto’s, afbeeldingen, waarvan ik kan leren hoe je beter foto’s kunt maken. Bij het downloaden zijn aan het begin foto’s meegekomen die ik niet had verwacht. De jongste raadsheer vraagt mij of ik daarna gericht ben gaan zoeken. Dat klopt. Op den duur is het uit de hand gelopen en dat heb ik geconstateerd.
U, voorzitter, houdt mij voor dat op 22 mei 2017 een stop plaatsvindt ten aanzien van het zoeken naar websites waarvan de kans op kinderporno aanmerkelijk toeneemt, gezien de zoektermen die worden gebruikt, en vraagt mij of ik daarvoor een verklaring heb. Ik heb gebroken met dat wat een gebruik was geworden.
Onderzoek van de zaak pg. 2
Vonnis waarvan beroep pg. 3
Partiële nietigheid van de dagvaarding van feit 4 pg. 3
(Niet-)ontvankelijkheid Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 4 pg. 5
Vrijspraak van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten pg. 11
Bewijsoverwegingen pg. 11