[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘doodslag’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte integraal zal vrijspreken.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 oktober 2010 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, geweld uitgeoefend op de hals van [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 oktober 2010 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte met dat opzet geweld uitgeoefend op de hals van [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 oktober 2010 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend geweld heeft uitgeoefend op de hals van [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het procesdossier stelt het hof vast dat op 11 oktober 2010 in de woning aan [voormalig woonadres] door brandweerlieden het levenloze lichaam van [slachtoffer] werd aangetroffen. De verdachte en [medeverdachte] , die destijds een relatie hadden, waren woonachtig in voornoemde woning. [medeverdachte] werd aanvankelijk als hoofdverdachte aangemerkt, nu zij op 2 december 2010 en vervolgens op 3 en 14 december 2010 ten overstaan van de politie op gedetailleerde wijze verklaarde dat zij [slachtoffer] om het leven had gebracht door middel van verwurging met een USB-kabel. De verdachte zou hierbij volgens [medeverdachte] niet aanwezig zijn geweest. Op 16 februari 2011, ter terechtzitting in eerste aanleg in de tegen haar lopende strafrechtelijke procedure, heeft [medeverdachte] haar bekennende verklaring ingetrokken.
Op 4 november 2011 is [medeverdachte] door de rechtbank Middelburg integraal vrijgesproken van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . Door de officier van justitie, die had gevorderd dat [medeverdachte] ter zake van moord zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Vervolgens heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 19 februari 2013, in weerwil van de door de advocaat-generaal gevorderde integrale vrijspraak, het vonnis van de rechtbank Middelburg vernietigd en [medeverdachte] ter zake van ‘doodslag’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Tegen dit arrest is namens [medeverdachte] cassatie ingesteld. Bij zijn arrest van 22 april 2014 heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag, welk hof bij arrest van 3 maart 2016 het vonnis van de rechtbank Middelburg heeft vernietigd en [medeverdachte] integraal heeft vrijgesproken. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof haar ter zake van ‘doodslag’ zou veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht.
Nadat [medeverdachte] onherroepelijk was vrijgesproken van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] , hebben de nabestaanden van [slachtoffer] op 28 april 2016 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch met het verzoek de vervolging van de verdachte [verdachte] te bevelen. Nadat door de advocaat-generaal nader onderzoek was verricht, zoals door het hof bepaald bij tussenbeschikking van 3 oktober 2016, heeft het hof bij beschikking van 27 november 2017 het beklag gegrond verklaard en de vervolging van de verdachte bevolen ter zake van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank Zeeland-West-Brabant ter zake van ‘doodslag’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren. De officier van justitie had bij die gelegenheid gerekwireerd tot integrale vrijspraak.
Het hof heeft, met de advocaat-generaal en de verdediging, gelet op de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet op basis van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof zal de verdachte mitsdien integraal vrijspreken.
Beslissing
BESLISSING
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. M.M. Koevoets en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Burgmeijer, griffier,
en op 9 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.