Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken belastingrecht

ECLI:NL:HR:2025:926

Op 13 June 2025 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 24/04042, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2025:926.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
24/04042
Datum uitspraak:
13 June 2025
Datum publicatie:
13 June 2025

Indicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/04042

Datum 13 juni 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEN HAAG

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 september 2024, nrs. BK-23/752 en BK-23/768, op het hoger beroep van belanghebbende en op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 23/89) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022.

1
Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. van der Weide, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

2
Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie). (Voetnoot 1)

3
Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

4
Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

ECLI:NL:HR:2025:661.