Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Cassatie Belastingrecht

18 maart 2022
ECLI:NL:HR:2022:379

Op 18 maart 2022 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 20/01121, bekend onder ECLI code ECLI:NL:HR:2022:379.

Soort procedure
Instantie
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
20/01121
Datum uitspraak
18 maart 2022
Datum gepubliceerd
17 maart 2022
Vindplaatsen
  • BNB 2022/73 met annotatie van A.J.H. VAN SUILEN
  • FED 2022/61 met annotatie van I.L.S. IJzerman
  • FutD 2022-0840 met annotatie van Fiscaal up to Dat
  • NLF 2022/0621 met annotatie van Nicoline Bergman
  • NTFR 2022/1207 met annotatie van Mr. V.S. Huygen v
  • Viditax (FutD), 18-3-2022
  • V-N 2022/14.14 met annotatie van Redactie
  • V-N Vandaag 2022/657
Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01121

Datum 18 maart 2022

ARREST

in de zaak van

[X]
te
[Z]
(hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 februari 2020, nrs. 17/00643 en 17/00644, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/3607 en BRE 16/8330) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2012 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1
Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A.W.L. van de Put, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door

[P]
, heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 25 november 2020 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie voor zover het betrekking heeft op de navorderingsaanslag over het jaar 2012, en ongegrondverklaring van het beroep in cassatie voor het overige.

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2
Uitgangspunten in cassatie
2.1

De partner van belanghebbende dreef sinds 2006 een onderneming (hierna: de onderneming). Voor de financiering van de onderneming zijn in 2008, 2009 en 2010 diverse leningen bij een bank aangegaan. De desbetreffende overeenkomsten zijn mede door belanghebbende als kredietnemer ondertekend. De zekerheid voor deze leningen bestaat onder meer uit een derde hypotheek op de woning van belanghebbende en zijn partner. De onderneming was vanaf 2009 verlieslijdend. Op 16 april 2013 is het faillissement van de partner uitgesproken en is de onderneming beëindigd.

2.2

In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2012 (hierna: de aangifte IB 2012) heeft belanghebbende een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 26.649 vermeld.

2.3

In zijn aangifte voor de IB/PVV voor het jaar 2013 (hierna: de aangifte IB 2013) heeft belanghebbende een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 60.478 vermeld.

2.4

De aangifte IB 2012 is op 7 mei 2013 ingediend. In het door de Belastingdienst gebruikte geautomatiseerde systeem voor controle van aangiften IB/PVV waren toen onder meer de volgende twee zogenoemde uitworpredenen ingesteld, te weten “hoog negatief saldo TBS vermogensbestanddelen” en “beoordeel hoog TBS-verlies”. De eerstbedoelde uitworpreden is door de Belastingdienst op 29 januari 2014 voor alle aangiften uitgezet, en de andere genoemde uitworpreden is vanwege beperkt beschikbare controlecapaciteit voor een deel van de aangiften ook uitgezet. De aanslag IB/PVV van belanghebbende voor het jaar 2012 is daardoor zonder onderzoek overeenkomstig zijn aangifte vastgesteld.

2.5

Naar aanleiding van de aangifte IB 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 8 oktober 2015 vragen gesteld over het aangegeven negatieve resultaat uit overige werkzaamheden. Belanghebbende heeft bij brief van 18 november 2015 daarop geantwoord dat dit negatieve resultaat samenhangt met de betaling van de schulden van de onderneming, waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld.De Inspecteur heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat de hiervoor in 2.2 en in 2.3 bedoelde negatieve resultaten niet aftrekbaar zijn, omdat de daarmee gemoeide bedragen als een onzakelijke lening aan de partner van belanghebbende zijn te beschouwen. De informatie uit de brief van 18 november 2015 heeft hij aangemerkt als een zogenoemd nieuw feit als bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR. Op die gronden heeft hij de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 opgelegd. Daarnaast heeft hij bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 het in de aangifte voor dat jaar vermelde belastbare inkomen uit werk en woning gecorrigeerd.

3
Procedure voor het Hof
3.1

Voor het Hof was onder meer in geschil of de Inspecteur voor het jaar 2012 beschikt over een nieuw feit als bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR dat navordering rechtvaardigt.

3.2

Het Hof heeft overwogen dat een inspecteur geen ambtelijk verzuim begaat indien hij bij de beoordeling van de aangiften over informatie beschikte die hem bij een behoorlijke vervulling van zijn aanslagregelende taak redelijkerwijs ertoe zou hebben moeten brengen daarover nadere vragen te stellen maar hij toch de aanslagen conform de aangiften oplegt, als die informatie ook de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid openlaat dat de aangiften juist zijn. Naar het oordeel van het Hof is in de aangifte IB 2012, die er overigens verzorgd uitziet en door een fiscaal deskundige is ingediend, weliswaar een (hoog) negatief resultaat uit overige werkzaamheden vermeld, maar kan de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de aangifte wat dit aspect betreft (toch) juist kan zijn, niet worden uitgesloten. De omstandigheid dat de Inspecteur ondanks de uitworpredenen de aanslag IB/PVV 2012 geautomatiseerd heeft afgedaan, doet hieraan niet af, omdat ook dan geldt dat de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de aangifte ten aanzien van het (hoge) negatieve resultaat uit overige werkzaamheden juist is, aldus het Hof.

4
Beoordeling van de middelen
4.1

Middel 1 richt zich tegen de hiervoor in 3.2 weergegeven oordelen van het Hof. Het middel betoogt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:797 (hierna: het arrest van 15 juni 2018), volgt dat het niet beoordelen van de aangifte IB 2012 meebrengt dat niet een nieuw feit als bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR kan worden aangenomen.

4.2.1

De inspecteur mag bij het vaststellen van de aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die de belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Tot nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot nader onderzoek gehouden indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Voor dergelijke twijfel is geen aanleiding indien de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn.

4.2.2

De hiervoor in 4.2.1 weergegeven uitgangspunten gelden ongeacht of de aangifte op grond van vooraf vastgestelde criteria (‘uitworpredenen’) in aanmerking komt voor nader onderzoek, en ook ongeacht of dat nadere onderzoek van de aangifte plaatsvindt.Het arrest van 15 juni 2018 doet hieraan niet af. Uit dat arrest valt niet als algemene regel af te leiden dat de inspecteur bij een behoorlijke taakuitoefening nader onderzoek behoort in te stellen na uitworp van de aangifte op welke grond dan ook.

4.2.3

Met zijn hiervoor in 3.2 weergegeven oordelen heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat ook indien de aangifte IB 2012 op grond van de hiervoor in 2.4 genoemde uitworpredenen zou zijn uitgeworpen en de Inspecteur daarvan met een normale zorgvuldigheid kennis had genomen, er voor hem in redelijkheid geen reden was te twijfelen aan de juistheid van het in die aangifte opgenomen negatieve resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de aangifte IB 2012 op dat punt juist was. Deze oordelen geven, gelet op hetgeen hiervoor in 4.2.2 is overwogen, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

4.2.4

Die oordelen zijn ook toereikend gemotiveerd. Daarbij verdient nog wel het volgende opmerking. Het Hof heeft in onderdeel 4.8 van zijn uitspraak opgemerkt dat de aangifte IB 2012 er verzorgd uitziet. Die omstandigheid brengt echter niet mee dat de Inspecteur eerder van de juistheid van de aangifte mocht uitgaan. Gelet op de formulering van het Hof - dat deze opmerking laat voorafgaan door het woord “overigens” - moet echter worden aangenomen dat het verzorgde uiterlijk van de aangifte niet dragend is geweest voor zijn oordeel dat de Inspecteur over het voor de navorderingsaanslag benodigde nieuwe feit beschikt.

4.2.5

Gelet op het voorgaande faalt middel 1.

4.3

De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5
Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6
Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.

ECLI:NL:GHSHE:2020:496.

ECLI:NL:PHR:2020:1121.

Vgl. HR 12 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7165, HR 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9082, en HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158