Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken civiel recht overig

ECLI:NL:HR:2024:1475

Op 18 October 2024 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 23/01895, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1475.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
23/01895
Datum uitspraak:
18 October 2024
Datum publicatie:
17 October 2024
Advocaat:
H.J.W Alt;C.G.A. van Stratum

Indicatie

Art. 81 lid 1 RO. Goederenrecht. Gemeenschap. Opzettelijke verzwijging tot gemeenschap behorende goederen; verbeuren aandeel in die goederen aan andere deelgenoot (art. 3:194 lid 2 BW); motivering.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 23/01895

Datum 18 oktober 2024

ARREST

In de zaak van

[de man],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: de man,

advocaat: H.J.W. Alt,

tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: de vrouw,

advocaat: C.G.A. van Stratum.

Procesverloop

1
Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. het vonnis in de zaak C/10/529869 / HA ZA 17-625 van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2018;

b. de arresten in de zaak 200.244.766/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 december 2019 en 14 februari 2023.

De man heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De vrouw heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

Overwegingen

2
Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het beroep;

- veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 18 oktober 2024.