Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken civiel recht overig

ECLI:NL:HR:2025:663

Op 25 April 2025 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 24/00596, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2025:663.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
24/00596
Datum uitspraak:
25 April 2025
Datum publicatie:
24 April 2025
Advocaat:
J.H.M van Swaaij;J.W.M.K. Meijer

Indicatie

Art. 81 lid 1 RO. Financieel recht. Renteswaps. Hof wijst, mede op schending zorgplicht gestoelde, vorderingen van eiseres af. O.m. klachten over oordeel schending zorgplicht, aanvang verjaring en voorbijgaan aan essentiële stellingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 24/00596

Datum 25 april 2025

ARREST

In de zaak van

[Stichting Administratiekantoor] [A],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,

hierna: KvZ,

advocaat: J.H.M. van Swaaij,

tegen

COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,

hierna: Rabobank,

advocaat: J.W.M.K. Meijer.

Procesverloop

1
Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. de vonnissen in de zaak C/13/643696 / HA ZA 18-181 van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2020 en 3 februari 2021;

b. het arrest in de zaak 200.291.976/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 november 2023.

KvZ heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Rabobank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor Rabobank toegelicht door haar advocaat en door M.H.K. Jansen en W.P.J. van Keulen.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

De advocaat van KvZ heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

Overwegingen

2
Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het principale beroep;

- veroordeelt KvZ in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 16.410,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien KvZ deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 25 april 2025.