[verzoeker] baseert zijn stelling dat er sprake is van verwachtingswaarde op het provinciale Uitbreidingsplan van 2004, de Gebiedsvisie van 14 november 2007, de Structuurvisie van 1 oktober 2010, de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant, de Structuurvisie 2012 van de gemeente Steenbergen van januari 2012 en de Structuurvisie 2010 Partiele Herziening vastgesteld op 2 juli 2014. Deze plannen zijn echter, gelet op het in artikel 40c Ow genoemde uitgangspunt, niet geschikt voor de beoordeling of er aanleiding is voor het aannemen van een verwachtingswaarde.
Bij de bepaling van een mogelijke verwachtingswaarde dienen (de plannen voor) het werk waarvoor onteigend wordt, in casu de aanleg van de A4, te worden geëlimineerd. Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken moet worden aangenomen dat vanaf 2002 tot ca. 2006 rekening werd gehouden met een aanleg van de weg aan de westzijde van Steenbergen en dat vanaf maart 2007 duidelijk was dat het tracé aan de westzijde van Steenbergen zou worden aangelegd.
Uit de planvorming van vóór het moment dat de plannen voor de aanleg van de Rijksweg A4 westelijk langs Steenbergen vorm kregen, waarbij dus moet worden teruggegaan tot 2001/2002, volgt dat (de onteigening weggedacht) de uitbreiding van het bedrijventerrein Reinierpolder richting het westen en zuidwesten zou hebben plaatsgevonden en niet in de richting van het perceel van [verzoeker] . De rechtbank onderschrijft dan ook de opvatting van de deskundigen dat er op de peildatum geen verwachtingswaarde was.