Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/301406 / HZ ZA 16-189 van de rechtbank Gelderland van 2 november 2016, 13 december 2017, 22 augustus 2018 en 14 november 2018;
b. de arresten in de zaken 200.259.318 en 200.260.081 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 september 2019, 3 augustus 2021, 7 juni 2022 en 12 september 2023, aangevuld bij arrest van 5 december 2023.
[eiser] heeft tegen de arresten van 7 juni 2022 en 12 september 2023 van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft tegen de arresten van 3 augustus 2021, 7 juni 2022 en 12 september 2023 incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.