In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1. Deze komen, samengevat, op het volgende neer.
(i) De huurders huren ieder woonruimte (een studio) in een groot pand in Amsterdam dat door Change=Amsterdam is ontwikkeld.
(ii) Change=Beheer is de beheerder van het pand.
(iii) De huurders zijn op grond van de huurovereenkomst servicekosten verschuldigd.
(iv) Daarnaast hebben de huurders een aparte dienstenovereenkomst met Change=Beheer gesloten voor de levering van ‘community-diensten’ tegen extra betaling.
(v) Op 1 september 2020 hebben de huurders de eindafrekening voor de servicekosten over 2019 ontvangen.
(vi) De huurders hebben op de voet van art. 7:260 BW tegen deze eindafrekening bezwaar gemaakt bij de huurcommissie en hebben, onder overlegging van die eindafrekening, de huurcommissie verzocht om de verschuldigde servicekosten over 2019 opnieuw vast te stellen.
(vii) Gelijktijdig liep een procedure bij de kantonrechter waarin een van de huurders de geldigheid van de dienstenovereenkomst ter discussie heeft gesteld. In juni 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de dienstenovereenkomst onredelijk is in de zin van art. 7:264 BW en dat de ‘community-diensten’ dienen te worden aangemerkt als servicekosten in de zin van art. 7:237 BW. (Voetnoot 1) Naar aanleiding van dit vonnis hebben Change= c.s. aan de huurders een herziene eindafrekening servicekosten 2019 gestuurd, waarin ook de community-diensten zijn opgenomen.
(viii) De huurcommissie heeft geen acht willen slaan op die herziene eindafrekening, omdat deze te laat was overgelegd.