Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Cassatie Goederenrecht

30 juni 2023
ECLI:NL:HR:2023:1010

Op 30 juni 2023 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van goederenrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 21/05249, bekend onder ECLI code ECLI:NL:HR:2023:1010. De betrokken advocaat was P.A. Fruytier.

Soort procedure
Instantie
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
21/05249
Datum uitspraak
30 juni 2023
Datum gepubliceerd
30 juni 2023
Vindplaatsen
  • JIN 2023/123 met annotatie van mr. R.J.G. Mengelbe
  • NJB 2023/1778
  • RvdW 2023/756
  • RVR 2023/74
Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 21/05249

Datum 30 juni 2023

ARREST

In de zaak van

1.

[eigenaar perceel 4]
,

wonende te

[woonplaats]
,

hierna:

[eigenaar perceel 4]
,

2.

[eiseres 2]
,

wonende te

[woonplaats]
,

EISERS tot cassatie,

hierna gezamenlijk:

[eisers]
,

advocaat: P.A. Fruytier,

tegen

[eigenaar perceel 2]
,

wonende te

[woonplaats]
,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna:

[eigenaar perceel 2]
,

niet verschenen.

1
Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. de vonnissen in de zaak C/18/177139 / HA ZA 17-148 van de rechtbank Noord-Nederland van 28 maart 2018 en 29 mei 2019;

b. de arresten in de zaak 200.270.271/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 augustus 2020 en 28 september 2021.

[eisers]
hebben tegen het arrest van het hof van 28 september 2021 beroep in cassatie ingesteld.

Tegen

[eigenaar perceel 2]
is verstek verleend.

De zaak is voor

[eisers]
toegelicht door hun advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van

[eisers]
heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2
Uitgangspunten en feiten
2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i)

[eisers]
zijn sinds 1 februari 2008 de eigenaren van een met een woonhuis bebouwd perceel (hierna: perceel 4) te
[plaats]
.

(ii)

[eigenaar perceel 2]
is sinds 22 juli 2015 eigenares van een aangrenzend perceel, ook met woonhuis, een voormalige school (hierna: perceel 2).

(iii) Tot voor kort was een strook grond die kadastraal tot het perceel van

[eigenaar perceel 2]
behoort, van de rest daarvan afgescheiden door de muur van een fietsenstalling (ook wel ‘betonschutting’ genoemd) die zich op dat perceel bevond. Deze strook (hierna: de strook) stond in open verbinding met het perceel van
[eisers]

2.2

[eigenaar perceel 2]
vordert in dit geding
[eisers]
te veroordelen tot ontruiming van de strook.
[eigenaar perceel 4]
vordert in reconventie onder meer een verklaring voor recht, samengevat, dat hij eigenaar is van de strook. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij de eigendom van de strook heeft verkregen door overdracht(en) in aansluiting op verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring ten gunste van zijn rechtsvoorgangers
[rechtsvoorganger 1]
(1960-1983),
[rechtsvoorganger 2]
(1983-2002) dan wel
[rechtsvoorganger 3]
(2002-2008).

2.3

De rechtbank heeft de vordering van

[eigenaar perceel 2]
toegewezen en die van
[eigenaar perceel 4]
afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het als volgt overwogen:

“3.5 De rechtbank heeft overwogen dat voor de beantwoording van de vraag of rechtsvoorgangers van

[eisers]
het exclusieve bezit van de strook grond hebben gehad, mede van belang is of die strook toegankelijk was vanaf
[perceel 2]
. Die vaststelling is juist: als die strook toegankelijk was – wat van belang kan zijn voor het onderhoud van de achterzijde van de fietsenstalling die hoort bij perceel (…) 2 – dan ligt het niet voor de hand de eigenaar van het buurperceel als bezitter aan te merken. Omgekeerd is het echter geen doorslaggevend argument om die conclusie wel te trekken als de strook vanaf nr. 2 niet toegankelijk is geweest. Het was immers de eigenaar van dat perceel die ervoor heeft gekozen een strook eigen grond vrij te laten bij de bouw van de fietsenstalling. Daardoor is weliswaar een feitelijke, bebouwde begrenzing ontstaan die niet overeenkwam met de kadastrale erfgrens, maar dat leidt nog niet tot bezit van de eigenaar van het aangrenzende erf. Dat is ook niet het geval als deze zijn tuin overeenkomstig die begrenzing, onbelemmerd door zijn buren, heeft ingericht, gebruikt en onderhouden. Dat is zelfs niet het geval als hij daarbij te goeder trouw heeft gehandeld.

3.6

Dit is echter wel de kern van de grieven. In onderdeel 26 vatten

[eisers]
het zo samen: de opvolgende eigenaren van het perceel (…) 4 hebben de strook vanaf 1960 of zelfs eerder ‘onafgebroken, ondubbelzinnig én exclusief’ in bezit en in gebruik gehad; zij hebben de strook ‘gebruikt als eigen grond/tuin, zonder dat een ander hen dat gebruik en bezit belette en/of daar inbreuk op maakte en/of enige termijn heeft gestuit’. Zoals gezegd, is het onjuist om alleen hieruit te concluderen dat sprake is geweest van het vereiste bezit in juridische zin.

3.7

Om terug te komen op de toegankelijkheid van de strook: de rechtbank heeft uiteindelijk, op grond van de afgelegde getuigenverklaringen, geconcludeerd dat de strook vanaf nr. 2 niet toegankelijk was, en daarvan (al dan niet provisorisch) was afgescheiden. Die conclusie trekt het hof ook – maar, zoals gezegd, dat betekent niet dat rechtsvoorgangers van

[eisers]
alleen al om die reden als bezitter van de strook kunnen worden aangemerkt. Met die constatering ontvalt het belang aan de discussie over de vraag of er op enig moment wel een doorgang is geweest (wat
[eisers]
bestrijden) en overigens ook of zich op de strook een tegelpad bevond.

[eigenaar perceel 4]
heeft geen bezitsdaden aangevoerd

3.8

Net als het hof heeft de rechtbank dit alles tot uitgangspunt genomen.

[Z]
ij heeft daarom terecht aan de orde gesteld of rechtsvoorgangers van
[eisers]
zich op een naar buiten toe kenbare wijze als bezitter van de grond hebben gemanifesteerd. De conclusie dat daarvan niet is gebleken, deelt het hof. In hoger beroep is daar geen verandering in gekomen: nog steeds wijst niets erop dat enige rechtsvoorganger van
[eisers]
op enig moment bezitsdaden ten aanzien van de strook heeft verricht.”

3
Beoordeling van het middel
3.1

Met onderdeel 1 van het middel bestrijden

[eisers]
het oordeel van het hof dat de rechtsvoorgangers van
[eisers]
de strook niet in bezit hebben genomen.

Onderdeel 1.5 klaagt dat het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting door in rov. 3.5 te overwegen dat ook als de rechtsvoorgangers van

[eisers]
de tuin overeenkomstig de feitelijke, bebouwde begrenzing, onbelemmerd door hun buren, hebben ingericht, gebruikt en onderhouden, dat nog niet leidt tot bezit van de strook.

Onderdeel 1.8 klaagt dat het oordeel van hof onbegrijpelijk is gemotiveerd, onder meer in het licht van de stelling van

[eisers]
dat het perceel mét strook door
[rechtsvoorganger 1]
is verkocht en geleverd aan
[rechtsvoorganger 2]
, door
[rechtsvoorganger 2]
aan
[rechtsvoorganger 3]
, en door
[rechtsvoorganger 3]
aan
[eisers]
, en dat
[rechtsvoorganger 3]
bij monde van zijn verkoopmakelaar heeft verklaard dat de feitelijke situatie conform de juridische situatie was.

3.2.1

De hiervoor in 2.3 weergegeven overwegingen van het hof komen op het volgende neer. Voor de beantwoording van de vraag of de rechtsvoorgangers van

[eisers]
het exclusieve bezit van de strook grond hebben gehad, is mede van belang of die strook toegankelijk was vanaf het perceel dat nu eigendom is van
[eigenaar perceel 2]
. De afsluiting van de strook vanuit het perceel van
[eigenaar perceel 2]
betekent echter niet dat de eigenaar van het aangrenzende perceel als bezitter kan worden aangemerkt. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat de rechtsvoorgangers van
[eisers]
zich op een naar buiten toe kenbare wijze als bezitter van de strook hebben gemanifesteerd. Het hof verwijst daarbij naar de overweging van de rechtbank dat uit verklaringen van door de rechtbank gehoorde getuigen blijkt dat de strook dichtbegroeid was en niet uitnodigde om er te gaan kijken en dat het onderhoud aan de begroeiing op de strook niet door
[rechtsvoorganger 2]
(een rechtsvoorganger van
[eisers]
), maar in opdracht van de toenmalige schooldirectie halfjaarlijks werd verricht, ook in de periode direct voorafgaand aan de eigendomsverkrijging door
[eisers]

3.2.2

Deze overwegingen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zijn toereikend gemotiveerd en dragen zelfstandig het oordeel dat de rechtsvoorgangers van

[eisers]
de strook niet in bezit hebben genomen. De klacht in onderdeel 1.5 dat niet juist is de overweging dat het onbelemmerd gebruiken en onderhouden van de tuin overeenkomstig de feitelijke begrenzing onvoldoende is voor inbezitneming, kan daarom niet tot cassatie leiden.

3.2.3

Ook onderdeel 1.8 kan niet tot cassatie leiden. In het oordeel van het hof dat niet is gebleken dat de rechtsvoorgangers van

[eisers]
zich op een naar buiten toe kenbare wijze als bezitter van de strook hebben gemanifesteerd, ligt besloten dat het door de rechtsvoorgangers van
[eisers]
verkopen en leveren van perceel 4 terwijl de aangrenzende strook was voorzien van de hiervoor bedoelde feitelijke afscheiding, en de verklaring van de makelaar van
[rechtsvoorganger 3]
, in de hiervoor in 3.2.1 weergegeven omstandigheden van dit geval onvoldoende zijn voor de conclusie dat de rechtsvoorgangers van
[eisers]
een als bezit aan te merken heerschappij over de grond hebben uitgeoefend. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering.

3.3

De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4
Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het beroep;

- veroordeelt

[eisers]
in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van
[eigenaar perceel 2]
begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 30 juni 2023.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9124.

Voetnoten weggelaten.

Vgl. HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1268, rov. 3.4.2.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158