Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken mededingingsrecht

ECLI:NL:HR:2020:1490

Op 25 September 2020 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van mededingingsrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 19/02128, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2020:1490.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
19/02128
Datum uitspraak:
25 September 2020
Datum publicatie:
23 September 2020
Advocaat:
J.F. de Groot

Indicatie

Art. 81 lid 1 RO. Mededinging. Onrechtmatige daad. Ambtshalve toetsing aan art. 102 VWEU?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/02128

Datum 25 september 2020

ARREST

In de zaak van

1. De rechtspersoon naar Duits recht [eiseres 1],gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [eiser 2],wonende te [woonplaats],

EISERS tot cassatie,

hierna gezamenlijk: [eisers],

advocaat: J.F. de Groot,

tegen

1. De publiekrechtelijke rechtspersoon BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,gevestigd te Utrecht,

2. De publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE LIMBURG,

zetelende te Maastricht,

VERWEERDERS in cassatie,

hierna gezamenlijk: de Provincie c.s.,

advocaten: J.W.H. van Wijk en aanvankelijk ook M.E.M.G. Peletier.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

de vonnissen in de zaak C/03/195533/HA ZA 14-512 van de rechtbank Limburg van 22 juli 2015 en 8 februari 2017;

de arresten in de zaak 200.220.842/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 juli 2018 en 29 januari 2019.

[eisers] hebben tegen het arrest van 29 januari 2019 van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De Provincie c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Pfeiffer c.s. mede door M.C. van Heezik.

De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

Overwegingen

2
Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie c.s. begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren G. Snijders, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 25 september 2020.