Hoge Raad, cassatie personen- en familierecht

ECLI:NL:HR:2005:AT8248

Op 14 October 2005 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is R04/123HR, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2005:AT8248.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
R04/123HR
Datum uitspraak:
14 October 2005
Datum publicatie:
4 April 2013
Advocaat:
mr. A.J. van Steensel
Verwijzingen:
Verdrag inzake de rechten van het kind 19, Verdrag inzake de rechten van het kind 3, Verdrag inzake de rechten van het kind, New York, 20-11-1989 19, Verdrag inzake de rechten van het kind, New York, 20-11-1989 3, Wet op de rechterlijke organisatie 81

Indicatie

Ouderlijk gezag na echtscheiding, hoofdverblijf van minderjarig kind, onderzoek naar psychische gesteldheid van de moeder, nader deskundigenbericht, beleidsvrijheid feitenrechter, 81 RO.

Uitspraak

14 oktober 2005

Eerste Kamer

Rek.nr. R04/123HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De man],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. A.J. van Steensel,

t e g e n

[De vrouw],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 9 december 2002 gedateerd verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de rechtbank te Utrecht en verzocht echtscheiding tussen hem en verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - uit te spreken, alsmede te bepalen dat de vrouw zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van der partijen kind en in de kosten van het levensonderhoud van de man.

De vrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de verzochte echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen bestreden. Bij wege van zelfstandig verzoek heeft de vrouw de rechtbank - kort weergegeven - verzocht te bepalen dat het kind van partijen zijn dagelijks verblijf bij haar zal hebben en dat een omgangsregeling voor de man wordt vastgesteld en de man partner- en kinderalimentatie betaalt.

De man heeft de zelfstandige verzoeken van de vrouw bestreden.

De rechtbank heeft bij beschikking van 30 juli 2003 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en voor het overige iedere verdere beslissing aangehouden. Nadat de raad voor de kinderbescherming schriftelijk had gerapporteerd, heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 21 januari 2004, uitvoerbaar bij voorraad, beslist dat het kind zijn gewone verblijfplaats bij de vrouw zal hebben, een omgangsregeling voor de man vastgesteld zoals omschreven in deze beschikking, en het meer of anders verzochte afgewezen.

Tegen deze eindbeschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Bij beschikking van 12 augustus 2004 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vrouw is in cassatie niet verschenen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot

beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.