Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2016:1329
Op 28 June 2016 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 14/06569, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2016:1329.
Formele relaties:
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:541, Gevolgd
Indicatie
Voorlezing van stukken ex art. 301.4 Sv. CAG: Het middel dat klaagt dat het hof i.s.m. art. 301 Sv ten bezware van verdachte acht heeft geslagen op stukken, waaronder de b.m. zoals gebezigd in de aantekening mondeling arrest en het UJD, faalt. Ten aanzien van de stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs is de verdachte niet in zijn belang geschaad vanwege de bekennende verklaring van de verdachte. Voorts ligt in de inhoud van het p-v van de tz. voldoende besloten dat de korte inhoud van het uittreksel aan de verdachte is voorgehouden. HR: 81.1 RO.
Uitspraak
28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 14/06569
MD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 17 december 2014, nummer 21/000280-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte]
, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Overwegingen
2
Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016.