Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2023:935
Op 20 June 2023 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 23/00640, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:935.
Indicatie
Beklag, beslag in Nederland i.h.k.v. rechtshulpverzoek van Verenigde Staten op computer in bedrijf van klager en 2 crypto-wallets onder klager t.z.v. verdenking van moord op 5-9-1992 in Mountain View (Californië) op vriendin van huisgenoot van klager, art. 552a en 5.1.11 Sv. Toegepaste maatstaf. Kon Rb oordelen dat computer en crypto-wallets mogelijk kunnen dienen om waarheid aan de dag te brengen en/of om w.v.v. aan te tonen?
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/00640 Br
Datum 20 juni 2023
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2023, nummer RK 22-022806, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de klager.
Procesverloop
1
Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Overwegingen
2
Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2023.