Hoge Raad, cassatie strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2013:777

Op 24 September 2013 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 12/05731, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2013:777.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
12/05731
Datum uitspraak:
24 September 2013
Datum publicatie:
24 September 2013
Formele relaties:
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:826, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2012:3541, Niet ontvankelijk

Indicatie

HR: 80a RO.

Uitspraak

24 september 2013

Strafkamer

nr. 12/05731

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 november 2012, nummer 21/000938-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1
Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

Overwegingen

2
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Beslissing

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2013.