Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 mei 2020, voor zover inhoudende:
Op 26 april 2020 zat ik in de auto van mijn moeder, samen met [betrokkene 1] . We waren onder invloed van lachgas. Ik was verbaal agressief. Toen de cilinder werd leeggemaakt, werd ik agressief. Ik weet nog dat ik aangehouden werd en gepepperd ben. Bij de ingang naar het cellencomplex heb ik mijn keel geschraapt en gespuugd. Ik wist van de ernst van corona en dat het virus verspreid kan worden via speeksel door de lucht. Corona speelde op 26 april al een tijdje. Ik heb het er vaak met mijn moeder over gehad.
2. Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 29 april 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergeven:
Ik stond die ochtend, (het hof begrijpt 26 april 2020), met mijn auto op een parkeerplaats. Op een gegeven moment kwam er een politieauto ter plaatse. Er ontstond een woordenwisseling tussen mij en de verbalisanten. Ik werd zo boos. Ik was onder invloed van alcohol en lachgas. Op een gegeven moment mocht ik gewoon vertrekken. Ik ben weggelopen, maar deed toen net alsof ik iets van plan was. Daarna ben ik aangehouden.
3. Een proces-verbaal bevindingen proces-verbaalnummer PL2300-2020063920-4, d.d. 26 april 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, [verbalisant 1] , brigadier van politie, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, voor zover inhoudende als relaas en verrichtingen van de betreffende verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zondag 26 april 2020 omstreeks 04.40 uur reden wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] , over het Stadionplein ter hoogte van hotel [A] in Maastricht. Wij zagen een donkere Seat Leon midden op de kruising staan voor het RDW gebouw en de parkeerplaats gelegen aan het Stadionplein. Wij zagen dat dit voertuig al een aantal minuten stilstond met de verlichting brandend. Bij het naderen van de Seat Leon zagen wij dat er ter hoogte van waar normaal een persoon zit een tweetal ballonnen zichtbaar waren. Bij het uitstappen hoorden wij luide muziek uit de richting van voornoemd voertuig. Toen wij dichterbij kwamen, zagen wij twee personen in het voertuig zitten en we hoorden de motor draaien. Bestuurder was de voor ons ambtshalve bekende [verdachte] . Beide inzittenden hadden een ballon in hun mond en deze ballon was gevuld. Beide mannen reageerden bij aanspreken niet op ons. Ik, [verbalisant 5] , zag een gas-cilinder tussen de benen van de bijrijder staan. Ik, [verbalisant 1] , heb de ballon bij de bestuurder uit de mond getrokken. Vervolgens heb ik de motor afgezet en de autosleutel uit het contact gehaald. Na herkenning van de bestuurder heb ik een patrouille erbij gevraagd. Uit ervaring weten wij dat [verdachte] agressief kan worden en dat de situatie snel kan escaleren. Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] , hebben de bestuurder medegedeeld dat hij niet meer verder mocht en uit het voertuig moest. Hierop reageerde hij direct verbaal agressief. Wij zagen dat [verdachte] uit het voertuig stapte. We hoorden [verdachte] schreeuwen dat hij met ons wilde vechten. We waren mietjes, kankerlijers en flikkers. Wij zagen dat er een opvallende patrouille ter plaatse kwam. Wij zagen dat [verdachte] zich direct richtte op de nieuwe collega’s die erbij kwamen. Wederom begon [verdachte] te schelden met enge ziektes. Ik, [verbalisant 1] , deelde [verdachte] mede dat hij zijn autosleutel later op de dag kon komen ophalen op het bureau. Hierop werd [verdachte] nog agressiever. Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] op zoek ging naar iets. Uiteindelijk zagen wij dat [verdachte] met een klinker in de richting van ons gelopen kwam. Hij heeft hiermee meermaals een zwaaiende beweging gemaakt naar ons dienstvoertuig. Ik, [verbalisant 1] , heb deze klinker uit zijn hand geslagen. Ik, [verbalisant 2] , heb vervolgens de cilinder, vermoedelijk gevuld met lachgas, leeg laten lopen. Wij, verbalisanten, hoorden dat [verdachte] opnieuw begon te schreeuwen en verbaal agressief werd. Hierbij kwam hij telkens dreigend op ons af gelopen en daagde ons uit om met ons te vechten en schold ons wederom uit met allerlei enge ziektes.
Vervolgens zagen wij dat beide personen weg liepen. De hondengeleider die inmiddels ook ter plaatse was reed stapvoets met zijn opvallend dienstvoertuig achter het duo aan. Wij hoorden dat de hondengeleider via de portofoon doorgaf dat [verdachte] weer een steen had gepakt. Wij zijn vervolgens allen in ons dienstvoertuig gestapt om te vertrekken. Ik, [verbalisant 2] , zag dat [verdachte] via de berm in de richting van de rijbaan kwam gelopen waarover wij reden. Ik zag dat [verdachte] zijn handen op zijn rug hield en bij het naderen van [verdachte] zag ik dat hij een beweging met zijn arm maakte alsof hij iets naar ons wilde gooien. Ik reageerde op deze beweging door mijn arm voor mijn hoofd te brengen om deze te beschermen. Ik dacht echt dat hij zou gooien omdat hij hiermee zojuist al een paar keer had gedreigd. Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] , zagen dat de collega [verbalisant 2] in dat voertuig schrok en haar arm voor haar gezicht hield om deze te beschermen. Vervolgens is [verdachte] aangehouden.
4. Een proces-verbaal bevindingen proces-verbaalnummer PL2300-2020063920-5, d.d. 26 april 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door [ verbalisant 3] , inspecteur van politie, [verbalisant 4] , brigadier van politie, [verbalisant 1] , voornoemd, [verbalisant 7] , hoofdagent van politie, [verbalisant 5] , voornoemd en [verbalisant 6] , aspirant van politie, voor zover inhoudende als relaas en verrichtingen van de betreffende verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zondag 26 april 2020 omstreeks 04.55 uur bevonden wij ons in het cellencomplex van het politiebureau aan de Prins Bisschopsingel te Maastricht, naar aanleiding van de aanhouding van [verdachte] . Ik, [verbalisant 1] , verleende nazorg aan [verdachte] daar hij voorafgaande aan zijn aanhouding werd gepepperd. Ik, [verbalisant 1] , begeleidde verdachte [verdachte] naar de oogdouche. Deze oogdouche zorgt er voor dat de ogen van verdachte schoongespoeld worden. Vervolgens zagen wij dat verdachte [verdachte] rechtop ging staan. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 7] , begeleidden [verdachte] naar het trapje welke toegang verschaft tot het cellencomplex. Wij, [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [ verbalisant 3] , stonden voor de ingang van het cellencomplex en zagen dat [verbalisant 7] en [verbalisant 1] samen met [verdachte] naar het trapje liepen. Wij zagen dat [verdachte] naar ons keek en wij hoorden [verdachte] gorgelen. Wij zagen dat [verdachte] vervolgens een dikke klodder speeksel uitspuugde in onze richting en ons hierbij aankeek. Wij zagen dat de afstand tussen ons en [verdachte] om en nabij de 3 à 4 meter betrof. Wij zagen dat deze klodder ongeveer op 2 meter voor ons op de grond belandde. Gezien de ernst van de situatie met betrekking tot het COVID-19 virus, maakten wij ons zorgen voor onze gezondheid, dit in verband met een eventuele besmetting met het coronavirus. Het is voor ons onduidelijk of de verdachte is geïnfecteerd met het coronavirus. Mede gezien het feit dat de nevel van het speeksel een grotere spreiding heeft dan daar waar het speeksel voor onze voeten op de grond terecht kwam.”