Hoge Raad, cassatie strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2023:82
Op 24 January 2023 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21/02452, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:82.
Indicatie
Cassatieberoep te laat ingesteld, art. 432.1.c Sv.
Volgens stukken heeft verdachte zich op tz. van hof o.g.v. art. 279.1 Sv laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat. Daarom had cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen 14 dagen na einduitspraak van hof van 26-5-2021. Beroep is echter pas ingesteld op 10-6-2021. Om die reden kan HR cassatieberoep van verdachte niet in behandeling nemen.
Verdachte n-o. Samenhang met 21/02249 en 21/02250.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02452
Datum 24 januari 2023
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2021, nummer 21-001345-20, in de strafzaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.
Procesverloop
1
Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
Overwegingen
2
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Volgens de stukken heeft de verdachte zich op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 op grond van artikel 279 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat. Daarom had het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 26 mei 2021. Het beroep is echter pas ingesteld op 10 juni 2021. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.
Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2023.