Parket bij de Hoge Raad, strafrecht overig

ECLI:NL:PHR:2023:164

Op 7 February 2023 heeft de Parket bij de Hoge Raad een procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21/01795, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:PHR:2023:164.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21/01795
Datum uitspraak:
7 February 2023
Datum publicatie:
8 February 2023
Formele relaties:
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:475

Indicatie

Conclusie AG. Samenhangende Peek. Cassatieberoep n-o.

Uitspraak

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 21/01795

Zitting 7 februari 2023

CONCLUSIE

B.F. Keulen

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,

hierna: de verdachte

De verdachte is bij arrest van 16 april 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en vijfde lid, en 10a, eerste lid van de Opiumwet’ veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.

Er bestaat samenhang met de zaken 21/01721, 21/01722, 21/01747, 21/01874, 21/01878 en 21/01895. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.

Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 22 september 2021 betekend. De gerechtelijke brief is op die dag uitgereikt aan een medewerker van het parket van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad en als gewone brief verzonden naar het adres [a-straat 1] , [plaats] . In de schriftelijke volmacht bij de akte cassatie is dit als het adres van verdachte vermeld. Uit de informatiestaat SKDB-persoon van verdachte blijkt dat van de verdachte geen adres in Nederland bekend is. Als adres is ook in de SKDB-staat vermeld: [a-straat 1] , [plaats] . Met de verzending aan dat adres is voldaan aan de eis van art. 36e, derde lid, Sv. (Voetnoot 1)

4. Art. 437, tweede lid, Sv bepaalt dat de verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht is binnen twee maanden nadat de in art. 435, eerste lid, Sv bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur houdende zijn middelen van cassatie te doen indienen. Nu dit voorschrift niet in acht is genomen kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.

5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het ingestelde beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoot

Voetnoot 1

Vgl. ook art. 5, tweede lid, onder c, Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, Trb. 2000, 96. Ik merk nog op dat de brief niet als onbestelbaar retour is gekomen (HR 13 september 2022, ECLI:NL:HR:20222:1251).